Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
wonende in [adres],
eiser,
statutair gevestigd in[adres],
gemachtigde: mr. B.M. Stroetinga, advocaat te Eindhoven.
1.Het verloop van de procedure
2.De feiten
c. Blijkens de Gemeentelijke Basisadministratie is [eiser] met ingang van 3 april 2012 woonachtig in [adres]
12 april 2012 tot 12 mei 2012 betaald en op 14 mei 2012 de premie voor de periode van
12 mei 2012 tot 12 juni 2012.
“Uw Ford FIESTA met het kenteken LHDR56 is (tijdelijk) onverzekerd door betalingsachterstand(en)”
“(…) Wij hebben u meerdere keren laten weten dat u een betalingsachterstand heeft van uw autoverzekering. Het gaat om uw Ford FIESTA met het kenteken LHDR56. Omdat u nog niet betaald heeft, hebben wij de dekking van uw autoverzekering per dagtekening van deze brieftijdelijk stopgezet. Dit staat ook in onze polisvoorwaarden. GevolgenDit betekent dat u:- bij een voorval waarvoor u aansprakelijk bent, geen aanspraak kunt maken op de dekking van uw [gedaagde] autoverzekering. De kosten van schade zoals blikschade en eventuele letselschade kunnen erg oplopen;- strafbaar bent omdat u niet voldoet aan uw wettelijke verzekeringsplicht voor uw voertuig; - het risico loopt een boete te krijgen bij een politiecontrole, het risico dat uw auto in beslag wordt genomen, of zelfs dat u door Officier van Justitie wordt gedagvaard. (…) Hebben wij uw betalinguiterlijk 11 mei 2012niet op onze rekening staan? Danzeggen wij uw autoverzekering op. (…)”
“Uw autoverzekering voor uw Ford FIESTA met het kenteken LHDR56 is beëindigd.”
“ (…) Wij hebben u meerdere keren herinnerd aan uw betalingsachterstand van uw autoverzekeringspremie. Het gaat om uw Ford FIESTA met het kenteken LHDR56. De dekking van uw autoverzekering is stopgezet (…) Omdat u nog niet betaald heeft, hebben wij uw autoverzekering per direct beëindigd. Dit staat ook in onze polisvoorwaarden.Uw auto is niet meer verzekerd is bij [gedaagde].(…)”h. Op of omstreeks 9 juli 2012 heeft [eiser] van het CJIB een beschikking ontvangen waarbij aan hem een administratieve sanctie is opgelegd van € 396,- vanwege het feit dat voor zijn auto op 16 mei 2012 geen WA-verzekering was afgesloten en in stand gehouden.
3.De vorderingen en het verweer
12 december 2011 gesloten ten onrechte door [gedaagde] is beëindigd, op grond waarvan [gedaagde] gehouden is aan hem alsnog dekking te verlenen voor de schade die hij heeft geleden, thans nog lijdt en/of in de toekomst nog zal lijden ten gevolge van het ongeval dat op 25 mei 2012 heeft plaatsgevonden;
IV. [gedaagde] te veroordelen aan hem te betalen de schade die hij ten gevolge van de onterechte beëindiging van de verzekeringsovereenkomst heeft geleden ten bedrage van
€ 1.084,50 (hoofdsom), althans te beslissen dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de door hem geleden schade en te beslissen dat de omvang van de aan hem toe te kennen somma ten titel van schadevergoeding nader zal worden opgemaakt bij staat en vereffend volgens de wet;
18 mei 2012 de verzekeringsovereenkomst op onterechte gronden heeft beëindigd. Beweerdelijk door [gedaagde] verzonden e-mailberichten of brieven hebben [eiser] niet bereikt. Aldus geldt dat [eiser] geen herinnering of aanmaning heeft ontvangen. [gedaagde] was dan ook niet bevoegd de dekking van de verzekering van [eiser] te schorsen en vervolgens te beëindigen.
e-mail van 3 mei 2012 bevestigd dat de dekking geschorst zou gaan worden als (opnieuw) niet tijdig zou worden betaald. Vervolgens heeft [gedaagde] [eiser] bij brief van 18 mei 2012 bericht dat de verzekeringsovereenkomst was beëindigd (zie de punten 10 tot en met 14 van de dagvaarding).
4.De beoordeling
12 maart 2012 niet heeft kunnen plaatsvinden en dat betaling voor die periode door [eiser] ook na 12 maart 2012 is uitgebleven.
“Het niet nakomen van de verplichting tot betaling van de vervolgpremie kan eerst leiden tot beëindiging of schorsing van de verzekeringsovereenkomst of de dekking, nadat de schuldenaar na de vervaldag onder vermelding van de gevolgen van het uitblijven van betaling vruchteloos is aangemaand tot betaling binnen een termijn van 14 dagen, aanvangende de dag na aanmaning.”
- toen betaling uit bleef - de in rechtsoverweging 2 onder f. genoemde schorsingsbrief van
2 mei 2012 aan [eiser] heeft gezonden, gevolgd op 18 mei 2012 door de in rechtsoverweging 2 onder g. genoemde beëindigingsbrief.
Allereerst geldt dat de in rechtsoverweging 2 onder f. genoemde schorsingsbrief van 2 mei 2012, waarin de beëindiging van de verzekering wordt aangekondigd, een betalingstermijn van 9 dagen kent, terwijl de wet 14 dagen voorschrijft. Daarnaast draagt [gedaagde] ook voor de ontvangst van deze brief door [eiser] de bewijslast. Deze brief is een mededeling als bedoeld in artikel 7:933 lid 1 BW en moet worden gedaan aan degene die de premie verschuldigd is, in casu [eiser]. Ingevolge het bepaalde in artikel 3:37 lid 3 BW werkt de mededeling eerst wanneer zij de geadresseerde heeft bereikt. [eiser] heeft betwist dat hij de brief van 2 mei 2012 heeft ontvangen. [gedaagde] heeft gesteld dat zij deze brief per gewone post naar het adres [adres] heeft gestuurd. Vast staat echter dat [eiser] vanaf 3 april 2012 woonachtig was op de Jozef Israëlsstraat 31 inTilburg.
Nu [gedaagde] de brief niet aangetekend heeft verzonden en vóór verzending kennelijk evenmin de Gemeentelijke Basisadministratie heeft geraadpleegd, dienen de gevolgen daarvan naar het oordeel van de kantonrechter voor haar rekening en risico te komen.
“de woonplaats van de verzekeringnemer, zoals opgegeven aan [gedaagde]. De woonplaats omvat niet de andere plaatsen die binnen dezelfde gemeente vallen.”In de door [gedaagde] overgelegde geldende polisvoorwaarden Auto 004 (productie 13 bij de dagvaarding, bijlage 3) heeft de kantonrechter die bepaling echter niet kunnen terugvinden. Artikel 4 van die voorwaarden (met als opschrift
“Wat doet u als u schade heeft”) luidt ook volstrekt anders.
“Alle mededelingen waartoe de bepalingen van deze titel of de overeenkomst de verzekeraar aanleiding geven, geschieden schriftelijk. De verzekeraar kan zich daarbij houden aan de laatste hem bekende woonplaats van de geadresseerde”) kan dat beroep [gedaagde] evenmin baten. Immers bij gebreke van de aangetekende verzending van de brief van 2 mei 2012 (en hetzelfde geldt overigens ook voor de hierboven in rechtsoverweging 2 onder g. genoemde beëindigingsbrief van 18 mei 2012) is in deze procedure niet komen vast te staan dát deze brief is verzonden én dat deze vervolgens het oude adres van [eiser] ook heeft bereikt. Aan risicotoedeling, zoals door [gedaagde] bepleit, wordt onder deze omstandigheden niet toegekomen. In noot 7 van de conclusie van dupliek heeft [gedaagde] nog opgemerkt dat aangetekend verzenden van een brief niet meer bewijs oplevert dan dat de brief aan de post is aangeboden, maar niet (langer) van de ontvangst daarvan. Het is de kantonrechter ambtshalve echter bekend dat die stelling onjuist is (zie ook de website van www.post.nl onder “aangetekende brief” waaruit blijkt dat aangetekend versturen de zekerheid biedt van een verzendbewijs én een ontvangstbevestiging).
Bij conclusie van dupliek heeft [gedaagde] nog aangevoerd dat zij niet gehouden is de vordering van het Waarborgfonds te voldoen omdat zij als WAM-verzekeraar gerechtigd is zelf een beeld te vormen over de pretense aansprakelijkheid van haar verzekerde(n).
Dat betoog miskent echter dat [gedaagde] die mogelijkheid met betrekking tot de vordering van het Waarborgfonds zelf heeft laten lopen door dekking meteen vanaf 25 mei 2012 af te wijzen. De vaststelling van de aansprakelijkheid van [eiser] en de aansprakelijkstelling door het Waarborgfonds van [eiser] is daarmee in dit geval een gegeven voor [gedaagde].
Dat bedrag bestaat uit de volgende posten:
a. € 150,- welk bedrag door [eiser] reeds aan het Waarborgfonds is betaald;
4.10.1 De kantonrechter is van oordeel dat alle posten kunnen worden toegewezen, met uitzondering echter van post b., die onvoldoende onderbouwd is. Op de pleegdata waarvoor de administratieve sanctie en de geldboete zijn opgelegd, zijnde 16 mei 2012 respectievelijk
25 mei 2012, had [gedaagde] de verzekeringsovereenkomst immers ten onrechte geschorst respectievelijk beëindigd. In totaal zal dus worden toegewezen het bedrag van € 1.046,-.