ECLI:NL:RBZWB:2015:2953

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 april 2015
Publicatiedatum
7 mei 2015
Zaaknummer
C/02/263768 / HA ZA 13-337
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid gemeente voor kosten van verwijdering en opslag van verontreinigd bluswater na brand bij Chemie-Pack

In deze civiele zaak, die zich afspeelt in het kader van de Wet milieubeheer, vordert de besloten vennootschap Wilchem BV van de gemeente Moerdijk vergoeding van kosten die zijn gemaakt voor de verwijdering en opslag van verontreinigd bluswater na een brand bij Chemie-Pack. De brand, die op 5 januari 2011 uitbrak, leidde tot een grote hoeveelheid bluswater dat moest worden verwijderd om verdere milieuschade te voorkomen. Wilchem stelt dat er een afspraak is gemaakt met de gemeente dat de kosten boven de € 300.000,- door de gemeente zouden worden vergoed. De gemeente ontkent deze toezegging en stelt dat zij niet aansprakelijk is voor de kosten die Wilchem heeft gemaakt. De rechtbank oordeelt dat er geen bewijs is geleverd voor de gestelde toezegging van de gemeente. De vorderingen van Wilchem worden afgewezen, omdat de gemeente niet partij is bij de overeenkomst tussen Wilchem en Chemie-Pack. In reconventie vordert de gemeente betaling van Wilchem voor kosten die zij heeft gemaakt voor de verwerking van het bluswater. De rechtbank oordeelt dat Wilchem onterecht is verrijkt door de gemeente te laten betalen voor kosten die zij zelf had moeten maken. Wilchem wordt veroordeeld tot betaling van € 42.840,- aan de gemeente, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Handelsrecht
Breda
zaaknummer / rolnummer: C/02/263768 / HA ZA 13-337
Vonnis van 15 april 2015
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WILCHEM BV,
gevestigd te Papendrecht,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. L.H.A.M. Andriessen,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE MOERDIJK,
zetelend te Zevenbergen,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. E.H.P. Brans.
Partijen zullen hierna ‘Wilchem’ en ‘de gemeente’ genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 20 augustus 2014 en de daarin genoemde stukken;
  • de brief van mr. Andriessen van 20 november 2014, met productie 36;
  • de aandachtspunten ten behoeve van de comparitie na antwoord van mr. Andriessen;
  • het proces-verbaal van comparitie van 4 december 2014;
  • de brief van mr. Andriessen van 17 december 2014;
  • de brief van mr. Brans van 8 januari 2015.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

in conventie en in reconventie

2.1.
Wilchem vordert in conventie – na wijziging, vermindering en vermeerdering van eis – dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht verklaart dat de gemeente jegens Wilchem gehouden is om ingevolge de in de nacht van 7 op 8 januari 2011 door Chemie-Pack Nederland BV aan Wilchem gegeven opdracht het meerdere boven € 300.000,- exclusief BTW te vergoeden aan Wilchem;
en/of
voor recht verklaart dat Wilchem niet gehouden is tot (terug)betaling van de door de gemeente betaalde facturen van Wilchem en van ATM;
II. de gemeente veroordeelt om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Wilchem te voldoen het bedrag ad € 1.032.841,61 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 februari 2014 tot aan de dag der algehele voldoening;
III. de gemeente veroordeelt om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Wilchem te voldoen de schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de Wet;
IV. met veroordeling van de gemeente in de kosten van het geding, de nakosten advocaat daaronder begrepen.
2.2.
In reconventie vordert de gemeente – na wijziging van eis – dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
a. Wilchem veroordeelt om aan de gemeente te betalen een bedrag van € 430.970,40, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf de dag van betaling door de gemeente, te weten 27 augustus 2012, tot aan de dag van algehele voldoening;
b. Wilchem veroordeelt in de kosten van het geding, met bepaling dat daarover de wettelijke rente verschuldigd zal zijn met ingang van veertien dagen na de datum van het te dezen te wijzen vonnis;
c. Wilchem veroordeelt in de nakosten.
2.3.
Partijen weerspreken elkaars vorderingen.
2.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

3.De beoordeling

in conventie en in reconventie

3.1.
Tussen partijen staan de volgende feiten vast.
3.1.1.
Op 5 januari 2011 is een omvangrijke brand uitgebroken op het bedrijfsterrein van Chemie-Pack Nederland BV (hierna: Chemie-Pack) te Moerdijk. Dit bedrijfsterrein behoort in eigendom toe aan Chemie-Pack Onroerend Goed BV.
3.1.2.
Ten gevolge van deze omvangrijke brand zijn grote hoeveelheden chemicaliën, die bij Chemie-Pack lagen opgeslagen, vermengd met het brandbestrijdingswater (hierna: bluswater) en uitgestroomd over het bedrijfsterrein en de omgeving daarvan.
3.1.3.
Op 7 januari 2011, omstreeks 17.00 uur, heeft een bespreking plaatsgevonden tussen vertegenwoordigers van de gemeente en vertegenwoordigers van Chemie-Pack. Wilchem was hierbij niet aanwezig. Tijdens deze bespreking heeft de gemeente verklaard dat het belang van de openbare orde en veiligheid naar haar inzicht vergde dat het nog aanwezige bluswater onmiddellijk werd verwijderd. Chemie-Pack is door de gemeente met een beroep op het bepaalde in artikel 17 Wet milieubeheer (Wm) en onder aanzegging van het intreden van de gevolgen van onder meer hoofdstuk 17 Wm gesommeerd het bluswater te (doen) verwijderen. Van deze bespreking is een verslag opgemaakt. Voor zover hier van belang is daarin het volgende opgenomen:
“Het is zodanig ernstig door de gegevens die bekend zijn gemaakt ook met betrekking tot het onwel worden van hulpverleners dat het bluswater zo spoedig mogelijk verwijderd dient te worden. Dit meldt loco-burgemeester Punt.
Momenteel is het Waterschap bezig om de sloot in te dammen zodat dit niet in het oppervlaktewater terecht kan komen.
Op het terrein is nog veel water aanwezig. Loco-burgemeester Punt meldt dat de mening van de gemeente is dat dit zo spoedig mogelijk verwijderd dient te worden. Hij zegt: ‘Wij vragen u, sommeren u, om dit zo spoedig mogelijk te gaan doen omdat u daar wettelijk verantwoordelijk voor bent. Deze actie is zo acuut dat de mensen die nu bezig zijn als hulpverleners bescherming dienen te dragen. Daarmee moet rekening gehouden worden. Dit heeft ook te maken met de verdamping van bepaalde stoffen. Zoals gemeld zijn enkele hulpverleners naar het ziekenhuis gebracht met klachten. Met dien verstande is het onze taak om het bluswater te laten verwijderen.’
(…)
De advocaat van Chemie-Pack meldt dat ook het bedrijf wil dat alles zo snel mogelijk wordt opgeruimd. Hij verzoekt nogmaals om namens het college haar schriftelijk te laten weten welke locaties moeten worden ontruimd, wat het opruimen precies inhoudt, dat dit volgens Hoofdstuk 17 Wet Milieubeheer geschiedt en een aanduiding van een termijn. Dit om misverstanden te voorkomen en om in het overleg met de verzekeraar te kunnen gebruiken. (…)
De advocaat van Chemie-Pack zegt: ‘Het is het Waterschap ook gelukt om bestuursdwang op te stellen binnen een zeer korte tijd. Dat moet de gemeente dus ook lukken.’ In verband met de verzekeraar verzoekt hij nogmaals om een brief.
(…)
De advocaat van de gemeente geeft aan dat het totale kostenplaatje nu niet te zien is. Hij meldt dat er nu maatregelen genomen moeten worden. Hij stelt nogmaals voor dat Chemie Pack nu opdracht geeft om de werkzaamheden uit te voeren. Als blijkt dat het niet te betalen is, komt er toch formeel bestuursdwang.
(…)
De advocaat van Chemie-Pack meldt dat zij veel voelen voor de suggestie van de gemeente. Hij stelt voor om namens het bedrijf, in samenspraak met de gemeente, opdracht te geven om te doen wat nodig is. Met dien verstande dat zij alleen garant kunnen staan voor € 300.000,-. Mocht het bedrag hoger worden dan alsnog bestuursdwang inzetten. Op deze manier willen zij het doen.
De advocaat van de gemeente meldt dat dit een goede start is. De gemeente zal samen met het bedrijf contact opnemen met het juiste bedrijf om schoon te gaan maken. Dat bedrijf zal waarschijnlijk financiële zekerheid willen hebben dus men moet goed bedenken hoe daar mee om te gaan.
De gemeente gaat er nu dus vanuit dat Chemie-Pack de opdracht geeft. Op het moment dat blijkt dat Chemie Pack de werkzaamheden niet wil afronden, zal (spoed)bestuursdwang worden toegepast.
(…)
De Advocaat van Chemie-Pack, de heer Van ’t Zelfde, zal de afspraken bevestigen aan de advocaat van de gemeente, de heer Kroon. (…)”
3.1.4.
Op vrijdagavond 7 januari 2011 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen de heren [naam Y] (namens Wilchem), de heer [Naam X] (namens de gemeente) en de heer [Naam Z] (namens Chemie-Pack).
3.1.5.
In de nacht van 7 op 8 januari 2011 heeft Wilchem een plan van aanpak opgesteld. Dit plan van aanpak is onder meer ter beoordeling voorgelegd aan de gemeente in de persoon van de heer [Naam W]. In het plan van aanpak staat achter ‘Opruiming/opslag’ aangekruist ‘restant behandelen conform WM-richtlijnen’ en ‘Afvalstoffen afvoeren naar: ATM Moerdijk’ (hierna: ATM).
3.1.6.
Bij e-mailbericht van 8 januari 2011, verzonden om 02:46 uur, heeft mr. R. van ’t Zelfde, advocaat van Chemie-Pack, aan mr. W. Kroon, advocaat van de gemeente, onder meer het volgende medegedeeld:
“Ter beperking van schade en ook overigens ter voldoening aan hetgeen de wet hieromtrent stelt, vinden zowel de gemeente als cliënte het van belang dat het bluswater op voormelde percelen zo spoedig als mogelijk op een professionele en veilige wijze wordt verwijderd en (al dan niet tijdelijk) elders wordt opgeslagen. In dit kader is afgesproken dat de heer [Naam Z] namens cliënte en de heer [Naam X] (en diens waarnemer [Naam W]) namens de gemeente gezamenlijk op zoek gaan naar een bedrijf dat in staat moet worden geacht om het bluswater te verwijderen. Ten tijde van het schrijven van dit e-mailbericht lijkt het er op dat het Adviesburo Kwaliteits-, Milieu- en Incident Management Wilchem het bedrijf wordt waaraan de opdracht tot verwijdering van het bluswater zal worden verleend. Cliënte zal voormelde opdracht verlenen met dien verstande dat cliënte zich voor wat betreft de betaling van de factuur dan wel facturen van het bedrijf dat de opdracht gaat uitvoeren slechts garant stelt tot betaling van een bedrag van € 300.000,-- exclusief btw. Voor het geval het verwijderen van het bluswater dus meer gaat kosten dan € 300.000,-- zijn gemeente Moerdijk en cliënte overeengekomen dat het meerdere boven € 300.000,-- door de gemeente aan het desbetreffende bedrijf zal worden voldaan. In het verlengde hiervan heeft cliënte de gemeente in overweging gegeven om voor de verwijdering van het bluswater, voor zover dat qua kosten de € 300.000,-- zou overschrijden, cliënte met een bestuursdwangbeschikking aan te schrijven. Cliënte heeft de gemeente uitgelegd dat van cliënte zonder toestemming van de betrokken verzekeraars in alle redelijkheid niet kan worden verlangd dat zij aan een bedrijf op een andere wijze als hiervoor vermeld opdracht verleent. De gemeente heeft hiervoor begrip getoond. Het voorgaande betekent dat de gemeente er mee akkoord is dat cliënte in haar opdrachtverstrekking aan het desbetreffende bedrijf vermeldt dat rekeningen (voor het verwijderen van het bluswater als hier aan de orde) tot en met een beloop van € 300.000,-- bij cliënte kunnen worden ingediend en voor het meerdere bij de gemeente Moerdijk.”
3.1.7.
In opdracht van Wilchem heeft ATM een schip, de ‘Pafos’, van TCA bvba gehuurd, die de opdracht op 7 januari 2011 om 16:12 uur aan ATM heeft bevestigd. De Pafos was bestemd voor de opslag van het bluswater. ATM heeft voor de huur van de Pafos een bedrag van € 41.483,40 bij Wilchem in rekening gebracht.
3.1.8.
Wilchem is op 8 januari 2011 om 5.30 uur aangevangen met het verwijderen en de opslag van het bluswater op en rond de bedrijfsterreinen van Chemie-Pack.
3.1.9.
Mr. Kroon heeft bij e-mailbericht van 8 januari 2011 om 16.21 uur gereageerd op het e-mailbericht van mr. Van ’t Zelfde van 8 januari 2011, 2.46 uur. Het e-mailbericht van mr. Kroon houdt onder meer het volgende in:
“(…) In dit overleg is namens de gemeente onderstreept dat alleen al op grond van de bepalingen in Hoofdstuk 17 Wm de drijver van de inrichting verplicht is om die maatregelen te treffen. Uw cliënte heeft toegezegd die maatregelen te zullen gaan treffen en opdracht te geven voor het uitvoeren van de in dat kader noodzakelijk maatregelen. Voor zover mij bekend worden die maatregelen sinds hedenochtend uitgevoerd en ik ga er van uit dat uw cliënte de opdracht daarvoor volgens afspraak heeft verstrekt.
Nu uw cliënte vrijwillig de noodzakelijk maatregelen treft, is voor de gemeente op dit moment geen aanleiding om tot (spoed)bestuursdwang over te gaan. (…)
Uw cliënte heeft in het overleg aangegeven in beginsel maximaal € 300.000,00 aan deze beheermaatregelen te willen uitgeven. Het is op dit moment nog niet duidelijk of dat bedrag voldoende zal zijn voor het uitvoeren van die maatregelen. Mocht dat bedrag onverhoopt niet toereikend zijn, doet dat niet af aan de verplichting van uw cliënte om maatregelen te treffen en dus de opruimwerkzaamheden af te ronden. Indien het door uw cliënte aangegeven maximumbedrag van € 300.000,00 is bereikt en de beheersmaatregelen nog niet zijn afgerond, kan uw cliënte alsnog meer middelen spenderen of zij geeft aan dat zij dat niet kan/wil. De gemeente begrijpt de precaire situatie van uw cliënte maar sluit niet uit dat uw cliënte in dat geval, al dan niet in overleg met haar
verzekeraars, de opdrachtverlening alsnog wil verlengen.
Indien de werkzaamheden nog niet zijn afgerond en uw cliënte aangeeft deze niet te willen/kunnen laten voortzetten betekent dat dat de gemeente, gelet op het grote belang van het afronden van de maatregelen, alsnog zal gaan handhaven waarbij uw cliënte rekening moet houden met kostenverhaal. (…)
Indien er onverhoopt alsnog bestuursdwang moet worden toegepast, streeft de gemeente er naar dat de werkzaamheden door haar zo snel mogelijk worden afgerond. In beginsel zal de gemeente proberen met dezelfde uitvoerder verder te gaan. De gemeente behoudt zich echter het recht voor, als daartoe aanleiding is, een andere uitvoerder in te schakelen. (…)”
3.1.10.
Bij fax en e-mailbericht van 8 januari 2011 schrijft mr. Van ’t Zelfde namens Chemie-Pack aan de heer [naam Y] van Wilchem BV onder meer het volgende:
“U bent op zaterdag 8 januari 2011 omstreeks 5.30 uur ’s ochtends gestart met het uitvoeren van werkzaamheden die – kort gezegd – bestaan uit het verwijderen en opslaan van (zwaar) verontreinigd bluswater, dat vanwege de inmiddels bestreden brand bij cliënte, aanwezig is op en rond haar bedrijfsterreinen aan de Vlasweg 4 te Moerdijk, hierna te noemen: “de werkzaamheden”.
Met de werkzaamheden bent u aangevangen op basis van een mondelinge opdracht van mijn cliënte. Middels deze brief bevestig ik u namens cliënte deze mondelinge opdracht, alsmede de met u overeengekomen voorwaarden waaronder de werkzaamheden worden uitgevoerd.
Vanwege de spoedeisendheid van de situatie, alsmede vanwege het feit dat de omvang van de werkzaamheden door u niet op voorhand kon worden bepaald, vindt uitvoering van de werkzaamheden plaats op basis van regie. (…)
De opdracht van mijn cliënte voor uitvoering van de werkzaamheden is in alle gevallen beperkt tot een bedrag van maximaal € 300.000,00 exclusief BTW, hierna te noemen: “de maximumprijs”. Dat betekent dat mijn cliënte voor uitvoering van de werkzaamheden nooit meer zal betalen dan de maximumprijs. Ook niet indien de werkzaamheden op het moment van het bereiken van de maximumprijs nog niet zijn voltooid. In dat geval dient u de opdracht van cliënte om de werkzaamheden uit te voeren derhalve als beëindigd te beschouwen, zoals met u ook is overeengekomen.
Mijn cliënte stelt zich ten opzichte van de gemeente Moerdijk op het standpunt dat, indien de werkzaamheden op het moment van het bereiken van de maximumprijs nog niet zijn voltooid, deze in opdracht en voor rekening van de gemeente dienen te worden voortgezet. De gemeente behoudt zich echter uitdrukkelijk het recht voor om verdere werkzaamheden op te dragen aan een andere partij dan u.
Indien en zodra voor u voorzienbaar is dat de werkzaamheden op het moment van het bereiken van de maximumprijs nog niet (volledig) zullen zijn voltooid en in ieder geval op het moment dat de maximumprijs is bereikt, dient u zich in verbinding te stellen met de gemeente Moerdijk, contactpersoon [Naam X] (…), teneinde met deze partij te bespreken of, en zo ja, onder welke condities, u uw werkzaamheden eventueel kunt voortzetten in opdracht van de gemeente.”
3.1.11.
Wilchem heeft tussen 8 en 10 januari 2011 een hoeveelheid van 1.330 ton bluswater opgezogen en afgevoerd naar ATM. Het opgezogen bluswater is opgeslagen in de Pafos.
3.1.12.
Bij beschikking van 12 januari 2011 heeft de gemeente aan Chemie-Pack een last onder bestuursdwang opgelegd tot verwijdering, eventuele opslag en afvoer naar een verwerker van het nog aanwezige verontreinigde (blus)water en het residu (slurrielaag). In de beschikking is vermeld dat de bestuursdwang zal worden geëffectueerd op het moment dat het verwijderen van het (blus)water en de slurrielaag door of namens Chemie-Pack wordt gestaakt of als met het verwijderen van het (blus)water en slurrielaag alsnog niet wordt aangevangen.
3.1.13.
Chemie-Pack heeft ter uitvoering van die beschikking op 14 januari 2011 aan Mourik Groot-Ammers BV (hierna: Mourik) opdracht verstrekt tot het verwijderen en de opslag van het (blus)water en de zichtbare slurrie tot een bedrag van (uiteindelijk) maximaal € 200.000 exclusief btw.
3.1.14.
Mourik heeft in het kader van de door Chemie-Pack aan haar verstrekte opdracht een hoeveelheid van 3.630 ton (blus)water opgezogen en afgevoerd naar ATM, waarvan 2.294 ton met instemming van Wilchem is opgeslagen in de Pafos en circa 1.260 ton in een landtank van ATM.
3.1.15.
Bij e-mailbericht van 24 januari 2011 heeft Wilchem Chemie-Pack bericht dat het bedrag van € 300.000 overschreden zou gaan worden door de kosten van voortdurende opslag. In dit e-mailbericht is voorts onder andere het volgende vermeld:
“Deze opdracht is door ons uitgevoerd binnen de door de overheid gestelde termijn van 48 uur, rest nog wel dat er nog steeds dagelijkse kosten ontstaan door de huur van het motorschip Pafos waar de verwijderde bluswaters in zijn opgeslagen, na een lossing van het schip zijn er nog reinigingskosten van schip die ook onder onze opdracht vallen. (…)
Concreet komt het er dus op neer dat wij de Gemeente Moerdijk moeten gaan benaderen voor een aanvullende opdracht om de werkzaamheden voort te zetten. Tenzij u besluit om ons een aanvullende opdracht te verstrekken voor de resterende kosten!”
3.1.16.
Na het bereiken van het grensbedrag van de opdracht aan Mourik op of omstreeks 26 januari 2011, heeft de gemeente in het kader van de op 12 januari 2011 aan Chemie-Pack opgelegde last tot bestuursdwang Mourik opdracht gegeven tot verwijdering van het resterende residu.
3.1.17.
Op 26 januari 2011 stuurt Wilchem een e-mailbericht naar (onder andere) Chemie-Pack. Hierin wordt onder andere het volgende vermeld:
“Zojuist contact opgenomen met de heer [Naam X] van Gemeente Moerdijk met betrekking tot het gecontamineerde bluswater in ‘de Pafos’.
De door Chemie-pack aan Wilchem verstrekte opdracht betreft ‘het verwijderen en opslaan van gecontamineerd bluswater’. Deze opdracht is beperkt tot een maximumprijs van € 300.000,-. Deze opdracht is inmiddels volbracht, echter zit het gecontamineerde bluswater nog steeds in de Pafos, en wij Wilchem BV verwachten niet dat dit erop afzienbare tijd zal worden uitgelost. Kortom naar alle waarschijnlijkheid zullen wij het maximum bedrag van € 300.000,- gaan overschrijden.
Gemeente Moerdijk heeft medegedeeld GEEN lopende contracten, welke door Chemie-Pack zijn verstrekt, zal overnemen!
Wat wordt onze volgende stap???????
Links of rechtsom, het gecontamineerde bluswater moet zo snel mogelijk uit de Pafos tevens zijn wij nog steeds van mening dat het schoon retour leveren van de Pafos tot de aan ons, door u verstrekte opdracht toebehoord!!!!”
3.1.18.
Bij e-mailbericht van 27 januari 2011 schrijft mr. Andriessen namens Wilchem aan de gemeente onder meer het volgende
“Chemie-Pack stelt zich voorts op het standpunt dat indien de werkzaamheden op het moment van het bereiken van de maximumprijs nog niet zijn voltooid, deze in opdracht en voor rekening van de gemeente Moerdijk dienen te worden voortgezet.”
3.1.19.
In antwoord hierop deelt de gemeente bij brief van 4 februari 2011 onder meer het volgende mede:
“Zoals u zelf al aangeeft, heeft uw cliënt in opdracht van Chemie-Pack Nederland BV verontreinigd bluswater verwijderd en opgeslagen. De gemeente is bij deze overeenkomst geen partij geweest. De bewering van Chemie-Pack dat de gemeente de opdracht en hieruit voortvloeiende kosten voor zijn rekening zou nemen nadat een afgesproken bedrag is bereikt, is dus niet juist. Wij zullen dan ook noch de opdracht noch de hieraan verbonden kosten overnemen. Het is niet aan ons te treden in het privaatrechtelijke geschil dat voortvloeit uit een overeenkomst tussen uw cliënt en Chemie-Pack BV.”
3.1.20.
Mr. Andriessen heeft namens Wilchem bij brief van 8 februari 2011 de gemeente aansprakelijk gesteld voor de kosten boven het bedrag van € 300.000 exclusief btw. De gemeente heeft de aansprakelijkheid voor deze kosten afgewezen.
3.1.21.
Bij e-mailbericht van 14 februari 2011 schrijft mr. Van ‘t Zelfde aan mr. Andriessen en Wilchem onder meer:
“Het is voor mij geen enkel probleem om mijn confraternele correspondentie met mr. Kroon aan mr. Andriessen te doen toekomen.
Immers, ook [naam V] en [naam Y] van Wilchem weten als geen ander dat Chemie-Pack de opdracht aan Wilchem heeft verstrekt in de wetenschap dat de gemeente Moerdijk iedere euro boven de grens van € 300.000,- aan Wilchem zou betalen.”
3.1.22.
Wilchem heeft bij dagvaarding van 2 maart 2011 een kort geding aangespannen tegen de gemeente, alsmede tegen Chemie-Pack. De voorzieningenrechter van de rechtbank Breda heeft de gemeente veroordeeld tot het verwijderen van 1.330 ton bluswater uit de Pafos. Chemie-Pack is veroordeeld tot verwijdering van 2.294 ton bluswater uit de Pafos. De gemeente en Chemie-Pack zijn beide veroordeeld tot betaling aan Wilchem van een bedrag van € 4.686,93 per dag vanaf 11 februari 2011 tot en met de dag dat het schip leeg en gereinigd is. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. In rov. 3.5 en 3.6 heeft de voorzieningenrechter overwogen:
“In de rechtsverhouding van Wilchem tot de Gemeente is doorslaggevend wat Wilchem op grond van de inhoud van het gesprek op vrijdagavond 7 januari 2011 gerechtvaardigd mocht vertrouwen ten aanzien van de opslag. Daarbij kan op zijn minst als uitgangspunt dienen dat correct is overgebracht wat in het vastgesteld verslag als afspraak is opgenomen.
Alleszins aannemelijk is de stelling van Wilchem dat zij de opdracht niet zou hebben aanvaard als zij niet zeker was geweest van volledige betaling. De Gemeente had dit zelf ook voorzien, blijkens het vastgesteld verslag.
De Gemeente, Chemie-Pack en Wilchem communiceerden dus tijdens het opdracht-gesprek allen in het bewustzijn dat Wilchem in ieder geval aanspraken op volledige betaling van haar diensten en kosten wenste en zou behoren te gaan krijgen. Niet kan worden aangenomen dat met het ‘goed bedenken hoe daar mee om te gaan’ bedoeld zou zijn geweest om Wilchem listiglijk in een positie te brengen waarin zij geen aanspreekbare partij meer zou hebben na het bereiken van het grensbedrag. De enige logische duiding die daarom aan de boodschap van de Gemeente en Chemie-Pack, conform de afspraak in het vastgestelde verslag, aan Wilchem kan worden gegeven en waarop Wilchem heeft mogen vertrouwen is dat de Gemeente zich verbond om na het bereiken van het grensbedrag hetzij de opdracht op haar kosten voort te zetten, hetzij met Wilchem te stoppen en af te rekenen en een ander in te schakelen. Over de vraag hoe de Gemeente dit zou doen hoefde Wilchem zich niet te bekommeren.”
3.1.23.
Wilchem heeft dit vonnis aan de gemeente betekend waarop de gemeente dit vonnis heeft uitgevoerd. Omdat de gemeente verwachtte dat Chemie-Pack niet aan haar veroordeling zou kunnen voldoen, heeft de gemeente de totale hoeveelheid bluswater, te weten 3.624 ton, uit de Pafos laten verwijderen en verwerken en het schip laten reinigen.
3.1.24.
De gemeente heeft hoger beroep ingesteld van het vonnis van de voorzieningenrechter. Wilchem heeft incidenteel hoger beroep ingesteld. Het gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft bij arrest van 2 augustus 2011 het vonnis van de voorzieningenrechter vernietigd. Het hof heeft voorlopig geoordeeld dat de gemeente onrechtmatig jegens Wilchem heeft gehandeld en op die grondslag de gemeente veroordeeld tot verwijdering van al het bluswater (3.624 ton) uit de Pafos. De primaire grondslag van Wilchem was dat de Gemeente en Chemie-Pack zich hebben verbonden tot het voldoen van alle aan de overeenkomst van opdracht verbonden kosten. Daarover heeft het hof in dit arrest onder meer het volgende overwogen:
“4.9.1 Het hof stelt voorop dat bij de eerste bespreking op vrijdagavond 7 januari 2011 tussen de Gemeente en Chemie-Pack (…) niet is deelgenomen door Wilchem. Aan hetgeen in die bijeenkomst is besproken (…) kan naar het voorlopig oordeel van het hof niet de conclusie worden ontleend dat Wilchem erop mocht vertrouwen dat de Gemeente zich jegens haar verbond, zoals de voorzieningenrechter in rechtsoverweging 3.6 heeft geoordeeld. Hierover wordt met de grieven terecht geklaagd.
4.9.2
Tussen partijen staat vast (…) dat aansluitend aan de crisisbijeenkomst in de avond van 7 januari 2011 een vervolgbespreking heeft plaatsgevonden (…) en dat daarin door Chemie-Pack mondeling opdracht aan Wilchem is verstrekt tot het verwijderen en opslaan van het verontreinigde bluswater van het terrein van Chemie-Pack en van de naastgelegen percelen.
4.9.3
Partijen zijn verdeeld over de vraag of zijdens de Gemeente in dat gesprek een garantie is gegeven c.q. de toezegging is gedaan dat indien met de aan Wilchem opgedragen werkzaamheden het door Chemie-Pack gestelde grensbedrag van € 300.000 exclusief btw zou worden overschreden, het meerdere door Wilchem bij de Gemeente in rekening zou kunnen worden gebracht, en de Gemeente zich aldus jegens Wilchem tot betaling daarvan heeft verbonden. (…)
4.9.4
Gelet op de gemotiveerde betwisting van de Gemeente heeft, naar het voorlopig oordeel van het hof, Wilchem haar stelling dat de Gemeente zich jegens haar heeft verbonden nog niet voldoende aannemelijk gemaakt.
Naar het voorlopig oordeel van het hof volgt uit de door Wilchem overgelegde e-mailberichten van mr. Van ’t Zelfde van 8 januari 2011 van 17.34 uur aan Wilchem en van Wilchem van 24 januari 2011 aan Chemie-Pack veeleer, dat van een zich binden door de Gemeente jegens Wilchem geen sprake is geweest. (…)
4.9.5
Gelet op het feit dat een kort geding als het onderhavige zich niet leent voor nadere bewijslevering, zal het hof aldus aan de stelling van Wilchem dat de Gemeente zich jegens Wilchem heeft verbonden, en aan het door Wilchem gedane bewijsaanbod op dit punt, voorbij gaan.”
3.1.25.
Tegen het arrest van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft de gemeente cassatieberoep ingesteld. Bij arrest van 12 oktober 2012 heeft de Hoge Raad het arrest van het hof, voor zover gewezen tussen de gemeente en Wilchem, vernietigd en het geding verwezen naar het gerechtshof te Arnhem ter verdere behandeling en beslissing.
3.1.26.
Bij arrest van 14 januari 2014 heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden het vonnis van de voorzieningenrechter van 6 april 2011 vernietigd, de vorderingen van Wilchem alsnog afgewezen, en Wilchem veroordeeld om aan de gemeente terug te betalen al hetgeen de gemeente uit hoofde van de veroordelingen heeft betaald.
3.1.27.
Ondertussen heeft Wilchem op 27 december 2012 een verzoekschrift tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor ingediend. Dit verzoek is door deze rechtbank bij beschikking van 28 januari 2013 gehonoreerd. Op 17 april 2013 zijn de getuigen van Wilchem gehoord, te weten: de heer mr. Van ’t Zelfde, de heer [Naam Z], de heer [naam Y] en de heer [naam V]. Tijdens het voorlopig tegenverhoor op 6 september 2013 zijn als getuigen aan de zijde van de gemeente gehoord: de heer Punt, de heer [Naam X], de heer [Naam U], de heer [Naam W] en de heer mr. De Kroon.
in conventie
Toerekenbare tekortkoming in de nakoming
3.2.
Wilchem legt aan haar vorderingen primair het volgende ten grondslag. Op basis van de met Wilchem en Chemie-Pack gemaakte afspraken is de gemeente gehouden om het meerdere boven de € 300.000,- aan Wilchem te vergoeden. De gemeente heeft deze afspraak geschonden en is op grond van een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van haar afspraak aansprakelijk voor de door Wilchem geleden schade. De totale schade bedraagt € 1.032.841,61. Dit is het bedrag dat zij uit hoofde van het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 14 januari 2014 aan de gemeente heeft betaald. Dat arrest heeft geen betekenis in deze procedure. Aan arresten, gewezen in een voorlopige voorziening, komt geen gezag van gewijsde toe. Bovendien is daarbij geen rekening gehouden met de getuigenverklaringen zoals die inmiddels zijn afgelegd en ingebracht in deze procedure.
3.3.
Wilchem stelt dat de gemeente met haar en Chemie-Pack afspraken heeft gemaakt om het meerdere boven de € 300.000,- te vergoeden. Allereerst stelt de rechtbank duidelijkheidshalve vast dat het Chemie-Pack is geweest die aan Wilchem opdracht heeft gegeven tot verwijdering en opslag van het bluswater. Dit volgt uit de alinea’s 2, 5 en 6 van het in randnr. 3.1.10 geciteerde faxbericht van mr. Van ’t Zelfde van 8 januari 2011. Ook volgt dit uit het e-mailbericht van Wilchem aan Chemie-Pack van 24 januari 2011, zoals geciteerd in randnr. 3.1.15.
Dit betekent dat tussen Chemie-Pack en Wilchem een overeenkomst van opdracht is gesloten. De gemeente is bij deze overeenkomst geen partij en heeft dus in zoverre geen verbintenissen op zich genomen waarin zij tekort kan zijn geschoten.
3.4.
In randnr. 57 van de dagvaarding stelt Wilchem dat met het overgelegde proces-verbaal van voorlopig getuigenverhoor in rechte is komen vast te staan dat de gemeente heeft toegezegd om het meerdere boven de € 300.000,- exclusief BTW aan Wilchem te vergoeden. Dit kan zo worden opgevat als dat tussen de gemeente en Wilchem een overeenkomst tot stand is gekomen. Volgens Wilchem heeft de gemeente zich niet hieraan gehouden waardoor zij toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van die overeenkomst. De gemeente betwist het bestaan van zodanige overeenkomst, zodat de vraag moet worden beantwoord of partijen een overeenkomst hebben gesloten met de door Wilchem gestelde inhoud.
3.5.
Het is Wilchem die zich op rechtsgevolgen beroept van door haar gestelde feiten. De door haar gestelde afspraak is door de gemeente gemotiveerd betwist. Volgens de hoofdregel van artikel 150 Rv betekent dit dat Wilchem de door haar gestelde afspraak moet bewijzen. Volgens Wilchem heeft zij de afspraak bewezen door middel van de verklaringen van getuigen die zij onder ede heeft laten horen in een voorlopig getuigenverhoor. De gemeente stelt dat Wilchem die afspraak niet heeft bewezen en wijst naar de verklaringen van getuigen die zij onder ede heeft laten horen. Dit betekent dat de rechtbank het door partijen aangedragen bewijs moet waarderen.
3.6.
De rechtbank zet eerst de verklaringen van de aan de zijde van Wilchem gehoorde getuigen op een rij. De hierna te noemen getuigen hebben onder andere het volgende verklaard.
3.6.1.
Mr. Van ’t Zelfde:
“In dat gesprek heb ik niet gehoord dat de gemeente een opdracht aan Wilchem zou verstrekken. Wat er wel is verteld, hetzij door mij, [Naam X] of [Naam Z], of misschien wel door ons alle drie aan de mensen van Wilchem was wat wij even tevoren hadden afgesproken over de betaling van de kosten in relatie tot het overschrijden van het budget van €300.000,--. Ik verwijs nu uitdrukkelijk en lees voor uit mijn e-mail van zaterdag 8 januari 20112:46 uur. Wat daar staat heb ik ook verteld, althans is verteld, aan de mensen van Wilchem. Door de heer [Naam X] van de gemeente is in dat gesprek niets afgedongen op wat is weergegeven in mijn mail van daarna.”
3.6.2.
De heer [Naam Z]:
“Ik heb de mensen van Wilchem verteld dat Chemie-Pack garant zou staan van € 300.000,-- excl. BTW. Als de kosten meer zouden zijn dan deze € 300.000,--, zo heb ik hen verteld, zou de gemeente die meerkosten overnemen, zoals al was besproken in het gesprek met de gemeente eerder die middag. Mr. Van ‘t Zelfde zou dit bevestigen aan Wilchem. Ik begrijp dat daarover mailverkeer is geweest diezelfde nacht nog. Toen ik dit allemaal zo vertelde aan de mensen van Wilchem, stonden de heren [Naam X] en [Naam W] van de gemeente erbij. Zij hebben daar geen commentaar op gegeven. Zoals ik al zei zou mr. Van ‘t Zelfde hierover per mail een bevestiging toezenden. Dat werd ook geëist door Wilchem. Ik weet echt niet meer of de mensen van de gemeente over de financiële kant van deze opdracht aan Wilchem iets hebben gezegd.”
3.6.3.
De heer [naam Y]:
“Wij, Wilchem, zijn een commercieel bedrijf en wij wilden vanzelfsprekend veiliggesteld hebben dat onze rekening betaald zou worden. Dat heb ik zo ook bij de betrokken gesprekspartners neergelegd. De heer [Naam X] van de gemeente zei bijna woordelijk: “[Naam Z], maak je geen zorgen wij zijn een overheidsinstelling, mocht het bedrag van € 300.000,-- worden overschreden, zullen wij het meerdere betalen”.
U vraagt mij waarom ik dit “citaat” van de heer [Naam X] niet heb opgenomen in mijn verklaring van 22 februari 2011. Ik moet u zeggen dat ik dat niet weet. Verder heeft de heer [Naam X] namens de gemeente zich nog wel het recht voorbehouden lopende werkzaamheden uit te kunnen besteden aan een derde partij. De heer [Naam X] heeft dit voorbehoud gemaakt, zo heeft hij mij uitgelegd, ingeval de vakbekwaamheid van Wilchem in het geding kwam, dan zou het de gemeente vrij staan werkzaamheden uit te besteden aan een ander. Ik heb de heer [Naam X] van de gemeente uitdrukkelijk medegedeeld dat wanneer de gemeente niet zou instaan voor betaling van kosten van ons boven € 300.000,--, Wilchem deze opdracht niet zou aanvaarden. Dit zeg ik u naar aanleiding van de voorlaatste alinea van mijn verklaring waarin ik uiteenzet dat er geen voorbehoud is gemaakt door de heer [Naam X].”
3.6.4.
De heer [naam V]:
“U houdt mij voor een verklaring die ik heb opgemaakt op 23 februari 2011. (…)
Waar ik in mijn verklaring heb opgenomen dat de opdracht eindigt bij het bereiken van
€ 300.000,--, heb ik dat vernomen van collega [naam Y]. Ik heb dat niet zelf uit het gesprek meegekregen. Verder heb ik in mijn verklaring opgenomen dat bij het overschrijden van dit bedrag het meerdere in rekening zou kunnen worden gebracht bij de gemeente Moerdijk. Ik weet niet meer of ik dat weet uit dat gesprek of dat mijn collega dat nadien aan mij heeft verteld.
U moet zich bedenken dat het een zeer hectische avond was. Mensen liepen in en uit. Ik kan mij ook niet precies meer herinneren wie wat nu gezegd heeft.
Tijdens het gesprek die avond is door mij dan wel mijn collega expliciet gezegd dat indien de gemeente niet garant zou staan voor het meerdere van € 300.000,--, Wilchem deze opdracht niet zou aanvaarden. Ik weet het niet zeker, maar waarschijnlijk heeft de heer [Naam X] daarop gezegd dat wij ons daarover geen zorgen hoefden te maken. Daar is het bij gebleven. Voor ons was dat voldoende, wij zijn het werk in goed vertrouwen gaan doen.”
3.7.
De hierna te noemen getuigen aan de zijde van de gemeente hebben onder andere het volgende verklaard.
3.7.1.
De heer Punt:
“U houdt mij voor een passage uit het verslag van de advocaat van Chemiepack vastgelegd in een e-mail van zaterdag 8 januari 2011 2:46 uur, in het bijzonder het gedeelte dat begint in de vierde alinea, zevende regel, “Ten tijde … cliënte met een bestuursdwangbeschikking aan te schrijven”. Wat daarin is vastgelegd in de voorlaatste zin van dat citaat, dat wil zeggen het gedeelte waarin is vastgelegd dat de gemeente het meerdere boven de €300.000,- zou voldoen, is in dat overleg niet besproken. Er is wel gesproken over een eventuele bestuursdwangbeschikking, doch dat speelt uitsluitend in de situatie dat Chemiepack haar verplichting het bluswater te verwijderen, niet zou nakomen. In dat kader is niet gesproken over vergoeding van kosten. (…)
Later die avond, weet ik, heeft een bespreking plaatsgevonden met Wilchem, Chemiepack en mensen uit onze organisatie. Ik ben daarbij niet aanwezig geweest.”
3.7.2.
De heer [Naam X]:
“Later die avond vond een gesprek plaats met het bedrijf Wilchem dat was geselecteerd om deze opdracht eventueel te gaan uitvoeren. (…) Tijdens dat gesprek is namens Chemiepack aan Wilchem opdracht gegeven deze opruimwerkzaamheden te verrichten. Ikzelf heb namens de gemeente gezegd dat op het moment dat Chemiepack niet aan deze opdracht zou voldoen, de gemeente bestuursdwang zou gaan toepassen en de gemeente dan aan een partij, mogelijk Wilchem opdracht zou geven deze werkzaamheden uit te voeren. (…)
U houdt mij voor een citaat uit een verklaring van getuige [naam Y]. Te weten het gedeelte waarin hij zegt mij woordelijk aan te halen: “[Naam Z], maak je geen zorgen… zullen wij het meerdere betalen”. Ik weet absoluut zeker dat ik dit zo niet gezegd heb.
Ik heb hem verteld wat ik zojuist aan u heb verklaard (…)
Tijdens dit overleg met Wilchem heb ik zelf aan de mensen van Wilchem verteld dat wanneer Chemiepack stopt de werkzaamheden uit te laten voeren, pas dan de gemeente eventueel bestuursdwang gaat toepassen en dan de kosten daarvan voor haar rekening zal gaan nemen. In dat kader, zo heb ik ook verteld stond het dan de gemeente vrij om de opdracht aan een andere partij te verstrekken. In het gesprek met Wilchem heb ik ook verteld dat wanneer de gemeente bestuursdwang moet gaan toepassen, de gemeente de daaraan verbonden kosten dan zal gaan verhalen op Chemiepack.”
3.7.3.
De heer [Naam U]:
Ik ben betrokken geweest bij en heb ook deelgenomen aan het gesprek van 7 januari 2011 rondom 17:00 uur tussen mensen van Chemiepack en de gemeente. Later die avond is er ook een gesprek geweest tussen mensen van de gemeente, Wilchem en Chemiepack. Ik heb daar niet aan deelgenomen maar ben wel af en toe aanwezig geweest. (…)
Wij hebben in die bespreking geen afspraken gemaakt over wat er zou gaan gebeuren als de kosten verbonden aan deze werkzaamheden het maximumbedrag van € 300.000,-- te boven zouden gaan. (…)
Omdat wij geen zicht hadden op wat Chemiepack in financiële zin aankon, is er tijdens het gesprek niet bij stil gestaan wat er zou moeten gaan gebeuren als het maximum van € 300.000,-- zou zijn bereikt. Op de achtergrond speelde het overleg tussen Chemiepack en verzekeraars. Wij wisten dat dat overleg gaande was, maar niet wat dat opleverde.”
3.7.4.
De heer [Naam W]:
“Ik ben op vrijdag 7 januari 2011 aanwezig geweest bij een gesprek op het gemeentehuis waarbij namens de gemeente de heer [Naam X] en ikzelf aanwezig waren, verder de heer [Naam Z] namens Chemiepack, de heer [naam Y] en nog een persoon namens Wilchem (…)
Mijn collega [Naam X] heeft in dat gesprek mededeling gedaan wat hij in een gesprek van daarvoor had meegekregen. (…)
De heer [Naam X] vertelde als resultaat van dat eerdere gesprek dat Chemiepack voor een bedrag van € 300.000,-- opschoningswerkzaamheden zou laten verrichten. (…)
De heer [Naam X] heeft in dat gesprek niet gezegd dat de gemeente het bedrag dat eventueel € 300.000,-- te boven zou gaan, voor haar rekening zou nemen.”
3.7.5.
De heer mr. Kroon:
“U houdt mij voor een e-mail van de advocaat van Chemiepack, mr. Van ’t Zelfde, van zaterdag 8 januari 2:46 uur, in het bijzonder het gedeelte dat begint met “Cliënte zal voormelde … een bestuursdwangbeschikking aan te schrijven”. In dit citaat zit een regel waar ik het niet mee eens ben omdat dat zo niet besproken is. Ik bedoel dan het gedeelte waarin is geschreven dat de gemeente en Chemiepack overeengekomen zijn dat het meerdere boven € 300.000,-- door de gemeente aan het betreffende bedrijf zal worden voldaan. Dat is niet correct, zo is dat niet besproken.”
3.8.
Op grond van deze verklaringen kan het bewijs langs twee wegen worden geleverd. De eerste wijze is dat komt vast te staan dat de gemeente uitdrukkelijk heeft medegedeeld het meerdere boven de € 300.000,- aan Wilchem te vergoeden. De tweede wijze is dat komt vast te staan dat in het eerste gesprek, waarbij Wilchem niet aanwezig was, is afgesproken dat de gemeente de kosten van de door Chemie-Pack ingeschakelde opdrachtnemer boven de € 300.000,- zou vergoeden en dat dit zo door Chemie-Pack aan Wilchem in het tweede gesprek is medegedeeld en de gemeente, in de persoon van [Naam X] en [Naam W], dit niet heeft ontkend.
3.9.
Het volgen van de eerste weg leidt niet tot de conclusie dat het bewijs is geleverd. De heer [naam Y] heeft verklaard dat de heer [Naam X] een woordelijke toezegging heeft gedaan over de betaling van het meerdere boven de € 300.000,-. Maar de heer [naam Y] heeft geen reden gegeven voor de omstandigheid dat die mededeling niet in zijn verklaring van 22 februari 2011 is opgenomen. Omdat die verklaring van recentere datum is en het tamelijk voor de hand had gelegen daarvan melding te maken, gaat de rechtbank ervan uit dat niet waarschijnlijk is dat de heer [Naam X] dit zo heeft gezegd. Bovendien verklaart niet alleen [Naam X] zelf, maar ook de heer [Naam W], dat [Naam X] dit niet heeft gezegd. De verklaring van de heer [naam V] weegt hiertegen overigens niet op. Uit zijn verklaring blijkt dat hij niet zeker is van wat zich heeft afgespeeld en informatie van zijn collega [naam Y] heeft vernomen. Gelet op hetgeen daarover is gezegd, kan aan zijn verklaring weinig overtuigende bewijswaarde worden gehecht.
3.10.
Ook de tweede wijze leidt niet tot de conclusie dat het bewijs is geleverd.
In de verklaringen is de inhoud van de e-mail van mr. Van ’t Zelfde van 8 januari 2011, 2:46 uur, ter sprake gekomen. De inhoud hiervan gaat over het eerste gesprek. Mr. Van ’t Zelfde heeft de inhoud daarvan als getuige bevestigd. Maar mr. Kroon heeft als getuige verklaard dat de inhoud hiervan (wat betreft de gestelde afspraak) geen correcte weergave geeft van hetgeen is besproken. Ook de heren Punt en [Naam U] verklaren dat in het eerste overleg niet is besproken dat de gemeente het meerdere boven de € 300.000,- zou voldoen. In het van die bespreking opgestelde verslag door [Naam T] van 7 januari 2011, 17.00 uur, is evenmin te lezen dat een dergelijke afspraak is gemaakt. Er is dus niet bewezen dat in het eerste gesprek is afgesproken dat de gemeente het meerdere boven de € 300.000,- zou voldoen.
In het licht hiervan komt geen betekenis toe aan de omstandigheid dat zowel mr. Van ’t Zelfde als de heer [Naam Z] verklaren dat [Naam X] en [Naam W] geen commentaar hebben gegeven toen zij in het tweede gesprek aan Wilchem verslag hebben gedaan van de inhoud van het eerste gesprek. Dat zou alleen van belang kunnen zijn als in dat eerste gesprek de hier van belang zijnde afspraak is gemaakt, maar juist dat is niet komen vast te staan. Bewijs voor het oordeel dat Wilchem
gerechtvaardigderop mocht vertrouwen dat de gemeente de meerkosten zou betalen ontbreekt dan ook.
3.11.
Nu in rechte niet is komen vast te staan dat de gemeente de door Wilchem gestelde toezegging heeft gedaan, rustte op de gemeente niet op grond van een verbintenis uit overeenkomst de plicht aan Wilchem het meerdere boven de € 300.000,- te betalen. Er kan dan ook geen sprake zijn van een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van zodanige verbintenis uit overeenkomst aan de zijde van de gemeente. Op deze grondslag moet de vordering daarom worden afgewezen.
Onrechtmatige daad: handelen in strijd met algemene beginselen van behoorlijk bestuur
3.12.
Volgens Wilchem heeft de gemeente het gelijkheidsbeginsel en het verbod van willekeur niet in acht genomen. Zij heeft de opdracht die Chemie-Pack aan Mourik heeft verstrekt overgenomen, maar niet de opdracht die Chemie-Pack aan Wilchem heeft verstrekt. Bij het aangaan van de verplichtingen door Wilchem heeft de gemeente bovendien al in strijd met de door haar in acht te nemen zorgvuldigheid gehandeld.
Wilchem stelt voorts dat de gemeente heeft gehandeld in strijd met het vertrouwensbeginsel. Wilchem heeft de opdracht aanvaard in het vertrouwen dat de gemeente haar toezeggingen zou nakomen. Bovendien heeft de gemeente gehandeld in strijd met het evenredigheidsbeginsel nu het handelen van de gemeente heeft geleid tot een disproportionele verdeling van de lasten die zijn voortgevloeid uit het gemeentelijk beleid ten aanzien van het verwijderen en/of opslaan van bluswater. Het handelen in strijd met deze algemene beginselen van behoorlijk bestuur onder voornoemde omstandigheden levert een onrechtmatige daad op van de gemeente jegens Wilchem. De gemeente moet op grond hiervan de door Wilchem geleden schade vergoeden.
3.13.
De rechtbank wijst erop dat het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in zijn arrest van 14 januari 2014 over deze stellingen het volgende heeft overwogen.
“Naar het oordeel van het hof heeft Wilchem niet in strijd met het gelijkheidsbeginsel noch met het verbod van willekeur gehandeld door de kosten die Mourik boven het met Chemie-Pack afgesproken bedrag van € 200.000,- wél en de kosten die Wilchem boven het met Chemie-Pack afgesproken bedrag van € 300.000,-, niet te vergoeden. Daartoe geldt het volgende. De rechtsverhoudingen tussen Wilchem en de Gemeente enerzijds en Mourik en de Gemeente anderzijds zijn niet vergelijkbaar, in die zin dat het niet de Gemeente was maar Chemie-Pack die Wilchem heeft ingeschakeld om het verontreinigd bluswater te verwijderen en op te slaan in afwachting van de uiteindelijke verwerking, terwijl de Gemeente aan Mourik (toen duidelijk was dat Chemie-Pack niet (volledig) had voldaan aan de haar op 12 januari 2011 opgelegde last onder dwangsom) opdracht heeft verleend tot het verwijderen en opslaan van verontreinigd blus- en regenwater en slurrie. Daarnaast was de situatie tijdens de door Mourik verrichte werkzaamheden een andere dan tijdens de werkzaamheden die Wilchem had verricht, reden waarom toen (ook) de door Chemie-Pack aan Mourik gestelde financiële grens van € 200.000,- was overschreden en Mourik haar werkzaamheden staakte, de Gemeente aan Mourik een vervolgopdracht heeft gegeven. De situatie die toen immers was ontstaan duldde geen nader uitstel omdat nog niet al het verontreinigde bluswater en slurrie waren verwijderd, hetgeen een gevaar voor mens en milieu opleverde. Deze situatie verschilde van die waarin Wilchem zich bevond, namelijk nadat zij haar werkzaamheden had verricht en het verontreinigde bluswater was opgezogen en opgeslagen in de “Pafos”, was er geen (voor mens en milieu schadelijke) verontreiniging meer omdat het verontreinigde bluswater immers in de “Pafos” was opgeslagen. In dat licht bezien was de door de Gemeente op grond van de Wet milieubeheer te nemen verantwoordelijkheid anders dan bij de - in het kader van de last onder dwangsom - aan Mourik verleende opdracht, waarbij de Gemeente als gezegd alle kosten na het bereiken van het grensbedrag van € 200.000,- voor haar rekening heeft genomen.”
De rechtbank neemt deze overwegingen in de onderhavige zaak over. Wilchem heeft geen feiten en omstandigheden naar voren gebracht die nopen tot een ander oordeel.
3.14.
Uit de eerder besproken getuigenverklaringen kan niet worden afgeleid dat de gemeente een toezegging heeft gedaan. Van schending van het vertrouwensbeginsel kan dan ook geen sprake zijn. Voorts heeft Wilchem onvoldoende gesteld waarin de onzorgvuldigheid van de gemeente is gelegen. Hetzelfde geldt voor de gestelde schending van het evenredigheidsbeginsel.
3.15.
De conclusie is dat geen sprake is van een onrechtmatig handelen van de gemeente.
Zaakwaarneming
3.16.
Volgens Wilchem was de gemeente ook uit hoofde van zaakwaarneming gehouden om de kosten boven de € 300.000,- exclusief btw aan Wilchem te voldoen. Het bluswater bevatte stoffen die schadelijk zijn voor de volksgezondheid. De verdamping van bepaalde stoffen is mogelijk de oorzaak geweest van het onwel worden van de aanwezige hulpverleners. De kans op bodem- en grondwaterverontreiniging was aanzienlijk.
3.17.
Hierover heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in zijn arrest van 14 januari 2014 overwogen:
“Van zaakwaarneming door de Gemeente uit hoofde van artikel 6:198 BW is, anders dan Wilchem heeft aangevoerd, evenmin sprake. Mocht er al sprake zijn van het behartigen van andermans belang, dan is dat niet het belang van de Gemeente maar dat van Chemie-Pack, omdat Chemie-Pack immers verantwoordelijk was voor het verwijderen van het verontreinigde bluswater. Hetzelfde geldt voor zover beroep is gedaan op ongerechtvaardigde verrijking.”
De rechtbank neemt deze overwegingen over. Wilchem heeft geen feiten en omstandigheden naar voren gebracht die nopen tot een ander oordeel. Het beroep op zaakwaarneming wordt dan ook afgewezen.
Volmacht
3.18.
Als de rechtbank van oordeel zou zijn dat de gemeente niet rechtstreeks partij is bij de overeenkomst tot opdracht, heeft volgens Wilchem te gelden dat de gemeente aan Chemie-Pack een volmacht heeft verstrekt om een opdracht te geven aan een bedrijf als Wilchem, waarbij de gemeente de kosten boven het bedrag van € 300.000,- voor haar rekening zou nemen. Gelet op de diverse uitlatingen van [Naam X] richting Wilchem en het feit dat de gemeente bij herhaling heeft geïnformeerd naar de stand van de gemaakte kosten, mocht Wilchem erop vertrouwen dat aan Chemie-Pack een toereikende volmacht was verleend. Op grond van deze volmacht is de gemeente partij geworden bij de overeenkomst met Wilchem voor het bedrag van meer dan € 300.000,- exclusief btw.
3.19.
De rechtbank is van oordeel dat dit betoog faalt. Bij e-mailbericht van 24 januari 2011 heeft Wilchem aan Chemie-Pack medegedeeld:
Concreet komt het er dus op neer dat wij de Gemeente Moerdijk moeten gaan benaderen voor een aanvullende opdracht om de werkzaamheden voort te zetten. Tenzij u besluit om ons een aanvullende opdracht te verstrekken voor de resterende kosten!
Deze mededeling is niet verenigbaar met de stelling dat Wilchem erop heeft vertrouwd dat Chemie-Pack beschikte over een (toereikende) volmacht van de gemeente en op grond hiervan namens de gemeente aan Wilchem de opdracht heeft gegeven.
Misbruik van (proces)recht
3.20.
Wilchem stelt dat het handelen dan wel nalaten van de gemeente een overheidsinstantie onwaardig is. Wilchem heeft daardoor zeer aanzienlijke advocaatkosten en overige kosten moeten maken. Volgens Wilchem is de gemeente voor die schade aansprakelijk. De omvang hiervan is nog niet vast te stellen. Om die reden heeft Wilchem belang bij een vordering tot schadevergoeding nader op te maken bij staat.
3.21.
De rechtbank verwerpt deze stelling. Het gaat hier niet om een zelfstandige grondslag voor een vordering tot schadevergoeding – als dat wel zo is bedoeld heeft Wilchem daarvoor onvoldoende feiten gesteld – maar een die afhankelijk is van het slagen van een van de overige grondslagen. Daarvan is geen sprake, zodat deze vordering moet worden afgewezen.
3.22.
De conclusie is dat de vorderingen in conventie moeten worden afgewezen.
in reconventie
3.23.
In reconventie legt de gemeente aan haar vorderingen het volgende ten grondslag.
3.23.1.
Na betekening van het vonnis in kort geding heeft de gemeente gevolg gegeven aan de tegen haar uitgesproken veroordeling. Omdat de gemeente verwachtte dat Chemie-Pack niet aan haar veroordeling zou voldoen, heeft zij de totale hoeveelheid bluswater, te weten 3.264 ton, uit de Pafos laten verwijderen en verwerken en het schip laten reinigen. De gemeente heeft aan Wilchem een bedrag betaald van in totaal € 1.366.895,24. Dit is als volgt opgebouwd:
Kostenoverzicht I
1. Opslagkosten ‘Pafos’ Wilchem € 933.314,68
2. Proceskosten Wilchem 2.610,16
(voorlopige voorziening en hof ’s-Hertogenbosch)
3. Verwerking (blus)water ‘Pafos’ ATM 388.130,40
4. Reinigingskosten ‘Pafos’ ATM
42.840,00
Totaal € 1.366.895,24
3.23.2.
Op basis van het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft Wilchem op 28 februari 2014 een bedrag van in totaal € 1.032.841,61 aan de gemeente betaald. Dit bedrag is als volgt opgebouwd:
Kostenoverzicht II
1. Opslagkosten ‘Pafos’
(incl. wettelijke rente t/m 28-2-2014) € 1.021.253,48
2. Proceskosten voorlopige voorziening
(incl. wettelijke rente t/m 28-2-2014) 1.250,90
3. Nakosten voorlopige voorziening
(incl. wettelijke rente) 143,97
4. Proceskosten gerechtshof ’s-Hertogenbosch
(incl. wettelijke rente t/m 28-2-2014) 1.458,46
5. Proceskosten beide instanties
(excl. wettelijke rente) 5.252,81
6. Proceskosten geding in cassatie
(excl. wettelijke rente)
3.481,99
Totaal € 1.032.841,61
3.23.3.
De kosten voor de verwerking van het verontreinigde (blus)water dat was opgeslagen in de Pafos ad € 388.130,40 (kostenoverzicht I, nr. 3) en de kosten voor de reiniging van de Pafos ad € 42.840,- (kostenoverzicht I, nr. 4) heeft Wilchem niet aan de gemeente terugbetaald. Dit gaat om een totaalbedrag van € 430.970,40 exclusief wettelijke rente. Het betreft de kosten die de gemeente volgens facturen van ATM van 28 juli 2011 op 27 augustus 2012 heeft betaald (prod. 8 bij cva/cve).
De gemeente stelt dat zij deze kosten onverschuldigd heeft betaald. Uit het door deze rechtbank te wijzen vonnis zal moeten volgen dat de vorderingen van Wilchem moeten worden afgewezen. Dat betekent dat de gemeente de kosten van verwerking van het (blus)water en van de reiniging van de Pafos zonder rechtsgrond en dus onverschuldigd aan Wilchem heeft betaald.
3.24.
Wilchem betwist dat sprake is van onverschuldigde betaling. De gemeente heeft uit eigen beweging opdracht gegeven aan ATM en heeft daarvoor betaald aan ATM. Wilchem is daarom niet ‘de ontvanger’ als bedoeld in artikel 6:203 BW.
Dit verweer slaagt; Wilchem heeft geen prestatie van de gemeente ontvangen omdat de gemeente heeft betaald aan ATM. Op deze grondslag kan de vordering niet worden toegewezen.
3.25.
De gemeente vordert voorts op de grondslag van ongerechtvaardigde verrijking betaling van Wilchem van de kosten van verwerking van het (blus)water en het reinigen van de Pafos. Voor het geval de vorderingen van Wilchem in conventie worden afgewezen, is er volgens de gemeente geen reden de kosten van verwerking van het bluswater en de reiniging van de Pafos voor rekening van de gemeente te laten komen, die deze aan ATM heeft betaald. Wilchem is verrijkt omdat de kosten die voor haar eigen rekening moeten blijven door de gemeente zijn gemaakt. De gemeente is hierdoor verarmd. Aan de verrijking van Wilchem ligt geen redelijke oorzaak ten grondslag. Als de door Wilchem aangevoerde grondslagen in conventie falen, betekent dit dat Wilchem deze kosten zelf aan ATM had moeten betalen.
3.26.
Wilchem verweert zich in de eerste plaats met de stelling dat zij van Chemie-Pack alleen opdracht heeft gekregen het (blus)water te verwijderen en op te slaan. Zij heeft geen opdracht gekregen het bluswater te verwerken.
Dit verweer slaagt. Voor een verrijking is voldoende dat een vermogensvermeerdering heeft plaatsgevonden door het besparen van kosten. Dan moet wel voldaan zijn aan de voorwaarde dat Wilchem verplicht was die kosten te maken. Dat is hier niet het geval. De enkele omstandigheid dat Wilchem de Pafos heeft gehuurd om daarin het verwijderde (blus)water op te slaan en gehouden was de Pafos gereinigd te retourneren betekent niet dat daaruit alleen al volgt dat zij dus ook verplicht was de kosten van verwerking van het (blus)water voor haar rekening te nemen. Opslag en verwerking zijn verschillende werkzaamheden die door verschillende opdrachtnemers kunnen worden uitgevoerd. Uit de bepalingen van hoofdstuk 17 Wm (ten tijde hier van belang) volgt dat de verantwoordelijkheid voor het (laten) verrichten van die werkzaamheden bij Chemie-Pack lag als drijver van de inrichting (art. 17.1 Wm), dan wel als degene bij wie de afvalstoffen zijn ontstaan of aanwezig zijn (art. 17.4 Wm). Uit de door Chemie-Pack aan Wilchem verstrekte opdracht, zoals overwogen in randnr. 3.3., blijkt niet dat Chemie-Pack aan Wilchem ook opdracht heeft gegeven om het afgezogen (blus)water te verwerken.
3.27.
Wilchem heeft niet gemotiveerd weersproken dat op haar de verplichting rustte de Pafos gereinigd terug te geven. Dit volgt ook uit de e-mail die Wilchem op 26 januari 2011 aan Chemie-Pack heeft gestuurd en waarin staat ‘dat het schoon retour leveren van de Pafos tot de aan ons, door u verstrekte opdracht’ toebehoort. De kosten van reiniging, die zij aan ATM als haar opdrachtnemer verschuldigd was, heeft zij daarom bespaard ten koste van de gemeente die deze aan ATM heeft betaald en in zoverre is verarmd. Een redelijke grond voor die verrijking is niet aanwezig. Wilchem dient daarom de door de gemeente geleden schade te vergoeden. Het is redelijk dat Wilchem het door de gemeente voor de reiniging betaalde bedrag als schadevergoeding voldoet ter opheffing van de verarming. De rechtbank zal Wilchem daarom veroordelen aan de gemeente te betalen het bedrag van € 42.840,--, vermeerderd met de (niet betwiste nevenvordering terzake) wettelijke rente vanaf 27 augustus 2012.
de proceskosten
3.28.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal Wilchem in de kosten van het geding in conventie worden veroordeeld. In conventie worden de kosten aan de zijde van de gemeente begroot op:
- griffierecht € 589,00
- salaris advocaat 12.844,00 (4 punten x tarief € 3.211,00)
- getuigentaxe
1.021,00
Totaal € 14.454,00
3.29.
Wilchem zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in reconventie worden veroordeeld. Omdat een aanzienlijk deel van het gevorderde bedrag wordt afgewezen, begroot de rechtbank de proceskosten aan de zijde van de gemeente op basis van het toegewezen bedrag op € 894,00 (2 punten x wegingsfactor 0,5 x tarief € 894,-).
3.30.
De gevorderde nakosten worden toegewezen als hierna in het dictum bepaald.

4.De beslissing

De rechtbank
in conventie
4.1.
wijst de vorderingen af;
4.2.
veroordeelt Wilchem in de proceskosten, aan de zijde van de gemeente tot op heden begroot op € 14.454,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
4.3.
verklaart dit vonnis in conventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in reconventie
4.4.
veroordeelt Wilchem tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de gemeente te betalen een bedrag van € 42.480,- (zegge: tweeënveertigduizend vierhonderdtachtig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 augustus 2012 tot de dag van volledige betaling;
4.5.
veroordeelt Wilchem in de proceskosten, aan de zijde van de gemeente tot op heden begroot op € 894,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
4.6.
veroordeelt Wilchem in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 205,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Wilchem niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak;
4.7.
verklaart dit vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.8.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. Römers, mr. Van Geloven en mr. Visser en in het openbaar uitgesproken op 15 april 2015.