3.1.Tussen partijen staan de volgende feiten vast.
3.1.1.Op 5 januari 2011 is een omvangrijke brand uitgebroken op het bedrijfsterrein van Chemie-Pack Nederland BV (hierna: Chemie-Pack) te Moerdijk. Dit bedrijfsterrein behoort in eigendom toe aan Chemie-Pack Onroerend Goed BV.
3.1.2.Ten gevolge van deze omvangrijke brand zijn grote hoeveelheden chemicaliën, die bij Chemie-Pack lagen opgeslagen, vermengd met het brandbestrijdingswater (hierna: bluswater) en uitgestroomd over het bedrijfsterrein en de omgeving daarvan.
3.1.3.Op 7 januari 2011, omstreeks 17.00 uur, heeft een bespreking plaatsgevonden tussen vertegenwoordigers van de gemeente en vertegenwoordigers van Chemie-Pack. Wilchem was hierbij niet aanwezig. Tijdens deze bespreking heeft de gemeente verklaard dat het belang van de openbare orde en veiligheid naar haar inzicht vergde dat het nog aanwezige bluswater onmiddellijk werd verwijderd. Chemie-Pack is door de gemeente met een beroep op het bepaalde in artikel 17 Wet milieubeheer (Wm) en onder aanzegging van het intreden van de gevolgen van onder meer hoofdstuk 17 Wm gesommeerd het bluswater te (doen) verwijderen. Van deze bespreking is een verslag opgemaakt. Voor zover hier van belang is daarin het volgende opgenomen:
“Het is zodanig ernstig door de gegevens die bekend zijn gemaakt ook met betrekking tot het onwel worden van hulpverleners dat het bluswater zo spoedig mogelijk verwijderd dient te worden. Dit meldt loco-burgemeester Punt.
Momenteel is het Waterschap bezig om de sloot in te dammen zodat dit niet in het oppervlaktewater terecht kan komen.
Op het terrein is nog veel water aanwezig. Loco-burgemeester Punt meldt dat de mening van de gemeente is dat dit zo spoedig mogelijk verwijderd dient te worden. Hij zegt: ‘Wij vragen u, sommeren u, om dit zo spoedig mogelijk te gaan doen omdat u daar wettelijk verantwoordelijk voor bent. Deze actie is zo acuut dat de mensen die nu bezig zijn als hulpverleners bescherming dienen te dragen. Daarmee moet rekening gehouden worden. Dit heeft ook te maken met de verdamping van bepaalde stoffen. Zoals gemeld zijn enkele hulpverleners naar het ziekenhuis gebracht met klachten. Met dien verstande is het onze taak om het bluswater te laten verwijderen.’
(…)
De advocaat van Chemie-Pack meldt dat ook het bedrijf wil dat alles zo snel mogelijk wordt opgeruimd. Hij verzoekt nogmaals om namens het college haar schriftelijk te laten weten welke locaties moeten worden ontruimd, wat het opruimen precies inhoudt, dat dit volgens Hoofdstuk 17 Wet Milieubeheer geschiedt en een aanduiding van een termijn. Dit om misverstanden te voorkomen en om in het overleg met de verzekeraar te kunnen gebruiken. (…)
De advocaat van Chemie-Pack zegt: ‘Het is het Waterschap ook gelukt om bestuursdwang op te stellen binnen een zeer korte tijd. Dat moet de gemeente dus ook lukken.’ In verband met de verzekeraar verzoekt hij nogmaals om een brief.
(…)
De advocaat van de gemeente geeft aan dat het totale kostenplaatje nu niet te zien is. Hij meldt dat er nu maatregelen genomen moeten worden. Hij stelt nogmaals voor dat Chemie Pack nu opdracht geeft om de werkzaamheden uit te voeren. Als blijkt dat het niet te betalen is, komt er toch formeel bestuursdwang.
(…)
De advocaat van Chemie-Pack meldt dat zij veel voelen voor de suggestie van de gemeente. Hij stelt voor om namens het bedrijf, in samenspraak met de gemeente, opdracht te geven om te doen wat nodig is. Met dien verstande dat zij alleen garant kunnen staan voor € 300.000,-. Mocht het bedrag hoger worden dan alsnog bestuursdwang inzetten. Op deze manier willen zij het doen.
De advocaat van de gemeente meldt dat dit een goede start is. De gemeente zal samen met het bedrijf contact opnemen met het juiste bedrijf om schoon te gaan maken. Dat bedrijf zal waarschijnlijk financiële zekerheid willen hebben dus men moet goed bedenken hoe daar mee om te gaan.
De gemeente gaat er nu dus vanuit dat Chemie-Pack de opdracht geeft. Op het moment dat blijkt dat Chemie Pack de werkzaamheden niet wil afronden, zal (spoed)bestuursdwang worden toegepast.
(…)
De Advocaat van Chemie-Pack, de heer Van ’t Zelfde, zal de afspraken bevestigen aan de advocaat van de gemeente, de heer Kroon. (…)”
3.1.4.Op vrijdagavond 7 januari 2011 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen de heren [naam Y] (namens Wilchem), de heer [Naam X] (namens de gemeente) en de heer [Naam Z] (namens Chemie-Pack).
3.1.5.In de nacht van 7 op 8 januari 2011 heeft Wilchem een plan van aanpak opgesteld. Dit plan van aanpak is onder meer ter beoordeling voorgelegd aan de gemeente in de persoon van de heer [Naam W]. In het plan van aanpak staat achter ‘Opruiming/opslag’ aangekruist ‘restant behandelen conform WM-richtlijnen’ en ‘Afvalstoffen afvoeren naar: ATM Moerdijk’ (hierna: ATM).
3.1.6.Bij e-mailbericht van 8 januari 2011, verzonden om 02:46 uur, heeft mr. R. van ’t Zelfde, advocaat van Chemie-Pack, aan mr. W. Kroon, advocaat van de gemeente, onder meer het volgende medegedeeld:
“Ter beperking van schade en ook overigens ter voldoening aan hetgeen de wet hieromtrent stelt, vinden zowel de gemeente als cliënte het van belang dat het bluswater op voormelde percelen zo spoedig als mogelijk op een professionele en veilige wijze wordt verwijderd en (al dan niet tijdelijk) elders wordt opgeslagen. In dit kader is afgesproken dat de heer [Naam Z] namens cliënte en de heer [Naam X] (en diens waarnemer [Naam W]) namens de gemeente gezamenlijk op zoek gaan naar een bedrijf dat in staat moet worden geacht om het bluswater te verwijderen. Ten tijde van het schrijven van dit e-mailbericht lijkt het er op dat het Adviesburo Kwaliteits-, Milieu- en Incident Management Wilchem het bedrijf wordt waaraan de opdracht tot verwijdering van het bluswater zal worden verleend. Cliënte zal voormelde opdracht verlenen met dien verstande dat cliënte zich voor wat betreft de betaling van de factuur dan wel facturen van het bedrijf dat de opdracht gaat uitvoeren slechts garant stelt tot betaling van een bedrag van € 300.000,-- exclusief btw. Voor het geval het verwijderen van het bluswater dus meer gaat kosten dan € 300.000,-- zijn gemeente Moerdijk en cliënte overeengekomen dat het meerdere boven € 300.000,-- door de gemeente aan het desbetreffende bedrijf zal worden voldaan. In het verlengde hiervan heeft cliënte de gemeente in overweging gegeven om voor de verwijdering van het bluswater, voor zover dat qua kosten de € 300.000,-- zou overschrijden, cliënte met een bestuursdwangbeschikking aan te schrijven. Cliënte heeft de gemeente uitgelegd dat van cliënte zonder toestemming van de betrokken verzekeraars in alle redelijkheid niet kan worden verlangd dat zij aan een bedrijf op een andere wijze als hiervoor vermeld opdracht verleent. De gemeente heeft hiervoor begrip getoond. Het voorgaande betekent dat de gemeente er mee akkoord is dat cliënte in haar opdrachtverstrekking aan het desbetreffende bedrijf vermeldt dat rekeningen (voor het verwijderen van het bluswater als hier aan de orde) tot en met een beloop van € 300.000,-- bij cliënte kunnen worden ingediend en voor het meerdere bij de gemeente Moerdijk.”
3.1.7.In opdracht van Wilchem heeft ATM een schip, de ‘Pafos’, van TCA bvba gehuurd, die de opdracht op 7 januari 2011 om 16:12 uur aan ATM heeft bevestigd. De Pafos was bestemd voor de opslag van het bluswater. ATM heeft voor de huur van de Pafos een bedrag van € 41.483,40 bij Wilchem in rekening gebracht.
3.1.8.Wilchem is op 8 januari 2011 om 5.30 uur aangevangen met het verwijderen en de opslag van het bluswater op en rond de bedrijfsterreinen van Chemie-Pack.
3.1.9.Mr. Kroon heeft bij e-mailbericht van 8 januari 2011 om 16.21 uur gereageerd op het e-mailbericht van mr. Van ’t Zelfde van 8 januari 2011, 2.46 uur. Het e-mailbericht van mr. Kroon houdt onder meer het volgende in:
“(…) In dit overleg is namens de gemeente onderstreept dat alleen al op grond van de bepalingen in Hoofdstuk 17 Wm de drijver van de inrichting verplicht is om die maatregelen te treffen. Uw cliënte heeft toegezegd die maatregelen te zullen gaan treffen en opdracht te geven voor het uitvoeren van de in dat kader noodzakelijk maatregelen. Voor zover mij bekend worden die maatregelen sinds hedenochtend uitgevoerd en ik ga er van uit dat uw cliënte de opdracht daarvoor volgens afspraak heeft verstrekt.
Nu uw cliënte vrijwillig de noodzakelijk maatregelen treft, is voor de gemeente op dit moment geen aanleiding om tot (spoed)bestuursdwang over te gaan. (…)
Uw cliënte heeft in het overleg aangegeven in beginsel maximaal € 300.000,00 aan deze beheermaatregelen te willen uitgeven. Het is op dit moment nog niet duidelijk of dat bedrag voldoende zal zijn voor het uitvoeren van die maatregelen. Mocht dat bedrag onverhoopt niet toereikend zijn, doet dat niet af aan de verplichting van uw cliënte om maatregelen te treffen en dus de opruimwerkzaamheden af te ronden. Indien het door uw cliënte aangegeven maximumbedrag van € 300.000,00 is bereikt en de beheersmaatregelen nog niet zijn afgerond, kan uw cliënte alsnog meer middelen spenderen of zij geeft aan dat zij dat niet kan/wil. De gemeente begrijpt de precaire situatie van uw cliënte maar sluit niet uit dat uw cliënte in dat geval, al dan niet in overleg met haar
verzekeraars, de opdrachtverlening alsnog wil verlengen.
Indien de werkzaamheden nog niet zijn afgerond en uw cliënte aangeeft deze niet te willen/kunnen laten voortzetten betekent dat dat de gemeente, gelet op het grote belang van het afronden van de maatregelen, alsnog zal gaan handhaven waarbij uw cliënte rekening moet houden met kostenverhaal. (…)
Indien er onverhoopt alsnog bestuursdwang moet worden toegepast, streeft de gemeente er naar dat de werkzaamheden door haar zo snel mogelijk worden afgerond. In beginsel zal de gemeente proberen met dezelfde uitvoerder verder te gaan. De gemeente behoudt zich echter het recht voor, als daartoe aanleiding is, een andere uitvoerder in te schakelen. (…)”
3.1.10.Bij fax en e-mailbericht van 8 januari 2011 schrijft mr. Van ’t Zelfde namens Chemie-Pack aan de heer [naam Y] van Wilchem BV onder meer het volgende:
“U bent op zaterdag 8 januari 2011 omstreeks 5.30 uur ’s ochtends gestart met het uitvoeren van werkzaamheden die – kort gezegd – bestaan uit het verwijderen en opslaan van (zwaar) verontreinigd bluswater, dat vanwege de inmiddels bestreden brand bij cliënte, aanwezig is op en rond haar bedrijfsterreinen aan de Vlasweg 4 te Moerdijk, hierna te noemen: “de werkzaamheden”.
Met de werkzaamheden bent u aangevangen op basis van een mondelinge opdracht van mijn cliënte. Middels deze brief bevestig ik u namens cliënte deze mondelinge opdracht, alsmede de met u overeengekomen voorwaarden waaronder de werkzaamheden worden uitgevoerd.
Vanwege de spoedeisendheid van de situatie, alsmede vanwege het feit dat de omvang van de werkzaamheden door u niet op voorhand kon worden bepaald, vindt uitvoering van de werkzaamheden plaats op basis van regie. (…)
De opdracht van mijn cliënte voor uitvoering van de werkzaamheden is in alle gevallen beperkt tot een bedrag van maximaal € 300.000,00 exclusief BTW, hierna te noemen: “de maximumprijs”. Dat betekent dat mijn cliënte voor uitvoering van de werkzaamheden nooit meer zal betalen dan de maximumprijs. Ook niet indien de werkzaamheden op het moment van het bereiken van de maximumprijs nog niet zijn voltooid. In dat geval dient u de opdracht van cliënte om de werkzaamheden uit te voeren derhalve als beëindigd te beschouwen, zoals met u ook is overeengekomen.
Mijn cliënte stelt zich ten opzichte van de gemeente Moerdijk op het standpunt dat, indien de werkzaamheden op het moment van het bereiken van de maximumprijs nog niet zijn voltooid, deze in opdracht en voor rekening van de gemeente dienen te worden voortgezet. De gemeente behoudt zich echter uitdrukkelijk het recht voor om verdere werkzaamheden op te dragen aan een andere partij dan u.
Indien en zodra voor u voorzienbaar is dat de werkzaamheden op het moment van het bereiken van de maximumprijs nog niet (volledig) zullen zijn voltooid en in ieder geval op het moment dat de maximumprijs is bereikt, dient u zich in verbinding te stellen met de gemeente Moerdijk, contactpersoon [Naam X] (…), teneinde met deze partij te bespreken of, en zo ja, onder welke condities, u uw werkzaamheden eventueel kunt voortzetten in opdracht van de gemeente.”
3.1.11.Wilchem heeft tussen 8 en 10 januari 2011 een hoeveelheid van 1.330 ton bluswater opgezogen en afgevoerd naar ATM. Het opgezogen bluswater is opgeslagen in de Pafos.
3.1.12.Bij beschikking van 12 januari 2011 heeft de gemeente aan Chemie-Pack een last onder bestuursdwang opgelegd tot verwijdering, eventuele opslag en afvoer naar een verwerker van het nog aanwezige verontreinigde (blus)water en het residu (slurrielaag). In de beschikking is vermeld dat de bestuursdwang zal worden geëffectueerd op het moment dat het verwijderen van het (blus)water en de slurrielaag door of namens Chemie-Pack wordt gestaakt of als met het verwijderen van het (blus)water en slurrielaag alsnog niet wordt aangevangen.
3.1.13.Chemie-Pack heeft ter uitvoering van die beschikking op 14 januari 2011 aan Mourik Groot-Ammers BV (hierna: Mourik) opdracht verstrekt tot het verwijderen en de opslag van het (blus)water en de zichtbare slurrie tot een bedrag van (uiteindelijk) maximaal € 200.000 exclusief btw.
3.1.14.Mourik heeft in het kader van de door Chemie-Pack aan haar verstrekte opdracht een hoeveelheid van 3.630 ton (blus)water opgezogen en afgevoerd naar ATM, waarvan 2.294 ton met instemming van Wilchem is opgeslagen in de Pafos en circa 1.260 ton in een landtank van ATM.
3.1.15.Bij e-mailbericht van 24 januari 2011 heeft Wilchem Chemie-Pack bericht dat het bedrag van € 300.000 overschreden zou gaan worden door de kosten van voortdurende opslag. In dit e-mailbericht is voorts onder andere het volgende vermeld:
“Deze opdracht is door ons uitgevoerd binnen de door de overheid gestelde termijn van 48 uur, rest nog wel dat er nog steeds dagelijkse kosten ontstaan door de huur van het motorschip Pafos waar de verwijderde bluswaters in zijn opgeslagen, na een lossing van het schip zijn er nog reinigingskosten van schip die ook onder onze opdracht vallen. (…)
Concreet komt het er dus op neer dat wij de Gemeente Moerdijk moeten gaan benaderen voor een aanvullende opdracht om de werkzaamheden voort te zetten. Tenzij u besluit om ons een aanvullende opdracht te verstrekken voor de resterende kosten!”
3.1.16.Na het bereiken van het grensbedrag van de opdracht aan Mourik op of omstreeks 26 januari 2011, heeft de gemeente in het kader van de op 12 januari 2011 aan Chemie-Pack opgelegde last tot bestuursdwang Mourik opdracht gegeven tot verwijdering van het resterende residu.
3.1.17.Op 26 januari 2011 stuurt Wilchem een e-mailbericht naar (onder andere) Chemie-Pack. Hierin wordt onder andere het volgende vermeld:
“Zojuist contact opgenomen met de heer [Naam X] van Gemeente Moerdijk met betrekking tot het gecontamineerde bluswater in ‘de Pafos’.
De door Chemie-pack aan Wilchem verstrekte opdracht betreft ‘het verwijderen en opslaan van gecontamineerd bluswater’. Deze opdracht is beperkt tot een maximumprijs van € 300.000,-. Deze opdracht is inmiddels volbracht, echter zit het gecontamineerde bluswater nog steeds in de Pafos, en wij Wilchem BV verwachten niet dat dit erop afzienbare tijd zal worden uitgelost. Kortom naar alle waarschijnlijkheid zullen wij het maximum bedrag van € 300.000,- gaan overschrijden.
Gemeente Moerdijk heeft medegedeeld GEEN lopende contracten, welke door Chemie-Pack zijn verstrekt, zal overnemen!
Wat wordt onze volgende stap???????
Links of rechtsom, het gecontamineerde bluswater moet zo snel mogelijk uit de Pafos tevens zijn wij nog steeds van mening dat het schoon retour leveren van de Pafos tot de aan ons, door u verstrekte opdracht toebehoord!!!!”
3.1.18.Bij e-mailbericht van 27 januari 2011 schrijft mr. Andriessen namens Wilchem aan de gemeente onder meer het volgende
“Chemie-Pack stelt zich voorts op het standpunt dat indien de werkzaamheden op het moment van het bereiken van de maximumprijs nog niet zijn voltooid, deze in opdracht en voor rekening van de gemeente Moerdijk dienen te worden voortgezet.”
3.1.19.In antwoord hierop deelt de gemeente bij brief van 4 februari 2011 onder meer het volgende mede:
“Zoals u zelf al aangeeft, heeft uw cliënt in opdracht van Chemie-Pack Nederland BV verontreinigd bluswater verwijderd en opgeslagen. De gemeente is bij deze overeenkomst geen partij geweest. De bewering van Chemie-Pack dat de gemeente de opdracht en hieruit voortvloeiende kosten voor zijn rekening zou nemen nadat een afgesproken bedrag is bereikt, is dus niet juist. Wij zullen dan ook noch de opdracht noch de hieraan verbonden kosten overnemen. Het is niet aan ons te treden in het privaatrechtelijke geschil dat voortvloeit uit een overeenkomst tussen uw cliënt en Chemie-Pack BV.”
3.1.20.Mr. Andriessen heeft namens Wilchem bij brief van 8 februari 2011 de gemeente aansprakelijk gesteld voor de kosten boven het bedrag van € 300.000 exclusief btw. De gemeente heeft de aansprakelijkheid voor deze kosten afgewezen.
3.1.21.Bij e-mailbericht van 14 februari 2011 schrijft mr. Van ‘t Zelfde aan mr. Andriessen en Wilchem onder meer:
“Het is voor mij geen enkel probleem om mijn confraternele correspondentie met mr. Kroon aan mr. Andriessen te doen toekomen.
Immers, ook [naam V] en [naam Y] van Wilchem weten als geen ander dat Chemie-Pack de opdracht aan Wilchem heeft verstrekt in de wetenschap dat de gemeente Moerdijk iedere euro boven de grens van € 300.000,- aan Wilchem zou betalen.”
3.1.22.Wilchem heeft bij dagvaarding van 2 maart 2011 een kort geding aangespannen tegen de gemeente, alsmede tegen Chemie-Pack. De voorzieningenrechter van de rechtbank Breda heeft de gemeente veroordeeld tot het verwijderen van 1.330 ton bluswater uit de Pafos. Chemie-Pack is veroordeeld tot verwijdering van 2.294 ton bluswater uit de Pafos. De gemeente en Chemie-Pack zijn beide veroordeeld tot betaling aan Wilchem van een bedrag van € 4.686,93 per dag vanaf 11 februari 2011 tot en met de dag dat het schip leeg en gereinigd is. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. In rov. 3.5 en 3.6 heeft de voorzieningenrechter overwogen:
“In de rechtsverhouding van Wilchem tot de Gemeente is doorslaggevend wat Wilchem op grond van de inhoud van het gesprek op vrijdagavond 7 januari 2011 gerechtvaardigd mocht vertrouwen ten aanzien van de opslag. Daarbij kan op zijn minst als uitgangspunt dienen dat correct is overgebracht wat in het vastgesteld verslag als afspraak is opgenomen.
Alleszins aannemelijk is de stelling van Wilchem dat zij de opdracht niet zou hebben aanvaard als zij niet zeker was geweest van volledige betaling. De Gemeente had dit zelf ook voorzien, blijkens het vastgesteld verslag.
De Gemeente, Chemie-Pack en Wilchem communiceerden dus tijdens het opdracht-gesprek allen in het bewustzijn dat Wilchem in ieder geval aanspraken op volledige betaling van haar diensten en kosten wenste en zou behoren te gaan krijgen. Niet kan worden aangenomen dat met het ‘goed bedenken hoe daar mee om te gaan’ bedoeld zou zijn geweest om Wilchem listiglijk in een positie te brengen waarin zij geen aanspreekbare partij meer zou hebben na het bereiken van het grensbedrag. De enige logische duiding die daarom aan de boodschap van de Gemeente en Chemie-Pack, conform de afspraak in het vastgestelde verslag, aan Wilchem kan worden gegeven en waarop Wilchem heeft mogen vertrouwen is dat de Gemeente zich verbond om na het bereiken van het grensbedrag hetzij de opdracht op haar kosten voort te zetten, hetzij met Wilchem te stoppen en af te rekenen en een ander in te schakelen. Over de vraag hoe de Gemeente dit zou doen hoefde Wilchem zich niet te bekommeren.”
3.1.23.Wilchem heeft dit vonnis aan de gemeente betekend waarop de gemeente dit vonnis heeft uitgevoerd. Omdat de gemeente verwachtte dat Chemie-Pack niet aan haar veroordeling zou kunnen voldoen, heeft de gemeente de totale hoeveelheid bluswater, te weten 3.624 ton, uit de Pafos laten verwijderen en verwerken en het schip laten reinigen.
3.1.24.De gemeente heeft hoger beroep ingesteld van het vonnis van de voorzieningenrechter. Wilchem heeft incidenteel hoger beroep ingesteld. Het gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft bij arrest van 2 augustus 2011 het vonnis van de voorzieningenrechter vernietigd. Het hof heeft voorlopig geoordeeld dat de gemeente onrechtmatig jegens Wilchem heeft gehandeld en op die grondslag de gemeente veroordeeld tot verwijdering van al het bluswater (3.624 ton) uit de Pafos. De primaire grondslag van Wilchem was dat de Gemeente en Chemie-Pack zich hebben verbonden tot het voldoen van alle aan de overeenkomst van opdracht verbonden kosten. Daarover heeft het hof in dit arrest onder meer het volgende overwogen:
“4.9.1 Het hof stelt voorop dat bij de eerste bespreking op vrijdagavond 7 januari 2011 tussen de Gemeente en Chemie-Pack (…) niet is deelgenomen door Wilchem. Aan hetgeen in die bijeenkomst is besproken (…) kan naar het voorlopig oordeel van het hof niet de conclusie worden ontleend dat Wilchem erop mocht vertrouwen dat de Gemeente zich jegens haar verbond, zoals de voorzieningenrechter in rechtsoverweging 3.6 heeft geoordeeld. Hierover wordt met de grieven terecht geklaagd.
4.9.2Tussen partijen staat vast (…) dat aansluitend aan de crisisbijeenkomst in de avond van 7 januari 2011 een vervolgbespreking heeft plaatsgevonden (…) en dat daarin door Chemie-Pack mondeling opdracht aan Wilchem is verstrekt tot het verwijderen en opslaan van het verontreinigde bluswater van het terrein van Chemie-Pack en van de naastgelegen percelen.
4.9.3Partijen zijn verdeeld over de vraag of zijdens de Gemeente in dat gesprek een garantie is gegeven c.q. de toezegging is gedaan dat indien met de aan Wilchem opgedragen werkzaamheden het door Chemie-Pack gestelde grensbedrag van € 300.000 exclusief btw zou worden overschreden, het meerdere door Wilchem bij de Gemeente in rekening zou kunnen worden gebracht, en de Gemeente zich aldus jegens Wilchem tot betaling daarvan heeft verbonden. (…)
4.9.4Gelet op de gemotiveerde betwisting van de Gemeente heeft, naar het voorlopig oordeel van het hof, Wilchem haar stelling dat de Gemeente zich jegens haar heeft verbonden nog niet voldoende aannemelijk gemaakt.
Naar het voorlopig oordeel van het hof volgt uit de door Wilchem overgelegde e-mailberichten van mr. Van ’t Zelfde van 8 januari 2011 van 17.34 uur aan Wilchem en van Wilchem van 24 januari 2011 aan Chemie-Pack veeleer, dat van een zich binden door de Gemeente jegens Wilchem geen sprake is geweest. (…)
4.9.5Gelet op het feit dat een kort geding als het onderhavige zich niet leent voor nadere bewijslevering, zal het hof aldus aan de stelling van Wilchem dat de Gemeente zich jegens Wilchem heeft verbonden, en aan het door Wilchem gedane bewijsaanbod op dit punt, voorbij gaan.”
3.1.25.Tegen het arrest van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft de gemeente cassatieberoep ingesteld. Bij arrest van 12 oktober 2012 heeft de Hoge Raad het arrest van het hof, voor zover gewezen tussen de gemeente en Wilchem, vernietigd en het geding verwezen naar het gerechtshof te Arnhem ter verdere behandeling en beslissing.
3.1.26.Bij arrest van 14 januari 2014 heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden het vonnis van de voorzieningenrechter van 6 april 2011 vernietigd, de vorderingen van Wilchem alsnog afgewezen, en Wilchem veroordeeld om aan de gemeente terug te betalen al hetgeen de gemeente uit hoofde van de veroordelingen heeft betaald.
3.1.27.Ondertussen heeft Wilchem op 27 december 2012 een verzoekschrift tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor ingediend. Dit verzoek is door deze rechtbank bij beschikking van 28 januari 2013 gehonoreerd. Op 17 april 2013 zijn de getuigen van Wilchem gehoord, te weten: de heer mr. Van ’t Zelfde, de heer [Naam Z], de heer [naam Y] en de heer [naam V]. Tijdens het voorlopig tegenverhoor op 6 september 2013 zijn als getuigen aan de zijde van de gemeente gehoord: de heer Punt, de heer [Naam X], de heer [Naam U], de heer [Naam W] en de heer mr. De Kroon.
Toerekenbare tekortkoming in de nakoming