ECLI:NL:RBZWB:2015:2915

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 april 2015
Publicatiedatum
6 mei 2015
Zaaknummer
3540535
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • M.J.M. Klarenbeek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanhouding van de procedure in een effectenleasezaak met betrekking tot vernietiging door echtgenote en verjaring

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van effectenlease, heeft de gedaagde partij, vertegenwoordigd door mr. G. van Dijk, een verweer gevoerd tegen de eis van Dexia Nederland B.V., vertegenwoordigd door mr. T.R. van Ginkel. De gedaagde stelt dat zijn echtgenote enkele effectenleasecontracten heeft vernietigd op basis van de artikelen 1:88 en 1:89 van het Burgerlijk Wetboek. Dexia betwist dit door te stellen dat de bevoegdheid tot vernietiging was verjaard op het moment dat deze werd ingeroepen. De gedaagde heeft echter aangevoerd dat de collectieve actie van de stichting Eegalease de verjaring heeft gestuit.

De kantonrechter heeft in deze procedure kennisgenomen van de prejudiciële vragen die door het gerechtshof Amsterdam aan de Hoge Raad zijn gesteld. Deze vragen hebben betrekking op de stuitende werking van een collectieve vordering en de gevolgen daarvan voor de verjaring van de buitengerechtelijke bevoegdheid tot vernietiging van rechtshandelingen. De antwoorden op deze vragen zijn cruciaal voor de beslissing in deze zaak, aangezien ze direct van invloed zijn op de eis van Dexia.

De kantonrechter heeft besloten om de beslissing in deze zaak aan te houden totdat de Hoge Raad uitspraak heeft gedaan over de gestelde prejudiciële vragen. Dit betekent dat de procedure tijdelijk wordt stopgezet. De partijen zijn in de gelegenheid gesteld om schriftelijke opmerkingen te maken over het voornemen tot aanhouding. De zaak is vervolgens doorverwezen naar de rolzitting van 27 mei 2015, waar Dexia zich zal uitlaten over de aanhouding.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Kanton
Zittingsplaats: Middelburg
zaak/rolnr.: 3540535 / 14-6465

vonnis van de kantonrechter d.d. 29 april 2015

in de zaak van
de besloten vennootschap
Dexia Nederland B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eisende partij,
verder te noemen: Dexia,
gemachtigde: mr. T.R. van Ginkel, USG Legal Professionals te Amsterdam,
t e g e n :

[gedaagde],

wonende te [woonplaats], gemeente [gemeente],
gedaagde partij,
verder te noemen: gedaagde,
gemachtigde: mr. G. van Dijk, Leaseproces te Amsterdam.

het verloop van de procedure

De procedure is als volgt verlopen:
- dagvaarding van 14 oktober 2014,
- conclusies van antwoord, repliek en dupliek.

overwegingen

1. In deze waiverzaak heeft gedaagde het verweer gevoerd dat zijn echtgenote enkele van de zes effectenleasecontracten heeft vernietigd op grond van art. 1:88 BW en art. 1:89 BW. Dexia heeft tegengeworpen dat de bevoegdheid tot vernietiging was verjaard op het moment dat zij werd uitgeoefend. Gedaagde heeft daartegen aangevoerd dat de collectieve actie van onder meer de stichting Eegalease de verjaring heeft gestuit. Gedaagde heeft er daarbij op gewezen dat het gerechtshof Amsterdam bij arrest van 20 januari 2015 over deze stuitende werking aan de Hoge Raad de volgende prejudiciële vragen heeft gesteld:
- Strekt de stuitende werking op de voet van art. 3:316 BW van een collectieve vordering in de zin van art. 3:305a BW zich uit tot de verjaring van de buitengerechtelijke bevoegdheid tot vernietiging van rechtshandelingen krachtens art. 1:89 BW?
en bij bevestigend antwoord:
- Leidt alsdan een buitengerechtelijke vernietigingsverklaring van voor het tijdstip waarop de in art. 3:316 lid 2 BW bedoelde termijn van zes maanden is verstreken tot hetzelfde rechts-gevolg als het instellen van een nieuwe eis in de zin van die bepaling?
De zaak is bij de Hoge Raad in behandeling. De procespartijen zijn in de gelegenheid gesteld schriftelijke opmerkingen te maken.
2. Het antwoord op deze vragen is in deze zaak rechtstreeks van belang om op de eis van Dexia te beslissen. De kantonrechter is voornemens ex art. 392 lid 6 Rv. ambtshalve de beslissing in deze zaak aan te houden, totdat de Hoge Raad uitspraak heeft gedaan. Gedaagde heeft, zij het subsidiair, om zo’n aanhouding verzocht. De kantonrechter zal partijen, eerst Dexia daarna gedaagde, in de gelegenheid stellen zich over het voornemen tot aanhouding uit te laten.

de beslissing

De kantonrechter:
verwijst deze zaak naar de rolzitting van woensdag 27 mei 2015 te 09.00 uur, opdat Dexia zich bij akte zal uitlaten omtrent het voornemen tot aanhouding van deze procedure;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.M. Klarenbeek, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 april 2015 in tegenwoordigheid van de griffier.