In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 april 2015 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiseres, een 80-jarige vrouw die ernstig beperkt is door een hersenbloeding, en de stichting WVO Zorg. Eiseres heeft een euthanasieverzoek ingediend bij de Stichting Levenseindekliniek, maar de verpleeginstelling waar zij verblijft, WVO, staat niet toe dat de euthanasie daar wordt uitgevoerd. Eiseres en haar zoon, die als haar wettelijke vertegenwoordiger optreedt, willen de zorgovereenkomst met WVO beëindigen, maar WVO weigert dit, stellende dat eiseres niet wilsbekwaam is om de overeenkomst op te zeggen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres wilsbekwaam is en dat zij de zorgovereenkomst rechtsgeldig kan opzeggen. De voorzieningenrechter oordeelt dat WVO niet voldoende heeft aangetoond dat eiseres wilsonbekwaam is. De rechtbank heeft de vordering van eiseres toegewezen en WVO veroordeeld om mee te werken aan de beëindiging van de zorgovereenkomst. Tevens is WVO veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die zijn begroot op € 1.195,19. De uitspraak benadrukt het belang van wilsbekwaamheid in het kader van euthanasieverzoeken en de rechten van patiënten om hun zorgovereenkomsten te beëindigen.