Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Ontstaan en loop van het geding.
2.Motivering
3.Beslissing
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- wijst het verzoek om een dwangsom af.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 april 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst. De inspecteur had op 23 juli 2014 uitspraak gedaan op bezwaar tegen een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2012. De belanghebbende had bezwaar gemaakt en verzocht om een kostenvergoeding, maar de inspecteur had in zijn uitspraak op bezwaar geen beslissing genomen over dit verzoek.
Op 9 oktober 2014 heeft de gemachtigde van de belanghebbende de inspecteur in gebreke gesteld, maar de rechtbank oordeelt dat deze brief niet kan worden aangemerkt als een geldige ingebrekestelling volgens artikel 6:12, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank concludeert dat de belanghebbende de inspecteur niet voldoende concreet heeft gemaand om een besluit te nemen over de kostenvergoeding. Hierdoor is niet voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van een beroepschrift tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
De rechtbank heeft het beroep van de belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard en het verzoek om een dwangsom afgewezen. De rechtbank oordeelt verder dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan in aanwezigheid van de griffier, en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.