AI samenvatting door Lexboost • Automatisch gegenereerd
Ontuchtige handelingen met minderjarigen en bewijsminimum in strafrecht
Op 3 april 2015 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met twee minderjarige meisjes. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 20 maart 2015, waarbij de officier van justitie, mr. Suijkerbuijk, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging omvatte ontuchtige handelingen met [aangeefster 1], die op het moment van de feiten 12 jaar oud was, en [aangeefster 2], die 13 jaar oud was. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de aangeefsters voldoende steun vonden in ander bewijsmateriaal, waaronder chatgesprekken en verklaringen van de verdachte zelf. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen, ondanks de ontkenning van de verdachte. De rechtbank benadrukte het belang van het bewijsminimum zoals vastgelegd in artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering, dat vereist dat de verklaring van één getuige niet op zichzelf kan staan zonder steunbewijs.
De rechtbank legde de verdachte een taakstraf op van 240 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot betaling van € 600,- aan de benadeelde partij [aangeefster 1] voor immateriële schade. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn rol als mantelzorger voor zijn zieke echtgenote. De uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldige bewijsvoering in zaken van seksuele misdrijven tegen minderjarigen.
Voetnoten
1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal wordt, tenzij anders vermeld, bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door één of meer daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Wanneer wordt verwezen naar dossierpagina’s betreffen dit de doorgenummerde pagina’s van het dossier van de Regiopolitie Zeeland, nummer PL193E 2013013370 (dossier 1), en van het dossier van het Parket van de Procureur des Konings te Gent, opgemaakt door de politiezone Gent in het Gerechtelijk Arrondissement Gent, proces-verbaal nummer GE.37.LA.086126/2012 (dossier 2) en van het aanvullend proces-verbaal bij het dossier met nummer PL193E 2013013370 (dossier 3; niet voorzien van een doorlopende nummering).
2.Proces-verbaal van bevindingen van 9 januari 2015, met als bijlage een kopie van de Belgische identiteitskaart van [aangeefster 1], waarop als geboortedatum staat vermeld [geboortedatum 2].
3.Dossier 3, chatgesprek van 15 juli 2012, 20:23:41 uur, en chatgesprek van 18 juli 2012, 20:38:57 uur.
4.Verklaring van [aangeefster 1], pagina 39 van dossier 2, haar verklaring onder ‘tellerstand 14:00:00’, en pagina 41, haar verklaring onder ‘tellerstand 14:13:24’.
5.Verklaring van [aangeefster 2], pagina 27 van dossier 2, haar verklaring onder ‘tellerstand 14.58.10’.
6.Verklaring van [aangeefster 1], pagina 39 van dossier 2, haar verklaring onder ‘tellerstand 14:00:00’, de op één na laatste zin, en de verklaring van [aangeefster 2], pagina 27 van dossier 2, haar verklaring onder ‘tellerstand 14.58.10’, achtste gedachtestreepje.
7.Verklaring van verdachte, pagina 15 van dossier 1, achtste tot en met tiende alinea.
8.Kopie van de Belgische identiteitskaart van [aangeefster 2], waarop als geboortedatum staat vermeld [geboortedatum 3].
9.Verklaring van [aangeefster 2], pagina 28 van dossier 2, haar verklaring onder ‘tellerstand 15.11.41’, en pagina 29, eerste alinea.
10.Verklaring van [aangeefster 1], pagina 43 van dossier 2, onder ‘tellerstand 14:27:15’, aanhef en onder eerste sterretje, eerste zin.
11.Verklaring van verdachte, pagina 15 van dossier 1, achtste tot en met tiende alinea.
12.Dossier 3, chatgesprek van 15 juli 2012, 20:23:41 uur, en chatgesprek van 18 juli 2012, 20:38:57 uur.