Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
2.Gronden
“het geven van verpleegkundige zorg aan cliënten”.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 maart 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen een zelfstandig zorgverlener en de inspecteur van de Belastingdienst over de afwijzing van een Verklaring Arbeidsrelatie (VAR) voor het jaar 2014. De belanghebbende, werkzaam via een dochteronderneming van een zorginstelling, had bezwaar gemaakt tegen de beslissing van de inspecteur om de VAR te herzien van winst uit onderneming (WUO) naar loon. De rechtbank oordeelde dat de werkzaamheden van de belanghebbende niet als zelfstandig ondernemerschap konden worden aangemerkt, omdat deze afhankelijk was van de zorginstelling en geen ondernemersrisico liep. De rechtbank concludeerde dat de inspecteur terecht de VAR had herzien en het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank ging ook in op het vertrouwensbeginsel en het gelijkheidsbeginsel, maar oordeelde dat de belanghebbende geen voldoende bewijs had geleverd voor schending van deze beginselen. De uitspraak benadrukt de voorwaarden waaronder een VAR kan worden verstrekt en de rol van de inspecteur bij de beoordeling van aanvragen.