Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De procedure
- de processtukken zoals opgenomen in het procesdossier van de hierna te noemen zaak;
- het proces-verbaal van de behandeling van die zaak door mr. J.A. van Voorthuizen ter
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 maart 2015 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door een verzoeker tegen mr. J.A. van Voorthuizen, de rechter die belast was met de behandeling van een civiele zaak. Het wrakingsverzoek was gebaseerd op de stelling van de verzoeker dat mr. Van Voorthuizen vooringenomen was, omdat hij een verzoek tot aanhouding van de behandeling op 13 februari 2015 niet had gehonoreerd. De verzoeker was niet verschenen op de zitting en had geen argumenten aangedragen die zijn claim van vooringenomenheid onderbouwden.
De rechtbank overwoog dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, en dat er uitzonderlijke omstandigheden nodig zijn om aan te nemen dat deze onpartijdigheid in het geding is. De rechtbank concludeerde dat de verzoeker niet had aangetoond dat er sprake was van vooringenomenheid of dat de weigering om het verzoek tot aanhouding te honoreren onbegrijpelijk was. Bovendien werd opgemerkt dat de verzoeker het verzoek tot wraking lichtvaardig had ingediend en dat het niet onderbouwen van het verzoek erop wees dat hij mogelijk de procesgang wilde frustreren.
De rechtbank besloot het wrakingsverzoek af te wijzen en bepaalde dat de behandeling van de onderliggende zaak zou worden voortgezet. Tevens werd vastgesteld dat een volgend wrakingsverzoek in deze zaak niet meer in behandeling zou worden genomen.