ECLI:NL:RBZWB:2015:1791

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 maart 2015
Publicatiedatum
20 maart 2015
Zaaknummer
C/02/295436 / HA RK 15-41
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek tegen een rechter in een civiele procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 maart 2015 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door een verzoeker tegen mr. J.A. van Voorthuizen, de rechter die belast was met de behandeling van een civiele zaak. Het wrakingsverzoek was gebaseerd op de stelling van de verzoeker dat mr. Van Voorthuizen vooringenomen was, omdat hij een verzoek tot aanhouding van de behandeling op 13 februari 2015 niet had gehonoreerd. De verzoeker was niet verschenen op de zitting en had geen argumenten aangedragen die zijn claim van vooringenomenheid onderbouwden.

De rechtbank overwoog dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, en dat er uitzonderlijke omstandigheden nodig zijn om aan te nemen dat deze onpartijdigheid in het geding is. De rechtbank concludeerde dat de verzoeker niet had aangetoond dat er sprake was van vooringenomenheid of dat de weigering om het verzoek tot aanhouding te honoreren onbegrijpelijk was. Bovendien werd opgemerkt dat de verzoeker het verzoek tot wraking lichtvaardig had ingediend en dat het niet onderbouwen van het verzoek erop wees dat hij mogelijk de procesgang wilde frustreren.

De rechtbank besloot het wrakingsverzoek af te wijzen en bepaalde dat de behandeling van de onderliggende zaak zou worden voortgezet. Tevens werd vastgesteld dat een volgend wrakingsverzoek in deze zaak niet meer in behandeling zou worden genomen.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Handelsrecht
Middelburg
zaaknummer / rekestnummer: C/02/295436 / HA RK 15-41
Beschikking van 17 maart 2015
Op het mondelinge wrakingsverzoek van
[naam],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
niet verschenen,
gericht tegen mr. J.A. van Voorthuizen, rechter in deze rechtbank.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de processtukken zoals opgenomen in het procesdossier van de hierna te noemen zaak;
  • het proces-verbaal van de behandeling van die zaak door mr. J.A. van Voorthuizen ter
terechtzitting van 13 februari 2015;
- de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek door de wrakingskamer op 16 maart
2015, waarbij zijn verschenen mr. J.A. van Voorthuizen en mr. M.W. Dieleman.
Verzoeker is, alhoewel hij behoorlijk is opgeroepen, niet verschenen.

2.Het verzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van mr. Van Voorthuizen als kantonrechter belast met de behandeling van de zaak tussen verzoeker als gedaagde en de [eiser] (zaak/rolnr.: 3653775 / 14-7313), gemachtigde mr. M.W. Dieleman als eiseres. Verzoeker is van mening dat er bij mr. Van Voorthuizen sprake is van vooringenomenheid. Verzoeker stelt daartoe dat mr. Van Voorthuizen zijn verzoek tot aanhouding ter gelegenheid van de mondelinge behandeling op 13 februari 2015 ten onrechte niet heeft gehonoreerd.
2.2.
Mr. Van Voorthuizen deelt mee dat hij niet in het verzoek tot wraking berust. Mr. Van Voorthuizen stelt dat verzoeker ter gelegenheid van de mondelinge behandeling aanhouding heeft gevraagd omdat hij zou worden belaagd en geïntimideerd, en hij het sterke vermoeden heeft dat (medewerkers van) [eiser] daarbij betrokken zijn/is. Verzoeker heeft desgevraagd niet meegedeeld waarom als gevolg daarvan de behandeling van de zaak niet zou kunnen plaatsvinden. Mr. Van Voorthuizen stelt het verzoek om aanhouding dan ook niet gehonoreerd te hebben waarop verzoeker vervolgens een beroep op wraking heeft gedaan. Mr. Van Voorthuizen stelt voorts dat verzoeker, desgevraagd, geen argumenten heeft aangevoerd waarom het weigeren van het verzoek tot aanhouding aanleiding zou zijn om aan te nemen dat mr. Van Voorthuizen vooringenomen zou zijn.
2.3.
Mr. Dieleman deelt mee dat naar zijn mening de gang van zaken ter terechtzitting geen aanleiding gaf voor het wrakingsverzoek. De mondelinge behandeling werd gehouden met het oog op het tot stand brengen van een gesprek tussen partijen en om te bezien of partijen in onderling overleg tot een oplossing konden komen voor het tussen hen gerezen geschil. Mr. Dieleman stelt dat een verzoek om aanhouding niet gewenst was en dat hij daarmee dan ook niet heeft ingestemd. Het verzoek om aanhouding van de behandeling is door verzoeker ook niet gefundeerd. Mr. Dieleman is van mening dat het verzoek door de kantonrechter terecht is geweigerd.

3.De beoordeling

3.1.
Ingevolge artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan een partij een rechter die een zaak behandelt wraken op grond van feiten en/of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Bij de beoordeling daarvan moet volgens de heersende opvatting voorop worden gesteld dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn. Dit lijdt slechts uitzondering indien zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij de verzoek bestaande vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarvan is naar het oordeel van de rechtbank in de onderhavige zaak niet gebleken. De rechtbank overweegt daartoe het navolgende.
3.2.
Verzoeker heeft aan zijn verzoek tot wraking ten grondslag gelegd dat de rechter zijn verzoek tot aanhouding van de zaak niet heeft gehonoreerd. Door verzoeker is het verband tussen de door hem gestelde intimidatie en belaging, waarbij medewerkers van [eiser] betrokken zouden zijn, en zijn verzoek om aanhouding niet onderbouwd. Verzoeker heeft evenmin feiten en/of omstandigheden gesteld op grond waarvan aangenomen moet worden dat het weigeren van het verzoek tot aanhouding door mr. Van Voorthuizen zodanig onbegrijpelijk is dat dat de conclusie rechtvaardigt dat hij jegens verzoeker vooringenomen is. Het behoort tot het domein van de zittingsrechter om in het kader van een goede procesorde, rekening houdend met de belangen van beide partijen, te bepalen of een behandeling van een zaak op verzoek van één van partijen al dan niet wordt gehonoreerd. Het staat de rechter vrij om een verzoek tot aanhouding, zeker nu dat in het onderhavige geval niet gemotiveerd is, in het belang van een goede procesorde te weigeren. Dit laatste heeft mr. Van Voorthuizen gedaan. Niet valt dan ook in te zien, althans niet zonder nadere motivering door verzoeker, dat de weigering van mr. Van Voorthuizen een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat hij jegens verzoeker vooringenomenheid koestert. Een opgewekte schijn van partijdigheid kan daaruit evenmin worden afgeleid.
3.3.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de lichtvaardige wijze waarop verzoeker het verzoek tot wraking deed, het feit dat het verzoek niet is onderbouwd en gelet op het feit dat verzoeker het niet nodig heeft gevonden de behandeling van het verzoek in persoon bij te wonen, met het verzoek tot wraking kennelijk bedoeld de procesgang te frustreren. Er is dan ook, naar het oordeel van de rechtbank, sprake van misbruik van het middel van wraking. De rechtbank zal op de voet van artikel 39 lid 4 Rv bepalen dat een volgend verzoek niet in behandeling wordt genomen.

4.De beslissing

De rechtbank
wijst het wrakingsverzoek af;
bepaalt dat de behandeling van de zaak met zaaknummer / rolnummer: 3653775 / 14-7313
zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek;
bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek in deze zaak niet meer in behandeling zal worden genomen.
Deze beschikking is gegeven door mr. K.M. de Jager, mr. E.K. van der Lende-Mulder Smit en mr. B. de Roos en in het openbaar uitgesproken op 17 maart 2015.
MdB