Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
2.Gronden
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 maart 2015 uitspraak gedaan in een verzoek om immateriële schadevergoeding van een belanghebbende die herhaaldelijk bezwaar had aangetekend tegen de vastgestelde WOZ-waarde van zijn woning. De belanghebbende had in de afgelopen tien jaar acht keer met succes bezwaar en beroep aangetekend, en stelde dat dit leidde tot herhaald onrechtmatig handelen door de heffingsambtenaar, wat hem spanning en frustratie bezorgde. Hij verzocht om een schadevergoeding van € 1.000.
De rechtbank overwoog dat in dergelijke gevallen vaak sprake is van psychisch onbehagen en een gevoel van gekwetstheid door onrechtmatige besluiten. Echter, de rechtbank oordeelde dat de belanghebbende niet had aangetoond dat hij geestelijk letsel had geleden dat bestond uit ernstige inbreuken op zijn persoonlijke levenssfeer of andere persoonlijkheidsrechten. De rechtbank verwees naar een eerdere uitspraak van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:1995:ZC1608) en concludeerde dat de enkele omstandigheid dat de belanghebbende in het verleden in het gelijk was gesteld, onvoldoende was om een immateriële schadevergoeding toe te kennen.
De rechtbank wees het verzoek om schadevergoeding af en zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, en partijen werd medegedeeld dat zij binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep konden instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.