Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
2.Gronden
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 februari 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst over de naheffingsaanslag belasting van personenauto's en motorrijwielen (bpm) voor een in Duitsland gebouwde kampeerauto. De belanghebbende had de kampeerauto, gebouwd op een chassis-cabine van een vrachtwagen, in Nederland ingevoerd en aangifte bpm gedaan. De inspecteur had een naheffingsaanslag opgelegd, waarbij hij de netto catalogusprijs van de kampeerauto hoger had vastgesteld dan de belanghebbende had aangegeven. De rechtbank oordeelde dat de inspecteur de hoorplicht en het beginsel van fair play niet had geschonden, ondanks de bezwaren van de belanghebbende. De rechtbank concludeerde dat de inspecteur de catalogusprijs van de chassis-cabine correct had vastgesteld en dat de bijtelling voor de opbouw van de kampeerauto in goede justitie op 7% moest worden vastgesteld. Uiteindelijk werd de naheffingsaanslag verminderd op basis van de vastgestelde netto catalogusprijs van € 115.560. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak op bezwaar, en veroordeelde de inspecteur in de proceskosten van de belanghebbende.