In deze zaak, die voor de Rechtbank Zeeland-West-Brabant werd behandeld, ging het om een geschil tussen een besloten vennootschap (hierna: eiseres) en een voormalige werknemer (hierna: gedaagde) over de overtreding van een non-concurrentiebeding. Gedaagde was per 1 september 2012 in dienst getreden bij eiseres als crew operator, met een arbeidscontract dat verschillende concurrentieverboden en een geheimhoudingsplicht bevatte. Op 15 november 2013 heeft gedaagde haar dienstverband opgezegd en is zij aansluitend in dienst getreden bij een concurrent van eiseres, genaamd vennootschap A. Eiseres stelde dat gedaagde hiermee het non-concurrentiebeding had overtreden en vorderde schadevergoeding en betaling van contractuele boetes.
Tijdens de procedure erkende gedaagde de overtreding van het non-concurrentiebeding, maar betwistte zij de schade die eiseres zou hebben geleden. Eiseres voerde aan dat gedaagde, door haar overstap naar vennootschap A, had bijgedragen aan een massale overstap van klanten van eiseres naar vennootschap A. De kantonrechter oordeelde dat eiseres niet voldoende bewijs had geleverd voor het causaal verband tussen de schade en de overtreding van het non-concurrentiebeding door gedaagde. De vorderingen tot schadevergoeding en boete werden afgewezen, met uitzondering van de schade die voortvloeide uit de overstap van een specifieke klant, waarvoor gedaagde wel aansprakelijk werd gehouden.
De kantonrechter besloot dat eiseres mocht bewijzen dat ook andere klanten van eiseres naar vennootschap A waren overgestapt als gevolg van gedaagdes handelen. De zaak werd aangehouden voor verdere bewijsvoering en de beslissing over de vorderingen werd uitgesteld.