Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
2.Gronden
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 februari 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst over de belastingkorting op een verlies uit aanmerkelijk belang. De belanghebbende had in 2010 een verlies van € 18.151 geleden, waarvan de inspecteur 50% aan de belanghebbende en 50% aan zijn echtgenote had toegerekend. De belanghebbende verzocht om het verlies om te zetten in een belastingkorting van € 4.537, maar de inspecteur stelde de belastingkorting vast op € 2.296, wat 25% van het aan de belanghebbende toegerekende verlies was.
De rechtbank oordeelde dat de inspecteur de belastingkorting terecht had vastgesteld op € 2.296. De rechtbank merkte op dat het verlies uit aanmerkelijk belang onherroepelijk was vastgesteld en dat de belanghebbende geen bezwaar had gemaakt tegen de verliesvaststellingsbeschikking. De rechtbank concludeerde dat, ongeacht het huwelijksgoederenregime, het verlies een gemeenschappelijk inkomensbestanddeel was dat ook aan de echtgenote kon worden toegerekend. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.