ECLI:NL:RBZWB:2015:1308
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de toekenning van een loonaanvullingsuitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA)
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 februari 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en het UWV over de toekenning van een loonaanvullingsuitkering (LAU) aan een werkneemster. Eiseres, vertegenwoordigd door mr. A.L.M. van Rookhuizen, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van het UWV van 19 mei 2014, waarin de LAU aan de werkneemster werd toegekend. De werkneemster, vertegenwoordigd door mr. C. van der Steen, had geen toestemming gegeven voor het delen van medische gegevens met eiseres, wat leidde tot een beperking in de informatie die eiseres kon inbrengen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de werkneemster sinds januari 2013 meer dan 65% van het maatmaninkomen per uur verdient en dat zij al meer dan een jaar zonder noemenswaardig verzuim werkt. Eiseres betoogde dat de uitkering van de werkneemster na afloop van de loongerelateerde uitkering (LGU) moest eindigen, omdat de werkneemster in een passende functie werkte. Het UWV daarentegen stelde dat een schatting van de feitelijk verrichte arbeid pas kan plaatsvinden als vaststaat dat deze arbeid passend is.
De rechtbank heeft de argumenten van eiseres en het UWV tegen elkaar afgewogen en geconcludeerd dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid op basis van een theoretische schatting heeft vastgesteld op 46,83%. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, omdat er onvoldoende aanknopingspunten waren om van de conclusie van de bezwaararbeidsdeskundige af te wijken. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de FML van de werkneemster niet werd bestreden en dat het medisch advies van de bedrijfsarts van eiseres niet afdoet aan de conclusie van de bezwaararbeidsdeskundige.
De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.