Op 24 februari 2015 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een eiseres en het dagelijks bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst Werkplein Hart van West-Brabant. Eiseres had beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder, dat op 8 september 2014 was genomen, waarin een maatregel werd opgelegd in het kader van de bijstandsverlening op basis van de Wet werk en bijstand (Wwb). De maatregel hield in dat de bijstandsuitkering van eiseres met 30% werd verlaagd over de maand augustus 2014, omdat zij niet was verschenen op meerdere re-integratieafspraken zonder afmelding.
Tijdens de zitting op 13 januari 2015 heeft eiseres haar standpunt toegelicht, waarbij zij aanvoerde dat de re-integratieverplichtingen niet in overeenstemming waren met haar persoonlijke omstandigheden en dat zij geen ondersteuning had ontvangen van haar klantmanager. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres op vier data niet was verschenen bij het re-integratiebedrijf, wat in strijd was met de verplichtingen die voortvloeien uit de Wwb. De rechtbank oordeelde dat verweerder op goede gronden de maatregel had opgelegd, aangezien eiseres niet of onvoldoende gebruik had gemaakt van de aangeboden voorzieningen.
De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiseres verworpen en geoordeeld dat er geen aanleiding was om de opgelegde maatregel te verminderen of te annuleren. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de beslissing van verweerder. Eiseres werd in de gelegenheid gesteld om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.