ECLI:NL:RBZWB:2015:1227

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 februari 2015
Publicatiedatum
27 februari 2015
Zaaknummer
AWB- 15_473 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T. Peters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdelijke sluiting van horeca-inrichting wegens aanwezigheid van wapens

In deze zaak hebben verzoekers bezwaar gemaakt tegen het besluit van de burgemeester van Tilburg om hun horeca-inrichting voor drie weken te sluiten vanwege de aanwezigheid van een stroomstootwapen. De verzoekers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. P. van de Kerkhof, hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 12 februari 2015 hebben de verzoekers aangevoerd dat de informatie van de politie onvolledig was en dat de burgemeester niet in redelijkheid tot sluiting kon overgaan. De burgemeester had op 21 januari 2015 besloten tot sluiting, wat de verzoekers als onevenredig zwaar ervoeren.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de burgemeester op grond van de Algemene plaatselijke verordening van Tilburg bevoegd was om de tijdelijke sluiting te bevelen, gezien de aanwezigheid van een wapen waarvoor geen vergunning was verleend. De verzoekers erkenden dat het wapen aanwezig was, maar stelden dat de sluiting niet noodzakelijk was voor de handhaving van de openbare orde. De voorzieningenrechter heeft de argumenten van de verzoekers gewogen en geconcludeerd dat het bestreden besluit in rechte stand zal houden. Het verzoek om voorlopige voorziening is afgewezen, en de voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door mr. T. Peters op 26 februari 2015, en tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open. De beslissing is in het openbaar uitgesproken, en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 15/473 HOREC VV

uitspraak van 26 februari 2015 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam verzoeker1] en [naam verzoeker2], te [woonplaats], verzoekers,

gemachtigde: mr. P. van de Kerkhof,
en

de burgemeester van de gemeente Tilburg, verweerder.

Procesverloop

Verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen het besluit van 21 januari 2015 (bestreden besluit) van de burgemeester inzake de sluiting een horeca-inrichting. Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 12 februari 2015. Verzoekers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. De burgemeester heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam vertegenwoordiger].

Overwegingen

1. Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de voorzieningenrechter uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Verzoekers exploiteren Café Restaurant [naam café], gevestigd aan het [adres] (de inrichting). In de inrichting vond op 1 oktober 2014 een incident plaats, waarbij de politie een stroomstootwapen heeft aangetroffen in de inrichting.
Bij brief van 17 december 2014 heeft de burgemeester aan verzoekers het voornemen kenbaar gemaakt om de inrichting voor drie weken te sluiten. Verzoekers hebben hun zienswijze naar voren gebracht.
Bij het bestreden besluit heeft de burgemeester, onder weerlegging van de zienswijze,
besloten de inrichting te sluiten voor de duur van drie weken met ingang van 2 februari 2015, 12.00 uur.
Op 27 januari 2015 is het verzoek om voorlopige voorziening ingediend.
Op 29 januari 2015 meldde de burgemeester de rechtbank dat de sluiting wordt opgeschort tot drie dagen nadat de voorzieningenrechter uitspraak heeft gedaan.
2. Verzoekers hebben, samengevat, aangevoerd dat de informatie van de politie onvolledig was en dat niet werd voldaan aan alle eisen aan de politierapportage in de algemene beleidsuitgangspunten in het Handhavingsprotocol Horeca van 14 maart 2006.
Het beleid in het Handhavingsprotocol Horeca van 16 augustus 2011 achten verzoekers kennelijk onredelijk. Voorts stellen verzoekers dat de burgemeester gelet op alle omstandigheden van het geval in redelijkheid geen gebruik kan maken van zijn bevoegdheid tot sluiting voor de duur van drie weken. De burgemeester geeft in het bestreden besluit niet aan wat het doel is van de sluiting voor drie weken, behalve de handhaving van de openbare orde. Verzoekers vragen zich af hoe deze maatregel daartoe bijdraagt. Verzoekers achten bovendien de context van het incident van belang. Door een sluiting van drie weken, zouden verzoekers onevenredig zwaar worden getroffen. Verzoekers doen een beroep op de afwijkingsbevoegdheid van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht het bestreden besluit te schorsen.
3. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat bij het nemen van een beslissing op een verzoek om voorlopige voorziening een voorlopig oordeel over de rechtmatigheid van het bestreden besluit een belangrijke rol speelt. Verder dient deze beslissing het resultaat te zijn van een belangenafweging, waarbij moet worden bezien of uitvoering van het bestreden besluit voor verzoeker een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering van dat besluit te dienen belang.
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventuele) bodemprocedure niet.
4. De voorzieningenrechter ziet zich gesteld voor de vraag of aannemelijk is dat het bestreden besluit in rechte stand zal houden. Daartoe overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
5. Op grond van artikel 34, tweede lid, aanhef en onder c, van de Algemene plaatselijke verordening van de gemeente Tilburg (de APV) kan de burgemeester de tijdelijke sluiting bevelen van een inrichting, indien daar wapens als bedoeld in artikel 2 van de Wet wapens en munitie (Wwm) aanwezig zijn, waarvoor geen ontheffing, vergunning dan wel verlof is verleend.
Op grond van artikel 2, eerste lid, van de Wwm zijn wapens in de zin van die wet de hieronder vermelde of overeenkomstig dit artikellid aangewezen voorwerpen, onderverdeeld in de volgende categorieën.
Categorie II, onder 5º. Voorwerpen waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, met uitzondering van medische hulpmiddelen.
6. De bevoegdheid van de burgemeester tot tijdelijke sluiting van de inrichting wordt door verzoekers niet betwist. Verzoekers erkennen dat er ten tijde van het incident een stroomstootwapen aanwezig was in de inrichting en dat verzoeker [naam verzoeker1] dit wapen ter hand heeft genomen. De bevoegdheid van de burgemeester om tot tijdelijke sluiting van de inrichting over te gaan, is daarmee gegeven.
7. Ter zake van de toepassing van zijn bevoegdheid tot sluiting hanteert de burgemeester het beleid dat is neergelegd in het Handhavingsprotocol Horeca van 16 augustus 2011 (het beleid).
De voorzieningenrechter acht het beleid niet onredelijk. Aan een vergelijking met en een toetsing aan het voorheen geldende beleid komt de voorzieningenrechter in deze procedure niet toe.
Op grond van het beleid is in ieder geval een ernstig incident: indien in de inrichting een wapen als bedoeld in artikel 2 van de Wwm aanwezig is, waarvoor geen ontheffing, vergunning dan wel verlof is verleend.
De burgemeester kwalificeert het aanwezig hebben van een stroomstootwapen in een inrichting als een ernstig incident. De voorzieningenrechter kan de burgemeester daarin volgen. Het voorhanden hebben van een dergelijk wapen is immers een strafbaar feit op grond van artikel 26 van de Wwm. Voorts overweegt de voorzieningenrechter met de burgemeester dat wapens in het bijzonder uit de horeca moeten worden geweerd, en dan in de eerste plaats door de exploitanten van de horeca. Het belang van de handhaving van de openbare orde is in dat kader evident.
De burgemeester heeft conform het beleid besloten tot een tijdelijke sluiting voor de duur van drie weken.
8. Ten aanzien van de vraag of de burgemeester in de omstandigheden van het geval aanleiding had moeten zien om af te wijken van zijn beleid overweegt de voorzieningenrechter ten slotte het volgende.
Als aannemelijk zou zijn geweest dat het stroomstootwapen opzettelijk is achtergelaten in de inrichting door een derde, zou de burgemeester geen gebruik hebben gemaakt van zijn bevoegdheid. Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is dit echter vooralsnog niet aannemelijk gemaakt.
Ten aanzien van de financiële gevolgen voor de onderneming van verzoekers stelt de voorzieningenrechter in de eerste plaats vast dat de burgemeester financiële gevolgen voor de onderneming in het algemeen heeft meegewogen bij de vaststelling van het beleid.
Dat de sluiting voor de duur van drie weken mogelijk het einde van de onderneming zal betekenen en een faillissement onafwendbaar is, is niet (uitsluitend) het gevolg van deze maatregel. Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft de burgemeester ook daarin geen aanleiding hoeven zien om niet over te gaan tot tijdelijke sluiting.
9. De voorzieningenrechter concludeert dat aannemelijk is dat het bestreden besluit in rechte stand zal houden. Het verzoek wordt afgewezen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Peters, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.A. de Rooij, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 26 februari 2015.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.