Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van 6 februari 2015 van de meervoudige kamer in de zaak tussen
Maatschap [naam eiseres], te [plaatsnaam], eiseres,
de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
feiten
wettelijk kader
(zorgvuldigheid) boeterapport
- 15 boetes met een totaal bedrag van € 19.500,- wegens overtreding van artikel 7, eerste lid, van de WML;
- 14 boetes met een totaal bedrag van € 9.800,- wegens overtreding van artikel 15, eerste lid, van de WML;
- 13 boetes met een totaal bedrag van € 65.000,- wegens overtreding van artikel l8b, tweede lid, van de WML.
op dinsdag 31 juli 2012 zijn werknemers met de Poolse nationaliteit aangetroffen. (...) Aldaar werden vreemdelingen (...) alsmede een arbeidskracht, waarvan de identiteit niet kon worden vastgesteld, aangetroffen (...).“ Eiseres stelt ten onrechte dat er alleen werknemers met een Poolse nationaliteit zijn aangetroffen strijdig is met de stelling dat een arbeidskracht is aangetroffen wiens identiteit niet zou kunnen worden vastgesteld. De inspecteurs stellen dat er op 31 juli 2012 Poolse werknemers zijn aangetroffen. Verder stellen zij dat er naast vreemdelingen (de Poolse werknemers) iemand is aangetroffen waarvan de identiteit niet is vastgesteld. De identiteit en de nationaliteit van de anonieme persoon is nooit vastgesteld. Hij is weggerend en de inspecteurs hebben hem niet kunnen vinden.
overtreding artikel 7, eerste lid, van de WML
Uit de betalingen kan worden afgeleid of ten minste het minimumloon is betaald en de wettelijke aanspraak op vakantiebijslag. Het gaat conform de systematiek van de WML hierbij om bruto bedragen.“ De minister heeft terecht onderzoek verricht naar de bruto bedragen. Op basis van het boeterapport is de minister er terecht vanuit gegaan dat aan de 15 genoemde (Poolse) werknemers netto € 6,- per uur is uitbetaald. De verklaringen van [naam eiseres] op 29 november 2012 en 14 februari 2013 en de verklaringen van diverse werknemers zijn hierin eensluidend. De rechtbank ziet geen reden om de omrekening naar een bruto uurloon onjuist te achten. Op basis van deze berekeningen is de onderbetaling van de 15 genoemde werknemers vast komen te staan. Eiseres heeft niet aangetoond dat aan de 15 genoemde werknemers een hoger bruto uurloon is betaald. Het risico van contant betalen ligt bij eiseres. De grond over het unus-testis-nullus-testis-beginsel kan reeds omdat er sprake is van meerdere verklaringen niet worden gevolgd. De rechtbank stelt vast dat bij het bestreden besluit II de boete ten aanzien van de werknemers [naam werknemer1] en [naam werknemer2] na een herberekening is gehalveerd. De gronden van eiseres ten aanzien van deze overtredingen slagen dan ook niet.
overtreding artikel 15, eerste lid, van de WML
overtreding artikel 18b, tweede lid, van WML
evenredigheid / hoogte boete
cumulatie sancties
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- draagt de minister op het betaalde griffierecht van € 328,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt de minister in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 974,-.