ECLI:NL:RBZWB:2014:9358

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 december 2014
Publicatiedatum
1 mei 2015
Zaaknummer
C/02/279103 / HA ZA 14-231
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding na aanrijding tussen opleggercombinatie en locomotief met geschil over leasekosten vervangende locomotief

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, ging het om een ongeval dat plaatsvond op 8 september 2011 op het ECT-terrein in Rotterdam-Maasvlakte. Een opleggercombinatie van gedaagde 1 botste tegen een locomotief die in gebruik was bij de eiseres, Captrain Netherlands B.V. Achmea Schadeverzekeringen N.V. was de verzekeraar van gedaagde 1. De aanrijding leidde tot aanzienlijke schade aan de locomotief, die door Captrain was geleased van Alpha Trains. De schade aan de locomotief vereiste een langdurige reparatie, die bijna twee jaar in beslag nam, waardoor Captrain genoodzaakt was een vervangende locomotief te leasen.

Captrain vorderde in deze procedure een schadevergoeding van in totaal €446.066,34, bestaande uit leasekosten voor de vervangende locomotief, kosten voor duurdere onderdelen en buitengerechtelijke kosten. Gedaagden voerden verweer en stelden dat Captrain haar schade onvoldoende had onderbouwd en dat de leasekosten voor de vervangende locomotief niet langer dan tot 11 december 2011 gerechtvaardigd waren. De rechtbank oordeelde dat de aansprakelijkheid voor de aanrijding door Achmea was erkend en dat er een vaststellingsovereenkomst was gesloten voor de materiële schade.

De rechtbank concludeerde dat Captrain recht had op een schadevergoeding van €74.035,00 voor de leasekosten van de vervangende locomotief, maar wees de overige vorderingen af. De proceskosten werden gecompenseerd, omdat Captrain slechts gedeeltelijk in het gelijk werd gesteld. De rechtbank veroordeelde gedaagden hoofdelijk tot betaling van het toegewezen bedrag, vermeerderd met wettelijke rente, en wees het meer of anders gevorderde af. Dit vonnis werd uitgesproken op 17 december 2014 door mr. H.A. Witsiers.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Handelsrecht
Middelburg
zaaknummer / rolnummer: C/02/279103 / HA ZA 14-231
Vonnis van 17 december 2014
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CAPTRAIN NETHERLANDS B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
advocaat mr. H.A. Stein te Breda,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2. naamloze vennootschap
ACHMEA SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Apeldoorn,
gedaagden,
advocaat mr. F.A.M. Knüppe te Arnhem.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 16 juli 2014
  • het proces-verbaal van comparitie van 7 oktober 2014
  • Captrain heeft vonnis gevraagd.

2.De feiten

2.1.
Op 8 september 2011 heeft te Rotterdam-Maasvlakte op het ECT terrein een aanrijding plaatsgevonden tussen een opleggercombinatie van [gedaagde 1] en een locomotief die door middel van lease in gebruik was bij Captrain. Achmea is de verzekeraar van [gedaagde 1] .
De locomotief was door Captrain geleased van Alpha Trains.
2.2.
Op 19 september 2011 heeft een uitgebreide inspectie van de schade plaatsgevonden op het terrein van NedTrain te Rotterdam door [de heer X] namens Captrain en [de heer Y] namens [gedaagde 1] . Het expertiserapport van [de heer X] is op 27 september 2011 ontvangen. Hierna heeft op 18 november 2011 nog een gezamenlijke expertise plaatsgevonden.
Tussen 10 november 2011 en 15 december 2011 zijn de beschadigde assen van de locomotief vervangen door nieuwe. Dit was nodig voor het transport van de locomotief over het spoor.
Op 5 januari 2012 is de beschadigde locomotief getransporteerd naar de werkplaats van Alstom in Duitsland. De locomotief is daar weer geïnspecteerd ten behoeve van een reparatie-offerte. Dat heeft geleid tot een offerte van Alstom van 9 februari 2012. Over deze offerte is discussie ontstaan die uiteindelijk heeft geleid tot de overeenstemming die op 21 juni 2012 werd bereikt. De locomotief is 11 juni 2013 weer ter beschikking gesteld.
2.3.
De aansprakelijkheid voor de aanrijding is door Achmea als verzekeraar van de oplegger van [gedaagde 1] , erkend. Voor de materiële schade hebben partijen een vaststellingsovereenkomst gesloten.

3.Het geschil

3.1.
Captrain vordert samengevat – hoofdelijke veroordeling van [gedaagde 1] en Achmea tot betaling van:
  • €436.628,00, lease vervangende locomotief inclusief verzekering, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 juni 2013;
  • €5.445,00 buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na het wijzen van dit vonnis;
en voorts de proceskosten, de nakosten en de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van het vonnis.
3.2.
Ter onderbouwing van haar vordering stelt Captrain het volgende. Partijen zijn verdeeld over de te betalen schadevergoeding vanwege de kosten die zij heeft moeten maken om de beschadigde locomotief te vervangen en de daaraan verbonden kosten voor de verzekering.
In een overleg met Achmea is op 21 juni 2012 de uiteindelijke opdracht tot reparatie van de locomotief besproken. Daarbij is uitgegaan van een tijdbestek van ongeveer 12 weken voor de reparatie gerekend vanaf 1 juli 2012. Als gevolg van de zomervakantie is vertraging opgetreden.
Captrain heeft een vervangende locomotief aanvankelijk alleen geleased van 8 september 2011 tot en met 11 december 2011. Deze is ook daarna ingezet. De kosten hiervan, €21.448,00 per maand, worden van gedaagden gevorderd. In de periode dat de beschadigde locomotief buiten gebruik was, liepen de leasetermijnen van de beschadigde locomotief door. De vordering ter zake bedraagt uiteindelijk €417.997,00 voor de lease van de vervangende locomotief, €18.631,00 voor de verzekering ervan en wettelijke rente over de periode 11 juni 2013 tot 28 februari 2014, totaal €446.066,34.
De vordering van €5.100,00 betreft leveranties van materialen die duurder waren dan gebruikelijk. Deze bestelling was noodzakelijk omdat enkele materialen die normaal gesproken worden gebruikt, niet beschikbaar waren.
3.3.
Gedaagden voeren verweer. Door haar expert [de heer Z] is de schade als gevolg van de kosten voor de vervangende locomotief vastgesteld op €74.035,00.
Captrain heeft haar schade onvoldoende onderbouwd. Als haar schade al zo groot is als zij stelt dan heeft zij haar schade onvoldoende beperkt.
Uit informatie afkomstig van Captrain is bekend dat Captrain leasekosten heeft gemaakt voor een vervangende locomotief over de periode 8 september 2011 tot en met 11 december 2011. Naar eigen zeggen had zij toen geen vervangende locomotief meer nodig. Zij vordert dus ten onrechte meer dan drie maanden leasekosten voor die vervangende locomotief.
Omdat zij voldoende transportmiddelen had, is de leaseovereenkomst van de beschadigde locomotief ten onrechte niet beëindigd.
De opdracht tot reparatie had veel eerder kunnen worden gegeven dan 21 juni 2012. De omvang van de werkzaamheden bleek al uit de rapportage van [de heer X] van 27 september 2011. De gezamenlijke expertise op 18 november 2011 was bedoeld om de schuldvraag vast te stellen, niet om de schade vast te stellen. Eind januari 2013 had de reparatie voltooid kunnen zijn.

4.De beoordeling

4.1.
In de conclusie van antwoord erkennen gedaagden dat Captrain van 8 september 2011 tot en met 11 december 2011 een vervangende locomotief heeft geleased. Daarna kon Captrain, volgens eigen mededeling van Captrain, met de bestaande vervoermiddelen volstaan. Gedaagden verwijzen naar het als productie 1 bij de conclusie van antwoord overgelegde Schade-expertiserapport van 31 december 2013 van [de heer Z] Daarin wordt weergegeven dat de heer [A] van Captrain heeft meegedeeld dat de vervangende locomotief werd ingehuurd van 08-09-2011 tot en met 11-12-2011. De als productie 2 bij conclusie van antwoord overgelegde e-mail van de heer [A] bevestigt dit.
Captrain heeft dit niet weersproken of weerlegd. Zij heeft de leaseovereenkomst die aan haar vordering ten grondslag ligt niet overgelegd, ook niet nadat gedaagden daar in de conclusie van antwoord om hadden gevraagd. Er was nog wel gelegenheid die overeenkomst over te leggen, namelijk voorafgaande aan de comparitie na antwoord. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat de vervangende locomotief voor de genoemde periode is geleased en niet langer.
4.2.
De kosten die Captrain voor die geleasede vervangende locomotief redelijkerwijs over die periode heeft gemaakt bedragen €74.035,00 en zijn te beschouwen als verhaalbare schade. Gedaagden hebben aangeboden deze kosten te betalen maar zij hebben dit nog niet gedaan. Dit deel van de vordering is dus toewijsbaar.
Omdat Captrain nadrukkelijk alleen schade ter zake de vervangende locomotief vordert en de schade dus beperkt is tot deze periode, zal het meer gevorderde worden afgewezen.
4.3.
De vordering van Captrain tot betaling van €5.100,00 is door gedaagden betwist. Tussen partijen is al een vaststellingsovereenkomst gesloten over de materiële schade. Deze vordering, die ook materieel betreft, is door Captrain alleen onderbouwd dan met de stelling dat duurdere materialen zijn besteld om de vertraging tot een minimum te beperken. Dat is, zeker tegen de achtergrond van de vaststellingsovereenkomst, onvoldoende om de rechtmatigheid van deze vordering te kunnen beoordelen. Deze vordering zal worden afgewezen.
4.4.
De vordering tot betaling van buitengerechtelijke kosten die door gedaagden wordt betwist, wordt afgewezen. De vordering is niet onderbouwd.
4.5.
Partijen zijn uitgebreid ingegaan op de duur van de reparatie van de locomotief die bij de aanrijding betrokken was. De vordering is beperkt tot de vervangende locomotief zodat de rechtbank wat over de duur van de reparatie is gesteld buiten de beoordeling laat.
4.6.
De rechtbank zal dus van de vordering €74.035,00 toewijzen en het overige gevorderde afwijzen.
De rechtbank zal de proceskosten compenseren. Zij weegt daarbij dat Captrain maar voor een klein deel in het gelijk wordt gesteld waar tegenover staat dat gedaagden dit deel wel hadden aangeboden te betalen, maar dat niet hebben gedaan.

5.De beslissing

De rechtbank
veroordeelt gedaagden, hoofdelijk aan Captrain te betalen €74.035,00 vermeerderd met de wettelijke rente van 11 juni 2013 tot aan de dag der betaling;
compenseert de proceskosten zo dat ieder de eigen kosten draagt;
veroordeelt gedaagden hoofdelijk aan Captrain te betalen binnen twee weken na 17 december 2014 een bedrag aan nasalaris van €131,00 ingeval van niet-betekening van het vonnis en €205,00 aan nasalaris ingeval van betekening van dit vonnis, te vermeerderen met de wettelijke rente over de ter zake deze kosten toegewezen bedragen vanaf de 14e dag na 17 december 2014 tot de dag der algehele voldoening;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Witsiers en in het openbaar uitgesproken op 17 december 2014