ECLI:NL:RBZWB:2014:9357

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 december 2014
Publicatiedatum
1 mei 2015
Zaaknummer
C-02-271890 - HA ZA 13-831
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid bij schade tijdens internationaal vervoer onder CMR-verdrag

In deze zaak, die voor de Rechtbank Zeeland-West-Brabant werd behandeld, gaat het om een geschil tussen een besloten vennootschap (hierna: eiseres) en een vennootschap naar het recht van de plaats van haar vestiging (hierna: gedaagde) over schade die is ontstaan tijdens het vervoer van goederen. De eiseres vordert schadevergoeding van de gedaagde na een ongeval waarbij de vrachtwagen van de gedaagde op 7 juni 2012 in Zuid-Frankrijk kantelde, waardoor de lading deels verloren ging en deels beschadigd raakte. De rechtbank oordeelt dat er een vervoersovereenkomst tot stand is gekomen tussen partijen, ondanks de betwisting van de gedaagde dat eiseres als expediteur optrad en geen eigen vorderingsrecht had. De rechtbank stelt vast dat de gedaagde niet kan terugvallen op overmacht, omdat de omstandigheden van het ongeval niet voldoende zijn om dit beroep te honoreren. De rechtbank wijst de vorderingen van eiseres toe, met uitzondering van de vordering tot betaling van buitengerechtelijke kosten, die wordt afgewezen. De zaak wordt verwezen naar de rol voor een akte aan de zijde van eiseres, waarbij de rechtbank de gelegenheid biedt om de schade verder te onderbouwen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Civiel recht
Zittingsplaats: Middelburg
zaaknummer / rolnummer: C/02/271890 / HA ZA 13-831
Vonnis van 17 december 2014
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres],
gevestigd te [plaats] ,
eiseres,
advocaat mr. C.J. IJdema te Middelburg,
tegen
de vennootschap naar het recht van de plaats van haar vestiging
[gedaagde],
gevestigd te [land] ,
gedaagde,
advocaat mr. H.G.D. Hoek te Rotterdam.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de conclusie van repliek tevens wijziging van eis
  • de conclusie van dupliek

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] heeft begin juni 2012 opdracht gekregen goederen in Dongen te laden en te vervoeren naar diverse adressen in Frankrijk en Spanje. De goederen, afkomstig van drie verschillende afzenders, zijn omstreeks 5 juni 2012 in Dongen geladen. Het eerste losadres was Béziers, Frankrijk.
Op 7 juni 2012 heeft de chauffeur van [gedaagde] met zijn vrachtauto die de goederen vervoerde, een eenzijdig ongeval gehad op de A75 in Zuid-Frankrijk. Zijn vrachtauto is in een slip geraakt en uiteindelijk gekanteld. De lading is hierdoor deels verloren gegaan en deels beschadigd.
2.2.
De CMR vrachtbrief nr. [codenummer A] voor het vervoer van 9 colli naar GV Express SA in Barcelona, vermeldt [eiseres] als afzender en [bedrijf A] . als vervoerder.
De CMR vrachtbrief waarin [bedrijf B] afzender is en [bedrijf C] . geadresseerde, vermeldt [gedaagde] als vervoerder.
CMR vrachtbrief nr. [codenummer B] met als afzender [bedrijf D] voor vervoer naar SBM Formulation te Beziers, vermeldt [bedrijf E] . als vervoerder.
2.3.
Op 4 juni 2012 heeft [eiseres] aan [gedaagde] laadadressen doorgegeven waar de drie onderscheiden zendingen konden worden opgehaald. Het ging om [bedrijf B] in Rotterdam, Botlek, NBK Warehouse B.V. in Spijkenisse en [bedrijf A] / [eiseres] in Dongen. Zij heeft daarbij verwezen naar haar Fenex voorwaarden.
Op 6 juni 2012 heeft [eiseres] per e-mail de adressen doorgegeven waar de drie onderscheiden zendingen afgeleverd moesten worden.
Op 7 juni 2012 heeft [gedaagde] een e-mail aan [eiseres] gestuurd, waarin zij melding maakt van het ongeval en [eiseres] verzoekt haar klanten in te lichten dat er niet geleverd wordt die dag.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert na wijziging van eis samengevat – voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- een verklaring voor recht dat [gedaagde] jegens haar aansprakelijk is voor alle schade ontstaan tijdens het vervoer
  • haar te vrijwaren voor alle aanspraken van derden met betrekking tot of verband houdende met het ongeval
  • [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een bedrag nader op te maken bij staat
  • [gedaagde] te veroordelen tot betaling van €42.161,20
  • [gedaagde] te veroordelen tot betaling van €6.043,66 expertisekosten
  • alles te vermeerderen met de samengestelde CMR-rente van 5% vanaf 14 februari 2013
  • [gedaagde] te veroordelen tot betaling van €1.316,14 buitengerechtelijke kosten en de vertaal- en proceskosten.
3.2.
Ter onderbouwing van haar vorderingen en ter weerlegging van het verweer van [gedaagde] stelt [eiseres] het volgende.
heeft aan [gedaagde] opdracht gegeven de goederen te vervoeren. Zij verwijst naar een verklaring van haar medewerker, naar e-mailcorrespondentie (prod. 9 c.v.r.) en naar eerdere facturen van [gedaagde] aan haar.
kan geen beroep doen op overmacht. [gedaagde] heeft niet alle in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs van een zorgvuldig vervoerder te vergen maatregelen genomen om het verlies te voorkomen.
De omvang van de schade wordt aldus opgebouwd:
zending nr. 5 € 1.803,66
zending nr. 9 € 5.277,46
zending nr. 7 €33.865,00
zending nr. 4 € 4.737,00
Het gewicht van zending 5 was 206 kg. Dat is onder de CMR limiet.
Zending 9 betreft twee pallets van totaal 188 kg. [eiseres] heeft €1.750,00 uitgekeerd. Het verschil is door haar opdrachtgever ingehouden op openstaande vrachtnota’s. De CMR limiet is €1.755,54 en [eiseres] heeft haar vordering tot dat bedrag beperkt.
Zending 7 had een gewicht van 12.000 kg. [eiseres] heeft €33.865,00 aan schade vergoed. Dit is onder de CMR limiet.
Zending 4 heeft geleid tot een schadeuitkering van €4.737,00. [eiseres] heeft voor de onderbouwing verwezen naar het overgelegde ETAS schaderapport.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. Zij stelt dat [eiseres] als expediteur is opgetreden en in naam van derden een vervoeropdracht heeft gegeven. [eiseres] heeft geen eigen vorderingsrecht. De vrachtbrieven die voor het vervoer van de zendingen zijn opgemaakt tonen aan dat [eiseres] geen afzender was. Er staat steeds een andere afzender vermeld. De laad- en afleverinstructies die [eiseres] heeft gegeven, maken [eiseres] jegens [gedaagde] niet tot afzender in de vervoerovereenkomst.
De goederen zijn geladen op het terrein van [bedrijf A] te Dongen. [eiseres] heeft de vervoeropdracht gegeven aan [bedrijf A] en deze heeft [gedaagde] ingeschakeld. Zij verwijst naar de e-mail van 5 juni 2012 van [eiseres] aan [bedrijf A] over het laadprogramma (c.v.a. prod 1). De bijgevoegde “delivery instruction” is de daadwerkelijke transportopdracht. Die is gegeven aan [bedrijf A] zodat die voor [gedaagde] afzender is en niet [eiseres] .
Een vrachtbrief vermeldt [eiseres] als afzender en [bedrijf A] als vervoerder. De tweede vrachtbrief vermeldt “ [bedrijf B] ” als afzender en [gedaagde] als vervoerder.
De derde vrachtbrief vermeldt “ [bedrijf D] ” als afzender en “ [bedrijf E] ” als vervoerder.
Omdat [eiseres] optrad als expediteur had zij zich tegenover haar opdrachtgevers moeten verweren met een beroep op de op expeditie werkzaamheden toepasselijke Fenex voorwaarden. Door dat niet te doen heeft zij verzuimd de schade te beperken. Zij kan deze schade dan niet op [gedaagde] verhalen.
3.4.
Met betrekking tot het ongeval stelt [gedaagde] dat de chauffeur alle voorzichtigheid in acht heeft genomen. Hij reed 50 km/u waar 90 km/u was toegestaan. De vrachtwagen is weggegleden en gekanteld. Geen andere chauffeur had dit ongeval kunnen vermijden. Zij doet een beroep op overmacht.
3.5.
[gedaagde] betwist de schade aan de zending voor Intros Hotel Supplies met een totaal gewicht van 188 kg. Zij doet een beroep op de CMR-limiet en betwist dat sprake is van totaal verlies.
De post “serviesgoed en bestek” wordt betwist. [gedaagde] beroept zich op de kilo-limitering van het CMR. Zij doet dit ook wat betreft de lading met een bruto gewicht van 206 kilogram.
Tot slot stelt zij dat andere claims niet bekend of onderbouwd zijn, dat zij niet vallen onder art. 23 lid 4 CMR en dat zij inmiddels verjaard zijn.
3.6.
[gedaagde] heeft de expertisekosten, de vertaalkosten en de buitengerechtelijke kosten betwist. Vertaalkosten zijn geen kosten die onder het CMR vallen maar behoren te vallen onder het liquidatietarief. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten voldoen niet aan de redelijkheidstoets.
Voor een verklaring voor recht in combinatie met een schadestaatprocedure is geen plaats. Als [eiseres] schade heeft, moet de omvang daarvan na ruim twee jaar bekend zijn.

4.De beoordeling

4.1.
De vordering betreft internationaal vervoer over de weg waarop het CMR-Verdrag van toepassing is. De Nederlandse rechter heeft rechtsmacht omdat de goederen vervoerd dienden te worden van Nederland naar Frankrijk en Spanje.
[eiseres] heeft haar eis zonder bezwaar van [gedaagde] gewijzigd zodat de rechtbank van die gewijzigde eis zal uitgaan.
4.2.
[eiseres] baseert haar vorderingen op de stelling dat zij met [gedaagde] een vervoerovereenkomst heeft gesloten. Gezien de gemotiveerde betwisting door [gedaagde] is het aan [eiseres] haar stelling te bewijzen.
Er is geen schriftelijke vervoerovereenkomst. Voor de beantwoording van de vraag of sprake is van een mondeling gesloten overeenkomst, zijn de feitelijke omstandigheden van het geval van belang en wat partijen over en weer tegen over elkaar hebben verklaard en uit elkaars gedragingen en verklaringen hebben mogen afleiden.
[eiseres] is een expeditie onderneming. Zij kan zowel voor een klant als op eigen naam en voor eigen rekening vervoerovereenkomsten sluiten. De rechtbank neemt het volgende in overweging:
- gesteld noch gebleken is dat [eiseres] aan [gedaagde] bekend heeft gemaakt dat zij als expediteur optrad;
- tenminste één van de vrachtbrieven vermeldt [eiseres] als afzender;
  • één werknemer van [eiseres] , de heer [X] , verklaart dat hij [gedaagde] heeft ingeschakeld voor het vervoer;
  • uit de e-mails van [eiseres] van 4, 5 en 6 juni 2012 (c.v.r. prod. 9) blijkt dat [eiseres] het vervoer van de goederen die [gedaagde] heeft ingeladen, heeft georganiseerd. Zij geeft instructies over het laden in Dongen en het afleveren van de door [gedaagde] geladen goederen in Frankrijk en Spanje;
  • op 7 juni 2012 heeft [gedaagde] een e-mail naar [eiseres] gestuurd, waarin staat dat [gedaagde] wegens het ongeval van de vrachtwagen niet in staat is die dag te leveren. Daaruit valt af te leiden dat [gedaagde] kennelijk [eiseres] als haar opdrachtgever beschouwde;
  • [eiseres] en [gedaagde] hebben eerder overeenkomsten met elkaar gesloten. Uit de door [eiseres] overgelegde facturen van [gedaagde] blijkt van diverse ritten die haar in rekening worden gebracht. Uit die facturen kan niet eenduidig worden afgeleid dat [eiseres] op eigen naam vervoerovereenkomsten heeft gesloten met [gedaagde] , zij kunnen daarvoor wel, in samenhang met de andere gegevens, een indicatie zijn.
4.4.
Het staat vast dat de goederen ten gevolge van het ongeval van de vrachtwagen deels verloren zijn gegaan en deels beschadigd zijn. [gedaagde] is als vervoerder aansprakelijk voor de schade die daardoor aan de zijde van [eiseres] is ontstaan.
[gedaagde] kan geen beroep doen op overmacht. Zij stelt alleen dat de chauffeur 50 km/uur reed daar waar 90 km/uur is toegestaan en dat de vrachtauto is weggegleden. Dat is onvoldoende om dit beroep te kunnen honoreren. Uit het rapport van Crawford & Company (akte overlegging producties, prod. 2) blijkt dat sprake was van “heavy rainfall” en dan kan ook 50 km/u te hard zijn. Een reden [gedaagde] op dit punt tot bewijs toe te laten is er niet. Deze stelling over de snelheid wordt door [eiseres] niet betwist.
4.5.
De schade betreft een gedeelte van de totaal 9 losse zendingen die [gedaagde] in opdracht van [eiseres] vervoerde. Eerst bij conclusie van repliek heeft [eiseres] gedetailleerder inzicht gegeven in de ladingschade waarvan zij betaling vordert. [gedaagde] heeft daarop (c.v.d. nr. 32 en verder) gereageerd. De daar gevoerde verweren vragen om een reactie van [eiseres] . De rechtbank zal haar die gelegenheid geven. [gedaagde] mag daarop reageren.
4.6.
De kosten voor het uitbrengen van de dagvaarding komen voor vergoeding aan [eiseres] in aanmerking. Datzelfde geldt voor de kosten voor de vertaling van die dagvaarding. Die kosten hangen samen met het uitbrengen van de dagvaarding. [gedaagde] stelt ten onrechte dat die kosten onder het liquidatietarief vallen. Een vergoeding op basis van dat tarief is een tegemoetkoming in de advocaatkosten .
4.7.
De vordering tot betaling van buitengerechtelijke kosten zal worden afgewezen. Het is niet gebleken dat namens [eiseres] meer is gedaan dan de gebruikelijke handelingen die een procedure inleiden. De kosten daarvan maken deel uit van de proceskostenvergoeding.

5.De beslissing

De rechtbank
- verwijst de zaak naar de rol van 14 januari 2015 voor een akte aan de zijde van [eiseres] als bedoeld onder 4.5;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Witsiers en in het openbaar uitgesproken op 17 december 2014.