ECLI:NL:RBZWB:2014:9247
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Vordering tot verklaring voor recht over valsheid van getuigenverklaringen in auteursrechtzaak
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, heeft eiser [eiser] een vordering ingesteld tegen gedaagde [gedaagde] op basis van de stelling dat getuigenverklaringen die door gedaagde zijn overgelegd vals zijn. De procedure is voortgekomen uit een eerdere rechtszaak waarin eiser vorderingen had ingesteld wegens inbreuk op zijn auteursrecht door gedaagde. Eiser vorderde een schadevergoeding van € 2.344,30 en had eerder al een rechtszaak verloren, waarbij de kantonrechter gedaagde in het gelijk had gesteld en eiser had veroordeeld tot betaling van de proceskosten van gedaagde.
De procedure omvatte een dagvaarding, conclusies van antwoord, en een comparitie van partijen. Tijdens de comparitie op 22 oktober 2014 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht, maar er werd geen schikking bereikt. Eiser stelde dat de schriftelijke verklaringen van de getuigen [X] en [Y] vals waren en vorderde een verklaring voor recht dat deze verklaringen niet als bewijs mochten worden gebruikt in de hoger beroepsprocedure. Gedaagde betwistte de vordering en voerde aan dat eiser onvoldoende bewijs had geleverd voor zijn claims.
De kantonrechter oordeelde dat het geschil in hoger beroep opnieuw kon worden beoordeeld en dat de waarde van de getuigenverklaringen door het hof zou worden vastgesteld. De kantonrechter volgde eiser niet in zijn stelling dat het onrechtmatig was om valse verklaringen in het geding te brengen, en oordeelde dat eiser niet voldoende had aangetoond dat gedaagde op de hoogte was van de valsheid van de verklaringen. Uiteindelijk wees de kantonrechter de vordering van eiser af en veroordeelde hem in de proceskosten van gedaagde, die op € 300,-- werden begroot, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de uitspraak.