ECLI:NL:RBZWB:2014:9247

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 november 2014
Publicatiedatum
12 maart 2015
Zaaknummer
3120284
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verklaring voor recht over valsheid van getuigenverklaringen in auteursrechtzaak

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, heeft eiser [eiser] een vordering ingesteld tegen gedaagde [gedaagde] op basis van de stelling dat getuigenverklaringen die door gedaagde zijn overgelegd vals zijn. De procedure is voortgekomen uit een eerdere rechtszaak waarin eiser vorderingen had ingesteld wegens inbreuk op zijn auteursrecht door gedaagde. Eiser vorderde een schadevergoeding van € 2.344,30 en had eerder al een rechtszaak verloren, waarbij de kantonrechter gedaagde in het gelijk had gesteld en eiser had veroordeeld tot betaling van de proceskosten van gedaagde.

De procedure omvatte een dagvaarding, conclusies van antwoord, en een comparitie van partijen. Tijdens de comparitie op 22 oktober 2014 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht, maar er werd geen schikking bereikt. Eiser stelde dat de schriftelijke verklaringen van de getuigen [X] en [Y] vals waren en vorderde een verklaring voor recht dat deze verklaringen niet als bewijs mochten worden gebruikt in de hoger beroepsprocedure. Gedaagde betwistte de vordering en voerde aan dat eiser onvoldoende bewijs had geleverd voor zijn claims.

De kantonrechter oordeelde dat het geschil in hoger beroep opnieuw kon worden beoordeeld en dat de waarde van de getuigenverklaringen door het hof zou worden vastgesteld. De kantonrechter volgde eiser niet in zijn stelling dat het onrechtmatig was om valse verklaringen in het geding te brengen, en oordeelde dat eiser niet voldoende had aangetoond dat gedaagde op de hoogte was van de valsheid van de verklaringen. Uiteindelijk wees de kantonrechter de vordering van eiser af en veroordeelde hem in de proceskosten van gedaagde, die op € 300,-- werden begroot, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Kanton
Zittingsplaats: Middelburg
zaak/rolnr.: 3120284 / 14-3678

vonnis van de kantonrechter d.d. 19 november 2014

in de zaak van

[eiser] ,

wonende te [woonplaats] ,
handelend onder de naam
[eiser] ,
eisende partij,
verder te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. K.M. van Boven,
t e g e n :

[gedaagde] ,

wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
verder te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. drs. A.J. van der Knijff.

het verloop van de procedure

De procedure is als volgt verlopen:
- dagvaarding van 19 mei 2014,
- conclusies van antwoord,
- tussenvonnis van 20 augustus 2014,
- akte van [eiser] met aanvullende producties, ingekomen op 7 oktober 2014,
- akte van [eiser] met aanvullende productie, ingekomen op 9 oktober 2014,
- akte van [gedaagde] met aanvullende producties, ingekomen op 14 oktober 2014,
- comparitie van partijen.

de beoordeling van de zaak

1. In het tussenvonnis is een comparitie van partijen gelast die plaatshad op 22 oktober 2014. Ter comparitie van partijen hun standpunten toegelicht. Een schikking werd niet bereikt.
2.1.
Partijen hebben een procedure gevoerd voor de kantonrechter te Terneuzen. Volgens het tussenvonnis van 1 augustus 2012:
- zijn partijen professionele fotografen,
- stelt [eiser] dat [gedaagde] inbreuk heeft gemaakt op zijn auteursrecht op foto’s en teksten,
- vordert [eiser] voor de foto’s en de teksten een vergoeding van € 2.344,30 inclusief BTW met een vergoeding van redelijke en evenredige gerechtskosten op basis van artikel 1019h Wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Rv),
- bestrijdt [gedaagde] de vordering van [eiser] en maakt zij aanspraak op vergoeding van gerechtskosten op basis van artikel 1019h Rv.
2.2.
Bij eindvonnis van 21 november 2012 wees de kantonrechter de vorderingen van [eiser] af en veroordeelde hij [eiser] op basis van artikel 1019h Rv in de redelijke en evenredige gerechtskosten en andere kosten van [gedaagde] , te weten € 10.000,-- voor honorarium van haar advocaat en € 802,25 voor andere kosten, beide bedragen zonder BTW.
2.3.
[eiser] is van het vonnis van de kantonrechter van 21 november 2012 in hoger beroep gekomen. Ter comparitie bleek dat het hoger beroep nog loopt. Het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch heeft bij beschikking van 13 oktober 2013 het verzoek van [eiser] tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor toegestaan. Volgens de beschikking wil [eiser] 12 getuigen laten horen en wenst hij met een voorlopig getuigenverhoor opheldering te krijgen over de door partijen gestelde en over en weer betwiste feiten om daarmee (beter) te kunnen bepalen of het opportuun is de zaak in hoger beroep voort te zetten met het nemen van de memorie van grieven. Hoewel niet alle door [eiser] opgegeven getuigen zijn gehoord, is het voorlopig getuigenverhoor gesloten, zoals bleek ter comparitie.
2.4.
In de procedure voor de kantonrechter te Terneuzen heeft [gedaagde] schriftelijke getuigenverklaringen overgelegd. Volgens de ene verklaring is die afkomstig van [X] uit [land] , volgens de andere verklaring is die van [Y] uit [woonplaats] . Het verzoekschrift tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor hield onder meer in dat [eiser] het verhoor wenste van de heer/mevrouw [X] en mevrouw [Y] .
3.1.
[eiser] vordert,
- de verklaring voor recht dat de door [gedaagde] in het geding gebrachte verklaringen van de heer [X] en mevrouw [Y] vals zijn,
- de veroordeling van [gedaagde] tot het voldoen van de door [eiser] geleden schade door het nodeloos laten maken van kosten ter hoogte van € 1.747,35,
- de veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten op basis van artikel 1019h Rv.
3.2.
[gedaagde] betwist de vordering en de daarvoor aangevoerde gronden.
4.1.
[eiser] stelt dat de schriftelijke verklaringen van [X] en [Y] vals zijn. Hij heeft belang bij het verkrijgen van de gevorderde verklaring voor recht omdat dan in elk geval vaststaat dat aan de getuigenverklaringen van [X] en [Y] geen waarde moet worden gehecht in de hoger beroepsprocedure.
4.2.
De kantonrechter volgt hierin [eiser] niet. Het geschil dat door de kantonrechter te Terneuzen is beslist kan door het hof in hoger beroep geheel opnieuw worden beoordeeld, inclusief de waarde van de overgelegde verklaringen van [X] en [Y] . Het is een misvatting dat een door de kantonrechter te geven verklaring voor recht als gevorderd het hof bindt in hoger beroep. Voor het overige stelt [eiser] niet welk belang hij heeft bij de gevorderde verklaring voor recht.
5.1.
[eiser] stelt dat hij vanwege de valse verklaringen van [X] en [Y] onnodige kosten heeft gemaakt om deze getuigen op te roepen en onderzoek te doen naar hun identiteit. [gedaagde] heeft de verklaringen in het geding gebracht en is daardoor ook verantwoordelijk voor de juistheid daarvan. Het is onrechtmatig om valse verklaringen in het geding te brengen en [gedaagde] is dan ook aansprakelijk voor alle schade die [eiser] daardoor lijdt.
5.2.
De kantonrechter volgt [eiser] niet in de opvatting dat het zonder meer onrechtmatig is om valse verklaringen in het geding te brengen. Naar het hem voorkomt, is voor het aannemen van onrechtmatigheid nodig dat degene die verklaringen in het geding brengt, bekend is of behoort te zijn met de valsheid van die verklaringen. [eiser] stelt te weinig om zijn vordering toewijsbaar te doen zijn.
5.3.
De kantonrechter kan in het midden laten of de verklaringen van [X] en [Y] vals zijn. Hij doet dat dan ook.
6. De vordering is niet toewijsbaar. [eiser] dient als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten te worden veroordeeld. Deze kosten worden berekend volgens het gebruikelijke tarief en niet op basis van artikel 1019h Rv. De wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen vanaf de vijftiende dag na vandaag omdat [eiser] een redelijke termijn van veertien dagen na vandaag wordt gegund voor de voldoening van de proceskosten.

de beslissing

De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding welke aan de zijde van [gedaagde] tot op heden worden begroot op € 300,-- wegens salaris van de gemachtigde van [gedaagde] vermeerderd met de wettelijke rente over het bedrag van deze proceskosten vanaf de vijftiende dag na vandaag tot de dag der voldoening;
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Kool, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 november 2014 in tegenwoordigheid van de griffier.