ECLI:NL:RBZWB:2014:8575

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 december 2014
Publicatiedatum
18 december 2014
Zaaknummer
3490030_E12122014
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over besluiten van de Vereniging van Eigenaren met betrekking tot begroting en bijdragen

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 december 2014, betreft het een geschil tussen een verzoeker, een ondervereniging van eigenaars, en een verwerende partij, aangeduid als [verweerder 2], die ook deel uitmaakt van de Vereniging van Eigenaren (VvE). De verzoeker heeft de kantonrechter verzocht om de besluiten genomen tijdens de algemene ledenvergadering van de VvE op 10 september 2014 te vernietigen. Deze besluiten betroffen onder andere de goedkeuring van de begroting voor 2014, de wijziging van de jaarlijkse bijdrage en het afgeven van een incassomandaat aan een derde partij. De verzoeker stelt dat de verwerende partij zonder redelijke grond tegen deze voorstellen heeft gestemd, waardoor de besluiten niet zijn goedgekeurd.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de VvE bestaat uit twee onderverenigingen, die elk één stem hebben. De rechter oordeelt dat niet kan worden vastgesteld dat de verwerende partij in strijd heeft gehandeld met de redelijkheid en billijkheid door tegen de besluiten te stemmen. De rechter wijst erop dat de verwerende partij op goede gronden tegen de voorstellen heeft gestemd, en dat er geen reden is om de besluiten te vernietigen of om vervangende machtiging te verlenen. De verzoeker heeft niet aangetoond dat de verwerende partij zonder redelijke grond heeft geweigerd medewerking te verlenen aan de vaststelling van de begroting of de jaarlijkse bijdrage.

Uiteindelijk wijst de kantonrechter het verzoek van de verzoeker af en veroordeelt deze in de proceskosten, die aan de zijde van de verwerende partij op nihil worden begroot. De uitspraak benadrukt het belang van redelijkheid en billijkheid in de besluitvorming binnen een VvE en de noodzaak voor partijen om tot een onderlinge regeling te komen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

kanton
Bergen op Zoom
zaak/rolnr.: 3490030 OV VERZ 14-5879
beschikking d.d. 12 december 2014
inzake een verzoekschrift ex artikel 5:121 BW en artikel 2:14 en 15 jo. 5:130 BW ingediend door:
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
[verzoeker] te [vestigingsplaats],
statutair gevestigd te [vestigingsplaats], gevestigd te [vestigingsplaats],
verzoekende partij,
gemachtigde: mr. S. van Hengel, advocaat te Etten-leur,
tegen
1.
[verweerder 1] te [vestigingsplaats],
zetelend te [vestigingsplaats],
verwerende partij, hierna te noemen: ‘de VvE’,
2.
[verweerder 2] te [vestigingsplaats],
zetelend te [vestigingsplaats],
verwerende partij, hierna te noemen: ‘[verweerder 2]’,
procederend bij de heer [naam 1] van [naam 2]

1.Het verloop van het geding

1.1
De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
het op 8 oktober 2014 ter griffie ontvangen verzoekschrift, met producties;
het namens [verweerder 2] opgestelde verweerschrift, met producties;
de aantekeningen van de griffier met betrekking tot de mondelinge behandeling ter zitting van 4 november 2014, met bijbehorend audiëntieblad. Hierbij is de zaak aangehouden tot 2 december 2014 teneinde partijen in de gelegenheid te stellen om onderling een regeling te treffen met betrekking tot het onderhavige geschil;
de brief d.d. 28 november 2014 van [verweerder 2] en de fax d.d. 1 december 2014 van verzoeker, waaruit blijkt dat partijen geen onderlinge regeling hebben bereikt.
1.2
De inhoud van deze stukken, alsmede van de ter zitting door mr. Van Hengel overgelegde notulen van de vergadering d.d. 27 januari 2009, geldt als hier herhaald en ingelast.

2.Het verzoek

2.1
Verzoeker verzoekt de kantonrechter om de besluiten van de VvE genomen in de vergadering van 10 september 2014 te vernietigen en om vervangende machtiging te verlenen voor:
vaststelling van de begroting voor het jaar 2014 zoals voorgesteld;
vaststelling van de gewijzigde jaarlijkse bijdrage zoals voorgesteld;
een incassomandaat aan [naam 3] B.V. (h.o.d.n. [naam 4]) zoals voorgesteld;
met veroordeling van [verweerder 2] in de proceskosten.
2.2
[verweerder 2] voert verweer.

3.De beoordeling

3.1
De volgende feiten staan in rechte vast:
het gebouw aan de [adres 1] en [adres 2] te [vestigingsplaats], is eerst gesplitst in twee appartementen: een deel voor de winkels op de begane grond en een deel voor de bovengelegen woningen. Daarbij is de hoofdvereniging van eigenaars opgericht (de VvE);
verzoeker is een ondervereniging van eigenaars, opgericht bij de ondersplitsing in appartementsrechten voor de woningen op 20 april 2006. De andere ondervereniging van eigenaars is [verweerder 2]. In de VvE hebben verzoeker en [verweerder 2] ieder één stem;
op de vergadering van 10 september 2014 heeft [verweerder 2] bij volmacht tegen alle voorstellen gestemd, waardoor:
1. de begroting voor 2014 niet wordt goedgekeurd;
2. de maandelijkse c.q. jaarlijkse bijdrage niet wordt gewijzigd;
3. het incassomandaat niet kan worden afgegeven aan [naam 4].
3.2
Volgens verzoeker zijn de besluiten zoals genomen op de vergadering d.d. 10 september 2014 vernietigbaar wegens strijd met de redelijkheid en billijkheid als bedoel in artikel 2:8 BW. Volgens verzoeker weigert [verweerder 2] zonder redelijke grond aan de voorstellen zoals gepresenteerd op de vergadering, medewerking te verlenen. Verzoeker verzoekt daarnaast vervangende machtiging, aangezien vernietiging van de besluiten er alleen toe leidt dat de besluiten worden geacht nooit te hebben bestaan en er opnieuw besluiten in de algemene ledenvergadering zouden moeten worden genomen. [verweerder 2] kan dan echter opnieuw zonder dragende motivering tegen stemmen, waardoor weer opnieuw een verzoekschrift zou moeten worden ingediend als het onderhavige, zonder uitkomst uit de impasse.
3.3
[verweerder 2] voert aan dat hij tijdens de vergadering op goede gronden tegen de betreffende voorstellen heeft gestemd. Hij concludeert tot afwijzing van het verzoek, met veroordeling van verzoeker -uitvoerbaar bij voorraad- in de kosten van de procedure.
3.4
Uit artikel 5:124 BW -dat de appartementsrechten regelt- volgt dat op besluiten van de VvE de artikelen 2:14 en 2:15 BW van toepassing zijn. Artikel 2:15 BW bepaalt dat een besluit van een rechtspersoon vernietigbaar is, als deze in strijd met wettelijke of statutaire bepalingen tot stand is gekomen, of als deze is genomen in strijd met de redelijkheid en billijkheid die door artikel 2:8 BW wordt geëist of als deze strijdig is met een reglement (het reglement van splitsing geldt niet als zodanig). Wanneer de vernietiging van een besluit van de VvE wordt verlangd, bepaalt artikel 5:130 BW dat, in afwijking van artikel 2:15 BW, een verzoek daartoe dient te worden voorgelegd aan de kantonrechter. De kantonrechter acht zich dan ook bevoegd van het ingediende verzoek kennis te nemen.
3.5
Nu het verzoek tot vernietiging is gedaan binnen een maand na de dag waarop de verzoeker van de besluiten heeft kennis genomen of heeft kunnen kennis nemen, is het verzoek tot vernietiging van de bestreden besluiten tijdig ingesteld.
3.6
Zowel verzoeker als [verweerder 2] hebben aangegeven dat er al langere tijd tussen hen een conflict is over de bijdragen welke jaarlijks bij [verweerder 2] in rekening worden gebracht. Aangezien partijen wellicht nog jaren met elkaar verder moeten heeft de kantonrechter getracht om partijen er toe te bewegen om in onderling overleg de kwestie(s) op te lossen. Dat heeft echter niet tot resultaat geleid, zodat juridisch inhoudelijk op de tussen partijen gerezen geschilpunten zal worden beslist.
3.7
Verzoeker stelt dat [verweerder 2] weigert zonder redelijke grond medewerking te verlenen aan de vaststelling van de begroting van 2014. Alle posten in de begroting zijn volgens verzoeker noodzakelijk en redelijk. Hierdoor veroorzaakt [verweerder 2] problemen bij verzoeker, aangezien de woningen te kampen hebben met achterstallig onderhoud. Dit onderhoud kan niet of moeizaam worden uitgevoerd uitsluitend omdat [verweerder 2] niet mee wenst te werken aan de vaststelling van de begroting. [verweerder 2] voert aan bezwaren te hebben tegen de begroting, aangezien hij zelf het onderhoud van de winkelpanden verzorgt. Hij wenst dan ook niet voor groot onderhoud te reserveren zoals in de begroting opgenomen. Verder wenst hij niet dubbel te betalen voor de verzekering. Hij heeft geruime tijd op eigen naam een opstalverzekering afgesloten, terwijl in de begroting hier ook weer een bedrag voor opgenomen staat. Ten aanzien van de in de begroting opgenomen beheervergoeding merkt [verweerder 2] op dat indien er minimaal jaarlijks een vergadering wordt gehouden, hij met de voorgestelde vergoeding in kan stemmen. Aangezien er tot 2013 geen vergadering werd gehouden en er geen stukken werden aangeleverd, zijn de kosten terzake de beheervergoeding te hoog.
De kantonrechter oordeelt, partijen gehoord hebbende, dat niet is gebleken dat [verweerder 2] zonder redelijke grond weigert zijn medewerking te verlenen aan de vaststelling van de begroting van 2014. Zoals hiervoor is weergegeven heeft [verweerder 2] op een aantal punten verschil van inzicht met verzoeker. Aan de hand van de onderliggende stellingen en stukken kan thans niet worden vastgesteld dat [verweerder 2] door op de vergadering d.d. 10 september 2014 tegen het besluit te stemmen om de begroting goed te keuren, in strijd gehandeld heeft met de redelijkheid en billijkheid.
3.8
Verzoeker stelt ook dat [verweerder 2] zonder redelijke grond weigert medewerking te verlenen aan het wijzigen van de jaarlijkse bijdrage. De VvE heeft voorgesteld deze vast te stellen op een bedrag van € 9.295,62 per jaar voor [verweerder 2] en € 2.694,38 per jaar voor verzoeker. [verweerder 2] heeft hierop aangegeven dat hij wil dat de begroting aangepast wordt ten aanzien van de onderhoudskosten. Als dit correct is gebeurd, stelt hij te kunnen instemmen met de daaruit voortvloeiende jaarlijkse bijdrage.
De kantonrechter overweegt daaromtrent dat nu onder 3.7 is geoordeeld dat de vaststelling van de begroting niet zonder redelijke grond door [verweerder 2] wordt geweigerd, de wijziging van de daarop gebaseerde bijdrage eveneens niet zonder redelijke grond wordt geweigerd.
3.9
In de derde plaats stelt verzoeker dat [verweerder 2] zonder redelijke grond weigert zijn medewerking te verlenen aan het afgeven van een incassomandaat. Dit levert volgens verzoeker zelfs misbruik van bevoegdheid op. [verweerder 2] voert aan niet in te kunnen stemmen met het afgeven van een incassomandaat, zolang deze kwestie niet is opgelost.
De kantonrechter overweegt dat dit onderdeel van de vordering zodanig samenhangt met de eerste twee behandelde punten, dat niet gezegd kan worden dat [verweerder 2] zonder redelijke grond weigert hieraan zijn medewerking te verlenen.
3.1
Het verzoek om de besluiten te vernietigen, zal -gelet op het vooroverwogene- worden afgewezen. In het verlengde hiervan is er (ook) geen grond de door verzoeker verzochte vervangende machtiging te verlenen. De verzochte machtiging kan op grond van het bepaalde in artikel 5:121 BW (slechts) worden verleend, indien de medewerking of toestemming zonder redelijke grond wordt geweigerd of degene die haar moet geven zich niet verklaart.
3.11
Alle overige geschilpunten tussen partijen behoeven in het kader van deze procedure geen verdere behandeling.
3.12
Als de in het ongelijk te stellen partij, wordt verzoeker veroordeeld in de proceskosten. Deze worden aan de zijde van [verweerder 2] begroot op nihil, aangezien de heer [naam 1] en [verweerder 2] met elkaar te zijn vereenzelvigen.

4.De beslissing

De kantonrechter:
wijst het verzochte af;
veroordeelt verzoeker in de proceskosten aan de zijde van [verweerder 2] gevallen en tot op heden begroot op nihil.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.E.M. Verjans, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 december 2014, in tegenwoordigheid van de griffier.