ECLI:NL:RBZWB:2014:8439

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 december 2014
Publicatiedatum
15 december 2014
Zaaknummer
AWB 14 _4859
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering aanstelling vrijwilliger brandweer in strijd met sociaal statuut

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 december 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, een vrijwilliger van de brandweer, en het Dagelijks Bestuur van de Veiligheidsregio Zeeland. De eiser had beroep ingesteld tegen de weigering van het dagelijks bestuur om hem aan te stellen als vrijwillig brandweerman, na een reorganisatie waarbij de brandweer van de gemeente Goes overging naar de Veiligheidsregio Zeeland. De rechtbank oordeelde dat de weigering in strijd was met het sociaal statuut van de Veiligheidsregio, dat bepaalde dat vrijwilligers met een vaste aanstelling bij de oude werkgever recht hadden op een aanstelling bij de nieuwe werkgever. De rechtbank heeft vastgesteld dat het dagelijks bestuur misbruik maakte van zijn bevoegdheid door de aanstelling te weigeren, en heeft zelf in de zaak voorzien door de eiser met terugwerkende kracht aan te stellen bij de Veiligheidsregio. Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat het dagelijks bestuur de kosten van de rechtsbijstand van de eiser moest vergoeden, evenals het griffierecht. De uitspraak benadrukt de bescherming van de rechtspositie van vrijwilligers in het kader van reorganisaties en de verplichtingen van het dagelijks bestuur onder het sociaal statuut.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 14/4859 AW

uitspraak van 9 december 2014 van de meervoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser], te [woonplaats], eiser,

gemachtigde: mr. [naam gemachtigde1],
en
Het Dagelijks Bestuur van de Veiligheidsregio Zeeland (dagelijks bestuur), verweerder,
gemachtigde: mr. [naam gemachtigde2].

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 25 juni 2014 (bestreden besluit) van het dagelijks bestuur inzake de weigering hem aan te stellen als vrijwillig brandweerman bij de Veiligheidsregio Zeeland.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Middelburg op 28 oktober 2014. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Het dagelijks bestuur heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. [naam vertegenwoordiger1], [naam vertegenwoordiger2] en [naam vertegenwoordiger3].

Overwegingen

1. Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Bij besluit van 2 maart 2012, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 6 september 2012, heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Goes (college) aan eiser met ingang van 1 april 2012 ongevraagd strafontslag verleend als onbezoldigd brandweerman.
Bij uitspraak van 16 september 2013, zaaknummer [zaaknummer], heeft deze rechtbank het beroep tegen het besluit van 6 september 2012 gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en zelf in de zaak voorzien door aan eiser een onbezoldigde schorsing voor een half jaar op te leggen met ingang van 1 april 2012. Tegen deze uitspraak is geen hoger beroep ingesteld.
De Brandweer van de gemeente Goes is per 1 januari 2013 ondergebracht in de Veiligheidsregio Zeeland en het (andere) brandweerpersoneel is per 1 januari 2013 ontslagen door het college en heeft met ingang van diezelfde datum een aanstelling gekregen bij de Veiligheidsregio Zeeland (hierna VRZ).
Bij besluit van 26 november 2013 heeft het dagelijks bestuur eiser bericht dat hij heeft besloten eiser niet aan te stellen als onbezoldigd brandweerman.
Eiser heeft tegen dit besluit bij brief van 31 december 2013 bezwaar gemaakt.
Met het bestreden besluit zijn eisers bezwaren tegen het besluit van 26 november 2013 ongegrond verklaard.
2. Eiser voert in beroep aan dat hij ten tijde van de overgang van de vrijwillige brandweer van de gemeente Goes naar de Veiligheidsregio Zeeland een vaste aanstelling had. Op grond van artikel 33 van het Sociaal Statuut Veiligheidsregio Zeeland moet het dagelijks bestuur eiser een aanstelling aanbieden. Het dagelijks bestuur maakt misbruik van zijn bevoegdheid door te weigeren eiser een aanstelling aan te bieden op grond van dezelfde gebeurtenissen als waarover de rechtbank al geoordeeld heeft in het (eerdere) geschil met het college. Het Sociaal Statuut biedt geen mogelijkheid voor een afweging. De vertrouwensbreuk, die door eiser wordt betwist en waarop het dagelijks bestuur zich beroept, was geen onderdeel van het in die eerdere procedure getoetste besluit maar is wel in de bezwaarprocedure en de beroepsprocedure aan bod gekomen.
3. Ingevolge artikel 32 van het Sociaal Statuut Reorganisatie Veiligheidsregio Zeeland 2010-2012 gelden bij de overgang van de vrijwilliger naar de VRZ in ieder geval de volgende uitgangspunten:
- geen voorafgaande medische keuring;
- een garantie van de jaarvergoeding als bedoeld in artikel 19:14 van de CAR/UWO;
- een vaste aanstelling als vrijwilliger indien de vrijwilliger bij de oude werkgever een vaste aanstelling heeft;
- een tijdelijke aanstelling als vrijwilliger voor de resterende duur van de tijdelijke aanstelling bij de oude werkgever. Eén en ander voor zover dit rechtspositioneel mogelijk is.
In artikel 33 van het Sociaal Statuut Reorganisatie Veiligheidsregio Zeeland 2010-2012 is het volgende bepaald:
Alle vrijwilligers zullen een aanstelling als vrijwilliger krijgen bij de nieuwe werkgever overeenkomstig de functie bij de oude werkgever.
Dit betekent dat de vrijwilligers per 1 januari 2012 door de oude werkgever ontslag zal worden verleend wegens reorganisatie (artikel 19:42 van de CAR/UWO).
Er zal daarbij, voor zover van toepassing, geen opzegtermijn in acht worden genomen.
Gelijktijdig met het ontslagbesluit ontvangen de vrijwilligers een aanstellingsbesluit per 1 januari 2012 en de daarvoor benodigde formulieren.
4. Het Sociaal Statuut Reorganisatie Veiligheidsregio Zeeland 2010-2012 (hierna: Sociaal Statuut) is vastgesteld door het Algemeen Bestuur van de Veiligheidsregio Zeeland op voorstel van het Dagelijks Bestuur. Het is blijkens tekst en strekking een regeling ter waarborging van de rechtspositie van de bij de reorganisatie van de bij de regionalisering van de brandweerzorg betrokken medewerkers. Blijkens de tekst van – onder meer – artikel 33, vierde lid, van het Sociaal Statuut was beoogd de vrijwilligers van de verschillende brandweerkorpsen (uiterlijk) op 1 januari 2012 in dienst te laten treden van de Veiligheidsregio Zeeland. Desgevraagd heeft het dagelijks bestuur ter zitting gesteld dat die overgang – voor zover in deze zaak relevant – voor alle andere (voormalig) vrijwilligers van de brandweer van de gemeente Goes – op 1 januari 2013 heeft plaatsgevonden.
De rechtbank is van oordeel dat met het Sociaal Statuut en in het bijzonder - voor zover het vrijwilligers betreft – met artikel 33 van het Sociaal Statuut de algemene bevoegdheid van het dagelijks bestuur tot het aanstellen van medewerkers geheel is ingekaderd. Het standpunt van het dagelijks bestuur dat zij immer een bevoegdheid houden om een ambtenaar aan te stellen, kan de rechtbank gelet op de imperatieve tekst van artikel 33 van het Sociaal Statuut dan ook niet volgen. Gelet op de formulering van artikel 33, eerste lid, van het Sociaal Statuut had het dagelijks bestuur naar het oordeel van rechtbank geen ruimte voor het maken van enige afweging.
Dit heeft tot gevolg dat het bestreden besluit geen stand kan houden. Het beroep zal gegrond worden verklaard en het bestreden besluit worden vernietigd.
Vast staat dat het dagelijks bestuur maar één beslissing kon nemen, inhoudende dat aan eiser met ingang van 1 december 2013, zijnde de datum waartegen hem op grond van de reorganisatie van de brandweer ontslag is verleend als onbezoldigd brandweerman van de gemeente Goes, een aanstelling wordt verleend als onbezoldigd brandweerman bij de Veiligheidsregio Zeeland. De rechtbank zal zelf in de zaak voorzien, de primaire beslissing van 26 november 2013 herroepen en dienovereenkomstig bepalen. Nu het dagelijks bestuur het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ten onrechte ongegrond heeft geacht en het primaire besluit wordt herroepen wegens een aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid, is er eveneens aanleiding te bepalen dat het dagelijks bestuur aan eiser de in bezwaar gemaakte kosten vergoedt. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 974,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 487,- en wegingsfactor 1)
5. Nu het beroep gegrond wordt verklaard, dient het griffierecht aan eiser te worden vergoed.
De rechtbank zal het dagelijks bestuur veroordelen in de door eiser in beroep gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 974,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 487, en wegingsfactor 1).
Beslissing
De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • herroept het primaire besluit en bepaalt dat eiser met ingang van 1 december 2013 wordt aangesteld als onbezoldigd brandweerman bij de Veiligheidsregio Zeeland;
  • bepaalt voorts dat het dagelijks bestuur aan eiser ter zake van kosten in bezwaar een bedrag van € 974,- vergoedt;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
  • draagt het dagelijks bestuur op het betaalde griffierecht van € 165,- aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt het dagelijks bestuur in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 974,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, voorzitter, en mrs D.H. Hamburger en. I.M. Josten , leden, in aanwezigheid van E.C. Petrusma, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 december 2014.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.