ECLI:NL:RBZWB:2014:8381

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 december 2014
Publicatiedatum
15 december 2014
Zaaknummer
02/688417-13
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop door roekeloos rijgedrag op de A-58

Op 9 maart 2013 vond er een ernstig verkeersongeval plaats op de Rijksweg A-58 in de gemeente Kapelle, waarbij de bestuurder van een bedrijfsauto, genaamd [slachtoffer], dodelijk gewond raakte. De verdachte, die als vrachtwagenchauffeur met een trekker en oplegger reed, had de afslag gemist en besloot zijn voertuig tot stilstand te brengen op de rechterrijstrook van de autosnelweg, zonder dat er een verkeersnoodzaak was. Dit gebeurde onder omstandigheden van duisternis en verminderd zicht, wat de situatie extra gevaarlijk maakte. De verdachte had zijn alarmlichten ingeschakeld, maar dit bleek onvoldoende om het naderende verkeer te waarschuwen. De bestuurder van de bedrijfsauto botste achterop de stilstaande vrachtwagen van de verdachte, wat leidde tot het fatale ongeval. Tijdens de rechtszaak werd de verdachte beschuldigd van roekeloos rijgedrag, wat resulteerde in de dood van een ander. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf, terwijl de verdediging pleitte voor een lichtere straf, gezien de omstandigheden en de impact van het ongeval op de verdachte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in hoge mate onvoorzichtig had gehandeld en legde een gevangenisstraf van zes maanden op, waarvan vier maanden voorwaardelijk, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor twee jaar. De rechtbank benadrukte het belang van verkeersveiligheid en de verantwoordelijkheden van professionele chauffeurs.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02/688417-13
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 12 december 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1948 te [geboorteplaats],
wonende te [geboorteplaats],
raadsvrouw mr. S. van de Voorde, advocaat te Middelburg.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 28 november 2014, waarbij de officier van justitie mr. J.M. Valente en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij, op 09 maart 2013, te omstreeks 06.25 uur, bij duisternis en/of bij
verminderd zicht, in de gemeente Kapelle, als verkeersdeelnemer, namelijk als
bestuurder van een motorrijtuig (trekker met oplegger), daarmede rijdende over
de weg, de Rijksweg A-58 (aangeduid als autosnelweg, gezien in de richting
Goes),
zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval
heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval in hoge, althans
aanzienlijke mate onvoorzichtig en/of onachtzaam en/of onnadenkend en/of
ondeskundig,
(zonder dat er sprake was van een noodgeval) dat door hem, verdachte,
bestuurde motorrijtuig (trekker met oplegger) (gedeeltelijk) tot stilstand te
brengen, althans met (zeer) lage snelheid, over enige afstand, te gaan en/of
te blijven rijden, op de rechterrijstrook van de, uit twee rijstroken
bestaande, rijbaan van die Weg, de Rijksweg A-58, althans niet dat door hem,
verdachte, bestuurde motorrijtuig (trekker met oplegger) naar behoren en/of
tijdig en/of geheel naar en/of op de vluchtstrook te sturen/te rijden (welke
vluchtstrook, gezien de rijrichting, "rechts" naast de rechterrijstrook van de
rijbaan van die weg was gelegen),
(mede) tengevolge waarvan een, zich eveneens op die weg, die Rijksweg A-58,
in dezelfde rijrichting als hij, verdachte, rijdend, motorrijtuig
(bedrijfsauto, Fiat, bestuurd door [slachtoffer]) tegen de achterzijde
van de oplegger van het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig (trekker
met oplegger) is gebotst/gereden,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]) werd gedood, zijnde de
terminologie in deze tenlastelegging, voor zover daaraan betekenis is gegeven,
gebezigd in de zin van de Wegenverkeerswet 1994;
art 6 Wegenverkeerswet 1994
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op 09 maart 2013, te omstreeks 06.25 uur, bij duisternis en/of bij
verminderd zicht, in de gemeente Kapelle, als bestuurder van een motorrijtuig
(trekker met oplegger), daarmee rijdende op de weg, de Rijksweg A-58
(aangeduid als autosnelweg, gezien in de richting Goes),
(zonder dat er sprake was van een noodgeval) dat door hem, verdachte,
bestuurde motorrijtuig (trekker met oplegger), (gedeeltelijk) tot stilstand
heeft gebracht, althans met (zeer) lage snelheid, over enige afstand, heeft
gereden, op de rechterrijstrook van de, uit twee rijstroken bestaande, rijbaan
van die weg, de Rijksweg A-58, althans niet dat door hem, verdachte, bestuurde
motorrijtuig (trekker met oplegger) naar behoren en/of tijdig en/of geheel
naar en/of op de vluchtstrook heeft gestuurd/is gereden (welke vluchtstrook,
gezien de rijrichting, "rechts" naast de rechterrijstrook van de rijbaan van
die weg was gelegen),
waarna een, zich eveneens op die weg, die Rijksweg A-58, in dezelfde richting
als hij, verdachte, rijdend motorrijtuig (bedrijfsauto, Fiat), tegen de
achterzijde van de oplegger van het door hem, verdachte, bestuurde
motorrijtuig (trekker met oplegger) is gebotst/gereden, waarbij de bestuurder
(genaamd: [slachtoffer]) van het motorrijtuig (bedrijfsauto, Fiat)
dodelijk letsel heeft bekomen,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 5 Wegenverkeerswet 1994
tweede subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 09 maart 2013, in de gemeente te Kapelle, (gezien in de
richting Goes) als bestuurder van een motorvoertuig (trekker met oplegger),
dat motorvoertuig op de rijbaan van de voor het openbaar verkeer openstaande,
als zodanig aangeduide autosnelweg, de Rijksweg A-58, heeft laten stilstaan,
waarbij letsel aan personen werd toegebracht en/of schade aan goederen is
ontstaan;
art 43 lid 2 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. Hij heeft daartoe aangevoerd dat op basis van het dossier en dan met name de VerkeersOngevallenAnalyse (hoofdstuk 5.2) kan worden geconcludeerd dat verdachte, nadat hij een afslag heeft gemist, zijn vrachtwagen op de snelweg tot stilstand heeft gebracht met de bedoeling achteruit te rijden om zo alsnog de afslag te nemen. Op dat moment kwam het slachtoffer aanrijden en is achterop de vrachtwagen van verdachte gereden. Het bij het slachtoffer ontstane dodelijke letsel is een rechtstreeks gevolg van het door verdachte veroorzaakte ongeval. De officier van justitie is van mening dat de mate van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (verder: WVW 94) moet worden gesteld op de zwaarste vorm: roekeloosheid.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde kan komen, wel van het subsidiair ten laste gelegde. Er is slechts sprake van een overtreding, weliswaar met desastreuze gevolgen, maar die mogen niet het vertrekpunt zijn voor een bewezenverklaring. Vast staat dat verdachte nooit de trekker met oplegger op de snelweg tot stilstand had mogen brengen. Dit verwijt kan hem worden gemaakt, maar verdachte kan daarnaast geen ander verwijt worden gemaakt in het kader van zijn deelname aan het verkeer. Op grond van het dossier kan voorts niet worden uitgesloten, dat omstandigheden aan de zijde van het slachtoffer mede het ongeval hebben veroorzaakt.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Op 9 maart 2013 te 06:27 uur kreeg de politie kennis van een verkeersongeval op de Rijksweg A58, ter plaatse gelegen in de gemeente Kapelle [1] . Ter hoogte van afslag 35 richting Kloetinge/’s-Gravenpolder was de bestuurder van een bedrijfsauto, merk Fiat, achterop een stilstaande vrachtwagen, een trekker met oplegger, gereden [2] . Verdachte was de bestuurder van de trekker met oplegger [3] . De bestuurder van de bedrijfsauto, [slachtoffer], heeft als gevolg van deze botsing dusdanig letsel opgelopen dat hij ter plaatse is komen te overlijden [4] .
Verbalisant [verbalisant] heeft een onderzoek ingesteld naar het verkeersongeval en daarover het volgende gerelateerd. Beide voertuigen reden - komende vanuit de richting Kruiningen en gaande in de richting Goes - over de A58, welke is aangeduid als autosnelweg en ter plaatse bestaat uit twee rijbanen met rechts daarnaast een vluchtstrook. De ter plaatse geldende maximumsnelheid is 130 kilometer per uur. [5] Ten tijde van het ongeval, omstreeks 06:26 uur, regende het licht en was het nacht als bedoeld in artikel 1 onder aa van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 en was er ter plaatse geen straatverlichting aanwezig [6] . Gezien de schade aan de beide voertuigen, de aangetroffen sporen op het wegdek en het latere onderzoek aan met name de verlichting van het door verdachte bestuurde voertuig, heeft verdachte zijn voertuig kort voorbij de afslag 35 tot stilstand gebracht op de rijbaan, aan de uiterst rechter zijde van de meest rechts gelegen rijstrook. De rechterwielen van de combinatie stonden iets over de kantmarkering op de vluchtstrook. Verdachte had de basisverlichting aan, de alarmverlichting van zijn voertuig in werking gesteld en gezien het lampenonderzoek zijn voertuig in de achteruit versnelling geschakeld. De trekker met oplegger werd vervolgens aan de linker achterzijde aangereden door de achterop komende bedrijfsauto die door het slachtoffer werd bestuurd. [7]
De gegevens van de tachograaf van de vrachtwagen van verdachte zijn uitgelezen. Daaruit komt naar voren dat de trekker met oplegger kort voor het ongeval vanaf 85 kilometer per uur tot aan (bijna) stilstand is vertraagd. Dit gebeurde met een lichte tot normale remming met de bedrijfsrem. [8]
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij zzp’er is en dat hij als vrachtwagenchauffeur wordt ingehuurd wanneer er werk is. Zo ook op 9 maart 2013 [9] . Hij is die dag om 03:30 uur opgestaan en is om 03:45 uur van huis vertrokken. Hij heeft vervolgens de vrachtwagen en twee collega’s opgehaald waarna hij naar Goes is gereden [10] . Hij zag de afslag die hij moest nemen te laat, heeft geremd, zijn alarmlichten aangedaan en de vrachtwagen naar de vluchtstrook gestuurd [11] . Hij stond nagenoeg stil, maar nog niet op de vluchtstrook toen hij bemerkte dat er een voertuig achterop zijn vrachtwagen botste [12] .
Deze verklaring is door verdachte ter terechtzitting in grote lijnen herhaald. Hij heeft daarnaast nog verklaard dat hij zijn vrachtwagen, nadat hij er achter kwam dat hij de afslag had gemist, tot stilstand heeft gebracht om op zijn navigatiesysteem te kijken hoe hij nu moest rijden. Hoewel hij de vrachtwagen aan de kant wilde zetten, heeft hij dit niet gedaan, omdat hij in zijn spiegel achter hem lichten zag opdoemen. Hij had de verwachting dat deze bestuurder de vrachtwagen over de linkerrijstrook zou passeren. Tot slot heeft hij verklaard dat hij 43 jaar ervaring heeft als vrachtwagenchauffeur. [13]
Primair ten laste gelegde
In het algemeen geldt dat voor een bewezenverklaring van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (verder: WVW) dient te worden vastgesteld dat verdachte zich zodanig heeft gedragen dat het aan zijn schuld is te wijten dat een verkeersongeval heeft plaatsgevonden met als gevolg dat iemand is overleden dan wel lichamelijk letsel heeft opgelopen. Het juridische begrip ‘schuld’ in het kader van artikel 6 WVW houdt in, dat voor strafbaarheid tenminste sprake moet zijn van een aanmerkelijke onvoorzichtigheid of onoplettendheid. Onvoorzichtig of onoplettend handelen op zichzelf is niet voldoende om tot een bewezenverklaring van ‘schuld’ te kunnen komen.
Bij de beoordeling van schuld in de zin van artikel 6 WVW komt het aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Dat brengt mee dat niet in zijn algemeenheid gesteld kan worden dat één verkeersovertreding voldoende is voor de bewezenverklaring van schuld in de zin van bedoelde bepaling. Daarvoor zijn immers verschillende factoren van belang, zoals de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Voor schuld is derhalve meer nodig dan het veronachtzamen van de voorzichtigheid en oplettendheid die van een normaal oplettende bestuurder mag worden verwacht. Voorts kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag in strijd met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende.
Op 9 maart 2013 omstreeks 06:25 uur heeft verdachte, omdat hij door onoplettendheid de afslag 35 voorbij was gereden, de door hem bestuurde vrachtwagen tot (bijna) stilstand gebracht op de rechter rijbaan van de A58, een autosnelweg, waarbij de rechterwielen van de vrachtwagen net op de vluchtstrook stonden. Hij heeft de alarmlichten ontstoken en - blijkens het technisch onderzoek - de vrachtwagen in de achteruit versnelling geschakeld. Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat hij ook daadwerkelijk achteruit heeft gereden, hetgeen overigens ook niet aan verdachte is ten laste gelegd. Verdachte heeft hierover verklaard dat hij zich niet kan herinneren dat hij de vrachtwagen in zijn achteruit heeft gezet, maar dat het zeker nooit zijn bedoeling is geweest om achteruit te rijden.
Uit het bovenstaande leidt de rechtbank af dat verdachte zijn vrachtwagen op de A58 tot stilstand heeft gebracht, terwijl daarvoor geen verkeersnoodzaak bestond. Dit volgt expliciet uit zijn eigen verklaring. Zij stelt voorts vast dat verdachte het naderende verkeer heeft geprobeerd te waarschuwen door de alarmlichten van zijn vrachtwagen te ontsteken. Dit is echter naar het oordeel van de rechtbank, gelet op de weersomstandigheden, de duisternis en de ter plaatse geldende maximumsnelheid en te verwachten snelheid van de overige verkeersdeelnemers en, niet in het minst, het verwachtingspatroon van die overige verkeersdeelnemers op de betreffende tijd en plaats (geen stilstaand verkeer op een rijstrook), onvoldoende. Verdachte had in ieder geval op het moment dat hij de hem van achteren naderende automobilist opmerkte direct nadere maatregelen moeten treffen om deze te waarschuwen dan wel een botsing te voorkomen. Bijvoorbeeld door alsnog zijn vrachtwagen van de rijstrook af, de vluchtstrook op te rijden. Hij heeft dit echter niet gedaan en daardoor onvoldoende maatregelen getroffen als gevolg waarvan de bestuurder van de bestelauto tegen de vrachtwagen is aangereden.
De vraag die de rechtbank vervolgens dient te beantwoorden is of de feitelijke gedragingen van verdachte, gelet op de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval, de conclusie kunnen rechtvaardigen dat verdachte schuld heeft aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 WVW. Het verkeersgedrag van verdachte moet daarvoor worden afgemeten aan dat wat van een verkeersdeelnemer in het algemeen en gemiddeld genomen mag worden verwacht. Een verkeersdeelnemer heeft onder meer de zorgplicht om goed op te letten op het overige verkeer en zich zodanig te gedragen dat andere verkeersdeelnemers geen gevaar lopen dan wel worden gehinderd.
De rechtbank is van oordeel dat sprake was van bijzondere omstandigheden, die extra voorzichtigheid van verdachte als bestuurder van een vrachtwagen vergden. Op de plek van het ongeval geldt een maximum snelheid van 130 kilometer per uur. Hoewel het zaterdagochtend vroeg was en aannemelijk is dat er op dat tijdstip weinig verkeer op de weg is, had verdachte er op bedacht moeten zijn dat hij door andere verkeersdeelnemers niet (tijdig) opgemerkt zou kunnen worden. Temeer daar even aannemelijk is dat ook deze andere verkeersdeelnemers om dezelfde redenen juist minder bedacht kunnen zijn op onverwachte, en dan met name stilstaande, obstakels op de rijbaan. Hij is een ervaren beroepschauffeur met 43 jaar ervaring. Hij bestuurde op de dag van het ongeval een vrachtwagen met oplegger met een zware lading. Hij had daardoor een extra verantwoordelijkheid. Bij een botsing met een dergelijk zwaar voertuig lopen andere verkeersdeelnemers groter gevaar op letsel dan bij een botsing met een personenauto. Verdachte heeft zich, door de door hem bestuurde vrachtwagen op een rijbaan van een autosnelweg zonder verkeersnoodzaak tot stilstand te brengen en onvoldoende maatregelen te treffen om een aanrijding te voorkomen dan wel de overige verkeersdeelnemers te waarschuwen, zeer onverantwoord gedragen.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op het geheel van deze gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend is bewezen, met dien verstande dat de schuld van verdachte eruit bestaat dat hij in hoge mate onvoorzichtig, onachtzaam, onnadenkend en ondeskundig heeft gereden. Zo er al omstandigheden aan de zijde van het slachtoffer zijn geweest die mede het ongeval hebben veroorzaakt - hetgeen op basis van het dossier niet aannemelijk is geworden - doen deze omstandigheden niet af aan de gedragingen van verdachte.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
hij,op 09 maart 2013, te omstreeks 06.25 uur, bij duisternis
en/of bij
verminderd zicht, in de gemeente Kapelle, als verkeersdeelnemer, namelijk als
bestuurder van een motorrijtuig (trekker met oplegger), daarmede rijdende over
de weg, de Rijksweg A-58
(aangeduid als autosnelweg, gezien in de richting
Goes
),
zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval
heeft plaatsgevonden door
roekeloos, in elk gevalin hoge
, althans
aanzienlijkemate onvoorzichtig en
/ofonachtzaam en
/ofonnadenkend en
/of
ondeskundig,
(zonder dat er sprake was van een noodgeval
)dat door hem, verdachte,
bestuurde motorrijtuig (trekker met oplegger)
(gedeeltelijk
)tot stilstand te
brengen,
althans met (zeer) lage snelheid, over enige afstand, te gaan en/of
te blijven rijden,op de rechterrijstrook van de, uit twee rijstroken
bestaande, rijbaan van die Weg, de Rijksweg A-58,
althans niet dat door hem,
verdachte, bestuurde motorrijtuig (trekker met oplegger) naar behoren en/of
tijdig en/of geheel naar en/of op de vluchtstrook te sturen/te rijden (welke
vluchtstrook, gezien de rijrichting, "rechts" naast de rechterrijstrook van de
rijbaan van die weg was gelegen),
(mede)tengevolge waarvan een, zich eveneens op die weg, die Rijksweg A-58,
in dezelfde rijrichting als hij, verdachte, rijdend, motorrijtuig
(bedrijfsauto, Fiat, bestuurd door [slachtoffer]) tegen de achterzijde
van de oplegger van het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig (trekker
met oplegger) is gebotst
/gereden,
waardoor een ander
(genaamd [slachtoffer]
)werd gedood, zijnde de
terminologie in deze tenlastelegging, voor zover daaraan betekenis is gegeven,
gebezigd in de zin van de Wegenverkeerswet 1994.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van één jaar waarvan acht maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar en een onvoorwaardelijk ontzegging van de rijbevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van één jaar. Hij houdt daarbij rekening gehouden met het tijdverloop tussen het verkeersongeval en de berechting van verdachte, het feit dat verdachte niet eerder voor verkeersdelicten is veroordeeld, zijn gevorderde leeftijd als ook de roekeloosheid waarmee verdachte heeft gereden. Hij ziet geen reden een andere sanctie te vorderen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft opgemerkt dat het ongeval ook een grote impact op verdachte heeft gehad. Hij heeft het erg moeilijk gehad in de periode na het ongeval en hij denkt er nog regelmatig aan terug. Het ongeval heeft plaatsgevonden op zijn verjaardag en het was tevens zijn laatste werkdag voordat hij met pensioen ging. Hij is 43 jaar vrachtwagenchauffeur geweest en is in al die jaren nooit betrokken geweest bij een ongeval. Verdachte zou graag met de nabestaanden van het slachtoffer willen spreken maar zij hebben aangegeven daar (nog) geen behoefte aan te hebben. Verdachte heeft na het ongeval zijn rijbewijs teruggekregen. Thans staat het leven van verdachte en zijn echtgenote in het teken van hun zieke kleinzoon die leukemie heeft. Zij gaan iedere dag bij hem op bezoek, een rit van zo’n klein uur. De echtgenote van verdachte heeft geen rijbewijs. De raadsvrouw heeft verzocht hier rekening mee te houden in het kader van een eventueel op te leggen rijontzegging.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de beantwoording van de vraag welke straf of maatregel aan verdachte moet worden opgelegd, houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals daarvan uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft, als verkeersdeelnemer, een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval veroorzaakt. Hij heeft zijn vrachtwagen met oplegger, een groot en log samenstel tot stilstand gebracht op de A58, een autosnelweg waar de maximumsnelheid ter plaatse 130 kilometer per uur is, uitsluitend omdat hij de afslag had gemist. De vrachtwagen stond op dat moment aan de uiterst rechterzijde van de meest rechts gelegen rijstrook. Deze zeer gevaar zettende situatie had makkelijk voorkomen kunnen worden. Immers, verdachte had, hoewel dit ook niet is toegestaan behoudens een noodsituatie, zijn vrachtwagen met oplegger tot stilstand kunnen brengen op de naast de weg gelegen vluchtstrook. Vervolgens heeft verdachte nagelaten om, op het ontsteken van de waarschuwingslichten na, ook maar iets te doen om het overige verkeer op de weg te waarschuwen voor de gevaarlijke situatie en een aanrijding te voorkomen. Het slachtoffer is met zijn bestelauto tegen de vrachtwagen van verdachte gereden en als gevolg daarvan overleden. Gelet op de brandende achteruitrijlampen had verdachte kennelijk zelfs de bedoeling om achteruit te rijden om zo alsnog de gemiste afslag te kunnen nemen.
De rechtbank rekent verdachte, die 43 jaar ervaring heeft als vrachtwagenchauffeur, het bovenstaande zwaar aan.
Artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 beschermt in het bijzonder het belang van de lichamelijke gezondheid en integriteit van verkeersdeelnemers. Dit beschermde belang weegt zwaar. Verder beschermt voormeld artikel - in algemenere zin - de verkeersveiligheid. Het maatschappelijk belang van de verkeersveiligheid is zeer groot. Een ieder neemt - zij het niet met dezelfde intensiteit - deel aan het verkeer. Een ieder heeft dus direct belang bij verkeersveilig gedrag van de medeweggebruikers. Alle verkeersdeelnemers moeten er op kunnen vertrouwen dat professionele chauffeurs zich aan de zorgvuldigheidsnormen houden. Verdachte heeft door zijn onverantwoordelijke gedrag dit belang ernstig geschonden en daardoor veel verdriet veroorzaakt bij de nabestaanden van het slachtoffer.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmaat rekening gehouden met het uittreksel justitiële documentatie van 2 september 2014. Hieruit blijkt dat verdachte nooit eerder met justitie in aanraking is geweest voor verkeersdelicten.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op het adviesrapport van Reclassering Nederland van 13 september 2013 waaruit blijkt dat verdachte geen gebrek aan zelfinzicht heeft. Hij is begaan met de nabestaanden van het slachtoffer en heeft geprobeerd met hen in contact te komen. Verder blijkt uit het rapport dat verdachte naar aanleiding van het ongeval onder behandeling is geweest van zijn huisarts. Er zijn geen problemen geconstateerd die een begeleiding indiceren. De kans op recidive wordt als laag ingeschat. De reclassering heeft, indien de ernst van het feit het toelaat, geadviseerd een werkstraf op te leggen.
Tot slot houdt de rechtbank bij het bepalen van de strafmaat nog rekening met het volgende. Er is inmiddels anderhalf jaar verstreken sinds het ongeval heeft plaatsgevonden. Verdachte toont ter terechtzitting berouw. Hij heeft zich niet opgedrongen aan de nabestaanden. Hij heeft via Slachtoffer Hulp Nederland contact proberen te leggen met de nabestaanden van het slachtoffer. Zij stelden daar geen prijs op. Uit respect voor de nabestaanden heeft verdachte daarna geen contact meer gezocht met hen. Ter terechtzitting heeft hij echter verklaard dat hij nog vaak aan hen denkt en dat als zij contact met hem willen hij daarvoor openstaat.
De officier van justitie is bij zijn eis uitgegaan van een bewezenverklaring van de zwaarste mate van schuld. Nu de rechtbank ‘slechts’ bewezen acht dat verdachte in hoge mate onvoorzichtig, onachtzaam, onnadenkend en ondeskundig heeft gehandeld, zal zij een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie gevorderd. Zij is van oordeel dat, gelet op vorenstaande als ook op landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden is. Zij ziet geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie. Zij zal een deel van die straf voorwaardelijk op leggen, waarmee wordt beoogd verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank is daarnaast van oordeel dat uit oogpunt van normhandhaving tevens een ontzegging van de rijbevoegdheid motorrijtuigen te besturen dient te volgen. Zij acht een ontzegging voor de duur van 2 jaren met aftrek van de tijd dat het rijbewijs reeds ingevorderd en ingehouden is geweest op zijn plaats. De rechtbank overweegt daarbij dat het algemene belang van de verkeersveiligheid dient te prevaleren boven het door de verdediging genoemde persoonlijke belang van verdachte. Dat verdachte eerder, op advies van de officier van justitie, zijn rijbewijs heeft teruggekregen doet daar niet aan af. Immers, de beslissing op een verzoek tot teruggave van het rijbewijs ex artikel 164 WVW is geen voorschot op de eventueel later op te leggen straf.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 10, 14a, 14b, 14c en 27 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175, 178, 179 en 188 van de Wegenverkeerswet 1994.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 6 (zes) maanden, waarvan 4 (vier) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Bijkomende straffen
- veroordeelt verdachte tot
een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van 2 (twee) jaar;
- bepaalt dat de tijd dat verdachte zijn rijbewijs al heeft ingeleverd in mindering wordt gebracht op de rijontzegging.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.B. Smits, voorzitter, mr. G.H. Nomes en mr. T. van de Poll, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.P.M. Philipsen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 12 december 2014.
Mr. Nomes is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt -tenzij anders vermeld- bedoeld het eindproces-verbaal met proces-verbaalnummer PL1953 2013015819-1 van de regiopolitie Zeeland, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Blad 3 en 4 van het proces-verbaal aanrijding misdrijf en pagina 4 van het proces-verbaal Verkeersongevallenanalyse, beiden opgenomen in voornoemd eindproces-verbaal.
3.Blad 3 en 6 van het proces-verbaal van verhoor van verdachte van 9 maart 2013 te 09:10 uur, opgenomen in voornoemd eindproces-verbaal en de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 28 november 2014.
4.Het geschrift, te weten een verslag betreffende een niet natuurlijke dood, opgemaakt door lijkschouwer [naam] op 9 maart 2013, als bijlage opgenomen in voornoemd eindproces-verbaal.
5.Pagina 6 en 7 van het proces-verbaal Verkeersongevallenanalyse, opgenomen in voornoemd eindproces-verbaal.
6.Blad 7 van het proces-verbaal Verkeersongevallenanalyse, opgenomen in voornoemd eindproces-verbaal.
7.Blad 48 van het proces-verbaal Verkeersongevallenanalyse, opgenomen in voornoemd eindproces-verbaal.
8.Pagina 5 van het proces-verbaal tachograafschijf onderzoek, opgenomen in voornoemd eindproces-verbaal.
9.Blad 3 van het proces-verbaal van verhoor van verdachte van 9 maart 2013 te 09:10 uur, opgenomen in voornoemd eindproces-verbaal.
10.Blad 4 van het proces-verbaal van verhoor van verdachte van 9 maart 2013 te 09:10 uur, opgenomen in voornoemd eindproces-verbaal.
11.Blad 5 van het proces-verbaal van verhoor van verdachte van 9 maart 2013 te 09:10 uur, opgenomen in voornoemd eindproces-verbaal.
12.Blad 6 van het proces-verbaal van verhoor van verdachte van 9 maart 2013 te 09:10 uur, opgenomen in voornoemd eindproces-verbaal.
13.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 28 november 2014.