ECLI:NL:RBZWB:2014:8171

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 oktober 2014
Publicatiedatum
8 december 2014
Zaaknummer
3105634 VV EXPL 14-62
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de kantonrechter in kort geding inzake borgtochtvorderingen

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, heeft de kantonrechter op 14 oktober 2014 uitspraak gedaan in een kort geding. De eiseres, gevestigd te Amsterdam en vertegenwoordigd door mr. O.J. Boeder, had vorderingen ingesteld tegen meerdere gedaagden, waaronder gedaagde sub 1 die inmiddels failliet was verklaard. De vorderingen waren gebaseerd op overeenkomsten van borgtocht en overschreden het bedrag van € 25.000,-. De kantonrechter oordeelde dat hij absoluut onbevoegd was om van de vorderingen kennis te nemen, omdat deze vorderingen de bevoegdheid van de kantonrechter overschreden. Dit is in overeenstemming met artikel 72 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).

De kantonrechter merkte op dat, hoewel artikel 73 Rv bepaalt dat bij absolute onbevoegdheid de zaak naar de bevoegde rechter moet worden verwezen, het in dit geval onduidelijk was naar welke rechter de zaak verwezen zou moeten worden. De gedaagden sub 2 en 3 hadden geen bekende woon- en verblijfplaats in Nederland, terwijl gedaagde sub 4 wel gevestigd was in Nederland, maar er waren verschillende forumkeuzebedingen in de borgtochtovereenkomsten die de bevoegdheid van verschillende rechtbanken bepaalden. Hierdoor bleef de kantonrechter met de vraag zitten naar welke rechter de zaak verwezen moest worden, en besloot hij de eiseres zelf de verantwoordelijkheid te geven om de zaak opnieuw aan te brengen bij de bevoegde rechter.

De kantonrechter heeft de eiseres ook veroordeeld in de proceskosten van de gedaagden, vastgesteld op € 400,00 aan salaris voor de gemachtigde. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor partijen om duidelijkheid te verschaffen over de bevoegde rechter in gevallen van meerdere forumkeuzebedingen en de gevolgen van het overschrijden van de bevoegdheid van de kantonrechter.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Kanton
Tilburg
zaaknummer 3105634 VV EXPL 14-62
vonnis in kort geding van 14 oktober 2014
inzake
de [eiser],
gevestigd te Amsterdam en kantoorhoudende te[adres 1],
eiseres,
gemachtigde: mr. O.J. Boeder, gerechtsdeurwaarder te Haarlem,
tegen

1.[gedaagde],

gevestigd en kantoorhoudende te [adres 2]
2. [gedaagde sub 2],
wonende [adres 1]),
3. [gedaagde sub 3],
wonende [adres 2],
4. [gedaagde sub 4],
gevestigd[adres 2],
gedaagden,
gemachtigde: mr. H. Loonstein, advocaat te Amsterdam.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
a. de dagvaarding van 13 juni 2014 met producties;
b. de faxbrieven van 24 juni 2014 van mr. Loonstein met producties;
c. de brief van 16 september 2014 van mr. Boeder met producties;
d. de faxbrief van 23 september 2014 van mr. Loonstein met producties;
e. de faxbrief van 29 september 2014 van mr. Loonstein met één productie;
f. de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling op 30 september 2014.

2.Het geschil en de beoordeling daarvan

2.1
De vordering van eiseres is neergelegd in de dagvaarding, waarvan een afschrift
(exclusief de daarbij gevoegde producties) aan dit vonnis is gehecht.
2.2
Bij brief van 16 september 2014 heeft de gemachtigde van eiseres de kantonrechter meegedeeld dat gedaagde sub 1 bij vonnis van 26 augustus 2014 van de rechtbank
Zeeland-West-Brabant failliet is verklaard en dat gelet op deze omstandigheid de vorderingen jegens gedaagde sub 1 zijn ingetrokken. Eiseres handhaaft evenwel haar vordering jegens de overige gedaagden. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiseres aangevoerd dat de vorderingen jegens gedaagden sub 2, 3 en 4 gebaseerd zijn op de overeenkomsten van borgtocht.
2.3
Ingevolge het bepaalde in artikel 254 lid 5 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) is de kantonrechter in zaken die ten gronde door hem worden behandeld en beslist, ook bevoegd tot het geven van een voorlopige voorziening.
Aangezien de onderhavige vorderingen het bedrag van € 25.000,00 overstijgen en zij geen aardvordering zijn als bedoeld in artikel 93 Rv onder c., is de kantonrechter ingevolge het bepaalde in artikel 72 Rv echter onbevoegd om van de zaak kennis te nemen.
2.4
Artikel 73 Rv bepaalt vervolgens weliswaar dat de rechter in geval van absolute onbevoegdheid de zaak verwijst naar de bevoegde rechter, maar in het onderhavige geval zal die verwijzing achterwege blijven omdat het de kantonrechter niet duidelijk is naar welke rechter de zaak zou moeten worden verwezen. Ingevolge het bepaalde in artikel 99 Rv is in dagvaardingsprocedures namelijk de hoofdregel dat de rechter van de woonplaats van de gedaagde bevoegd is om van de vordering kennis te nemen. Gedaagden sub 2 en 3 zijn blijkens de dagvaarding woonachtig in[adres 2] en hebben geen bekende woon- en verblijfplaats in Nederland. Gedaagde sub 4 is daarentegen wel gevestigd in Nederland, namelijk in [adres 2], maar in de onderliggende drie borgtochtovereenkomsten tussen partijen is sprake van drie verschillende forumkeuzebedingen, op grond waarvan de rechtbank Rotterdam, de rechtbank Amsterdam en de rechtbank Hilversum bevoegd zijn verklaard. Gelet op bovenstaande problematiek én de omstandigheid dat ook de gemachtigde van eiseres ter zitting het antwoord op de vraag van de kantonrechter - naar welke rechter de zaak zou moeten worden verwezen - schuldig bleef, zal de kantonrechter het aan eiseres zelf overlaten de zaak of -bij een splitsing- de zaken opnieuw aan te brengen bij de wel bevoegde rechter.
2.5
Gelet op de uitkomst van deze procedure zal eiseres worden veroordeeld in de proceskosten van gedaagden. Deze kosten worden vastgesteld op € 400,00 aan salaris gemachtigde.

3.De beslissing

De kantonrechter, recht doende in kort geding:
- verklaart zich onbevoegd om van de zaak kennis te nemen;
- veroordeelt eiseres in de proceskosten van gedaagden, vastgesteld op € 400,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.L. Sierkstra en is in het openbaar uitgesproken op
14 oktober 2014.