ECLI:NL:RBZWB:2014:8096
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Maximale bijdrage en letselschadevergoeding in het bestuursrecht
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 november 2014, in de zaak tussen een eiser en het Centraal Administratiekantoor (CAK), werd de vraag behandeld of bij de vaststelling van de maximale eigen bijdrage rekening gehouden moet worden met inkomensgegevens die door de belastingdienst zijn opgegeven, in het bijzonder in het geval van een letselschadevergoeding. Eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van het CAK van 5 mei 2014, waarin de eigen bijdrage werd vastgesteld. Tijdens de zitting op 30 oktober 2014 in Breda, werd eiser bijgestaan door zijn vader en een gemachtigde. Het CAK werd vertegenwoordigd door een medewerker.
De rechtbank overwoog dat de wetgeving duidelijk voorschrijft hoe de maximale eigen bijdrage moet worden berekend. Eiser stelde dat het CAK ten onrechte geen rekening had gehouden met de letselschadevergoeding bij de berekening van zijn verzamelinkomen. De rechtbank concludeerde dat de uitzondering voor letselschadevergoeding alleen van toepassing is op de vaststelling van het vermogen en niet op het verzamelinkomen. Dit betekent dat het CAK de gegevens van de belastingdienst moet volgen bij de berekening van de eigen bijdrage.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waarbij werd opgemerkt dat de wettelijke bepalingen niet toelaten dat een correctie op het verzamelinkomen wordt toegepast. De rechtbank benadrukte dat de bedoeling van de wetgever was om alleen het vermogen te corrigeren en niet de fictieve inkomsten uit vermogen. De uitspraak bevestigde dat het CAK de maximale eigen bijdrage correct had vastgesteld, ondanks dat de gemeente Tilburg mogelijk een andere berekening had gemaakt. De beslissing werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.