Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De procedure
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek
- de pleidooien en de ter gelegenheid daarvan overgelegde pleitnota’s
- de producties overgelegd namens LG Electronics.
2.De feiten
De dagvaarding voor deze procedure is op 17 november 2011 uitgebracht en betreft dezelfde vordering op dezelfde gronden als die welke was opgenomen in de dagvaarding van 18 november 2010.
3.Het geschil
Zij stelt dat vervoer een resultaatsverbintenis is en dat de vervoerder de LCD schermen niet allemaal heeft afgeleverd. N Logistiks is aansprakelijk voor de schade die daardoor is ontstaan.
Haar vordering is niet verjaard. De aansprakelijkstelling heeft de verjaring geschorst. Nadat N Logistiks de vordering had afgewezen, is binnen de verjaringstermijn van één jaar gedagvaard op 18 november 2010. Door het uitbrengen van die dagvaarding is de verjaring naar Nederlands recht gestuit. De tweede dagvaarding is daarna op 17 november 2011, dus binnen het jaar, uitgebracht. Op dat moment was de vordering niet verjaard. Subsidiair verwijst LG Electronics naar de regeling van art. 6:361 lid 2 BW. De tweede dagvaarding is uitgebracht binnen zes maanden na het vonnis van de rechtbank Breda van 28 september 2011.
Het CMR regelt de schorsing van de verjaring. Op de stuiting is Nederlands recht van toepassing. LG Electronics verwijst ter onderbouwing naar het arrest HR 20 december 2013, NJ 2014/295.
LG Electronics betwist misbruik van procesrecht te maken door deze procedure te beginnen. Er is niet eerder een inhoudelijk oordeel gegeven over de rechtsvraag die partijen verdeeld houdt. Het ne bis in idem beginsel waar N Logistiks zich op beroept, geldt niet in het burgerlijk procesrecht.
De verklaring van de chauffeur is onbetrouwbaar. De diefstal heeft, volgens de politie die een verklaring van de chauffeur heeft opgenomen en volgens het expertiserapport, in Nederland plaatsgevonden, terwijl de chauffeur verklaart dat het in België is gebeurd. LG Electronics verwijst ook naar de overgelegde tachograafschijf en de daarop aangegeven kilometers. De chauffeur heeft veel meer kilometers gereden dan alleen de afstand van Moerdijk tot Minderhout in België.
Zij concludeert dat de conclusie gerechtvaardigd is dat de diefstal is veroorzaakt door opzet althans hiermee gelijk te stellen bewuste roekeloosheid van N. Logistiks. Die kan dan geen beroep doen op bepalingen van het CMR die haar aansprakelijkheid beperken.
LG Electronics heeft erkend dat zij de bewijslast heeft van deze stelling, zij stelt echter dat N Logistiks voldoende informatie moet geven en dat zij daarmee in gebreke is gebleven.
Door opnieuw te dagvaarden op dezelfde gronden en met dezelfde vordering, maakt LG Electronics misbruik van procesrecht. Dit is volgens haar in strijd met het ne bis in idem beginsel en het doorbreken van het gesloten stelsel van rechtsmiddelen.
N Logistics heeft de vordering met betrekking tot buitengerechtelijke kosten en de kosten voor een gelegde beslag betwist. Bewijs dat er beslag is gelegd, is niet overgelegd.
4.De beoordeling
4.4. Voor de verhouding CMR verdrag - Nederlands recht ten aanzien van de vragen over schorsing en stuiting verwijst de rechtbank naar het ook door partijen aangehaalde arrest van de Hoge Raad van 20 december 2013, NJ 2014/295. De Hoge Raad overweegt daarin dat art. 32 lid 1 CMR niet belet dat door het instellen van een eis in rechte op de voet van art 3:316 BW de verjaring van art 32 lid 1 CMR rechtsgeldig wordt gestuit, ongeacht of deze verjaring in een eerder stadium op de voet van art 32 lid 2 CMR is geschorst en of deze schorsing is reeds opgeheven.
LG Electronics heeft tegen de toelichting die N Logistiks op de tachograafschijf heeft gegeven, niets ingebracht dat haar lezing onderbouwt. De toelichting van N Logistiks ondersteunt de verklaring van de chauffeur.
De chauffeur heeft van de opdrachtgever geen instructies gekregen over het parkeren. Hij heeft zijn vrachtauto geparkeerd op een gewone aan de snelweg gelegen plaats in de nabijheid van een tankstation en restaurant. Het is niet gebleken dat hij erop bedacht had moeten zijn dat dat een plaats was met een bijzonder gevaar voor diefstal.
De rechtbank verbindt geen conclusies aan de door de chauffeur gekozen route door België en de reden die daarvoor wordt opgegeven. In het licht van wat hierboven is overwogen zegt de keuze van de route niets over een eventuele opzet of bewuste roekeloosheid van die chauffeur.
Op grond van voorgaande overwegingen oordeelt de rechtbank dat er onvoldoende grond
is voor het oordeel dat sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid aan de zijde van N. Logistiks. Zij doet dus terecht een beroep op beperking van haar aansprakelijkheid overeenkomstig art. 23 lid 3 CMR.