Overwegingen
1. Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiser is in 1990 aangesteld als gemeenteambtenaar. Sinds 2000 was eiser werkzaam bij de Afvalservice van de gemeente Breda, op het milieustation Spinveld.
In augustus 2012 is bij het college het vermoeden ontstaan dat er op het milieustation Spinveld aangeboden afval werd achtergehouden voor eigen gebruik of doorverkoop. Door [naam] Bedrijfsrecherche is een onderzoek ingesteld naar de omvang hiervan. In het kader van dit onderzoek zijn er (onder meer) gesprekken gevoerd met eiser. De bevindingen van het onderzoek zijn neergelegd in een rapport van 13 september 2012.
Bij brief van 17 september 2012 heeft het college aan eiser meegedeeld dat hij van plan is om aan eiser de disciplinaire straf van ongevraagd ontslag op te leggen. Ook is eiser op de hoogte gesteld van het besluit om hem met onmiddellijke ingang te schorsen tot het moment van effectueren van het ongevraagde ontslag. Eiser is in de gelegenheid gesteld om zijn zienswijze te geven op het voorgenomen ontslag. Eiser heeft van deze gelegenheid gebruik gemaakt.
Bij besluit van 30 oktober 2012 (primair besluit) heeft het college aan eiser de disciplinaire straf van ongevraagd ontslag opgelegd met ingang van 1 november 2012.
Bij het bestreden besluit heeft het college de bezwaren van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard, onder verwijzing naar het advies van de Bezwaarschriftencommissie op personeelsgebied van 19 maart 2013.
2. Het college stelt zich in het bestreden besluit, samengevat, op het volgende standpunt. Eiser heeft zich schuldig gemaakt aan het wederrechtelijk achterhouden van aangeboden (herbruikbaar) afval voor eigen gebruik. Dit is gebeurd in een mate die in frequentie en in waarde de handelingen van zijn collega’s verreweg overtrof. Uit eisers verklaringen blijkt dat hij doelbewust heeft gezwegen over zijn handelen of een verkeerde voorstelling van zaken heeft gegeven. Ook heeft eiser bij herhaling heimelijk gehandeld door buiten werktijd spullen op te halen en zijn auto buiten de instelling te stallen. Daarnaast heeft eiser uitzendkrachten ingeschakeld om hem te helpen. Er is sprake van ernstig plichtsverzuim. De straf van ongevraagd ontslag is niet onevenredig. Door zijn handelen heeft eiser het vertrouwen dat de organisatie in hem mocht hebben, op een onherstelbare wijze geschaad.
3. Eiser voert in beroep, samengevat, het volgende aan. In totaal hebben 20 medewerkers van het milieustation zich schuldig gemaakt aan het meenemen van (afval) spullen. Alleen in het geval van eiser heeft dit geleid tot een strafontslag. Er is sprake van rechtsongelijkheid. Verder heeft eiser zich maar sporadisch schuldig gemaakt aan het meenemen van onbruikbare spullen voor eigen gebruik. Daarnaast was er geen duidelijke lijn over wat er wel en niet werd toegelaten. Eiser mocht er dan ook op vertrouwen dat zijn handelen binnen de organisatie algemeen geaccepteerd was. Het ontslag is onevenredig aan het gepleegde plichtsverzuim.
4. Artikel 16:1:1 van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling en Bredase uitwerkingsovereenkomst (CAR/BUWO) luidt als volgt:
1. De ambtenaar die de hem opgelegde verplichtingen niet nakomt of zich overigens aan plichtsverzuim schuldig maakt dan wel bij herhaling aanleiding geeft tot toepassing te zijnen aanzien van maatregelen van inhouding, beslag of korting, als bedoeld in de tweede titel van de Ambtenarenwet, kan deswege disciplinair worden gestraft.
2. Plichtsverzuim omvat zowel het overtreden van enig voorschrift als het doen of nalaten van iets dat een goed ambtenaar in gelijke omstandigheden behoort na te laten of te doen.
Op grond van artikel 8:13 van de CAR/BUWO kan als disciplinaire straf aan de ambtenaar ongevraagd ontslag verleend worden.
In artikel 16:1:2, derde lid, van de CAR/BUWO is bepaald dat bij het opleggen van een straf kan worden bepaald, dat zij niet ten uitvoer zal worden gelegd indien de betrokken ambtenaar zich gedurende de bij het opleggen van de straf te bepalen termijn niet schuldig maakt aan soortgelijk plichtsverzuim als waarvoor de bestraffing plaatsvindt, noch aan enig ander ernstig plichtsverzuim en zich houdt aan bij het opleggen van de straf eventueel te stellen bijzondere voorwaarden.
5. De rechtbank stelt vast dat het college eiser disciplinair heeft ontslagen omdat eiser zich schuldig zou hebben gemaakt aan ernstig plichtsverzuim. Eiser wordt verweten dat hij goederen die door derden zijn aangeboden op het milieustation heeft meegenomen voor eigen gebruik en voor familieleden.
Tussen partijen is niet in geschil dat eiser diverse goederen heeft meegenomen voor eigen gebruik. Partijen verschillen wel van mening over de omvang en frequentie van eisers handelen. Daarnaast heeft eiser in dit kader een beroep gedaan op het vertrouwensbeginsel.
6. Naar het oordeel van de rechtbank komt uit het procesdossier naar voren dat eiser gemiddeld vier keer per maand spullen mee naar huis heeft genomen, met uitschieters naar meerdere keren per week als er materialen afgegeven werden die eiser kon gebruiken. Ten aanzien van de aard van de goederen heeft eiser verklaard dat het onder meer ging om een mountainbike, kinderfietsjes, eikenhouten planken, kleiner kinderspeelgoed, drie banden voor de aanhangwagen, een emmer voorstrijk, een aantal blikken verf, pvc-materialen, spaanplaten en een stereootje.
De rechtbank overweegt dat eiser ervan op de hoogte was dat hij geen spullen mee mocht nemen van het milieustation. Dit staat ten eerste in een instructieboekje, waarvan eiser heeft verklaard dat hij ermee bekend is. Ten tweede is dit aan de orde gekomen tijdens werkoverleggen. Eiser heeft dit ook erkend.
Eiser heeft echter aangevoerd dat het sinds een aantal jaren gebruikelijk was dat er door leidinggevenden en werknemers spullen bij het milieustation uit de containers werden gehaald. Hierdoor was er volgens eiser geen duidelijke lijn over wat er wel en niet werd toegelaten.
De rechtbank stelt vast dat eiser in dit kader een aantal voorbeelden heeft gegeven, waarbij er sprake is van zuiver zakelijke doeleinden (kunstproject en demonstratiemateriaal). Deze voorbeelden zijn niet vergelijkbaar met de situatie van eiser. Eiser heeft daarnaast niet aannemelijk gemaakt dat de door hem gegeven overige voorbeelden in het recente verleden hebben gespeeld, dan wel dat daartegen niet is opgetreden door het college. Nu het college bovendien in de laatste periode voorafgaand aan eisers ontslag duidelijk heeft gecommuniceerd dat het meenemen van spullen niet (langer) is toegestaan, kan eiser geen geslaagd beroep doen op het vertrouwensbeginsel.
7. Naar het oordeel van de rechtbank leveren de aan eiser verweten gedragingen ernstig plichtsverzuim op. De rechtbank is niet gebleken dat het plichtsverzuim eiser niet ten volle kan worden toegerekend. Het college was dus bevoegd om aan eiser een disciplinaire straf op te leggen.
8. De rechtbank staat vervolgens voor de vraag of de opgelegde straf van ontslag niet onevenredig is aan de aard en de ernst van het gepleegde plichtsverzuim.
9. De rechtbank stelt vast dat het meenemen van spullen op grote schaal heeft plaatsgevonden binnen het milieustation, waarbij eiser de enige is geweest die strafontslag heeft gekregen. De overige medewerkers die spullen hebben meegenomen, hebben (uiteindelijk) allen een schriftelijke berisping gekregen.
Eiser heeft aangevoerd dat hij te zwaar bestraft is ten opzichte van zijn collega’s.
Om inzicht te krijgen in het handelen van eisers collega’s, heeft de rechtbank aan het college gevraagd om (geanonimiseerde) processtukken op te sturen die zien op het door het college gevolgde disciplinaire traject in die zaken. Het college heeft van 18 medewerkers van het milieustation stukken opgestuurd, waaronder de tegenover [naam] Bedrijfsrecherche afgelegde verklaring, de voorgenomen disciplinaire maatregel, de zienswijze (voor zover schriftelijk ingediend) en de uiteindelijk opgelegde disciplinaire maatregel.
10. Op pagina 10 van het rapport van [naam] Bedrijfsrecherche staat een geanonimiseerd overzicht van de bij het disciplinaire onderzoek betrokken medewerkers. De op dit overzicht als 5e en 9e vermelde personen zal de rechtbank hierna benoemen als respectievelijk ‘medewerker X’ en ‘medewerker Y’.
Medewerker X heeft verklaard dat hij gemiddeld zes keer per jaar spullen heeft meegenomen van het milieustation. Hij heeft verder verklaard dat hij de volgende zaken heeft meegenomen: dakpannen, een omafiets, schilderijdoeken, openhaard hout en vijf steeksleutels. Ook blijkt uit zijn verklaring dat hij de dakpannen na sluitingstijd van het depot in zijn aanhanger heeft gelegd.
Medewerker Y heeft verklaard dat hij gemiddeld twaalf keer per jaar spullen heeft meegenomen van het milieustation. Hij heeft verder verklaard dat hij de volgende zaken heeft meegenomen: een fiets, een kinderfietsje, tien planken, ongeveer 30 singeltjes en een stuk of vijf kinderleesboekjes.
De rechtbank stelt vast dat aan medewerker X en Y een schriftelijke berisping is opgelegd.
Gelet op de omvang, frequentie en waarde van de spullen die medewerkers X en Y hebben meegenomen van het milieustation, alsmede de verklaring van medewerker X dat ook hij na sluitingstijd spullen heeft meegenomen, is de rechtbank van oordeel dat de aan eiser opgelegde zware disciplinaire straf van ontslag niet in verhouding staat tot de aan medewerkers X en Y opgelegde lichte straf van een schriftelijke berisping. In zoverre heeft het college gehandeld in strijd met het evenredigheidsbeginsel.
De rechtbank zal daarom het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen. In het kader van de finale geschilbeslechting ziet de rechtbank aanleiding om zelf in de zaak te voorzien.
11. In aanmerking genomen dat eisers handelen in omvang en frequentie boven die van medewerkers X en Y uitstijgt en dat eiser (als enige) uitzendkrachten heeft betrokken bij zijn gedragingen waarbij hij de uitzendkrachten onjuist heeft voorgelicht over de bestemming van eikenhouten planken, ziet de rechtbank aanleiding om aan eiser de straf van voorwaardelijk ontslag op te leggen. Daarbij zal worden bepaald dat de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd indien eiser zich gedurende een termijn van twee jaar niet schuldig maakt aan soortgelijk plichtsverzuim als waarvoor de bestraffing plaatsvindt, noch aan enig ander ernstig plichtsverzuim. De rechtbank zal de termijn van twee jaar laten aanvangen op de datum van bekendmaking van deze uitspraak.
12. De rechtbank zal het primaire besluit herroepen en bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit.
13. Nu het beroep gegrond wordt verklaard, dient het griffierecht aan eiser te worden vergoed.
14. De rechtbank zal het college veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.461,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, en 1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, met een waarde per punt van € 487, en een wegingsfactor 1).
15. Eiser heeft in beroep in algemene zin om schadevergoeding verzocht. Hij heeft zijn verzoek echter onvoldoende geconcretiseerd. Daarom zal het verzoek om schadevergoeding worden afgewezen.