ECLI:NL:RBZWB:2014:7485

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 juni 2014
Publicatiedatum
4 november 2014
Zaaknummer
273756 FA RK 13-7404
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. Slot
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek tot (stiefouder)adoptie met inachtneming van het belang van de minderjarigen

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 juni 2014 uitspraak gedaan in een verzoek tot adoptie door een stiefouder. De verzoeker, die samenwoont met de moeder van de minderjarigen, heeft verzocht om adoptie van de minderjarigen en wijziging van hun geslachtsnaam. De Raad voor de Kinderbescherming heeft in een negatief advies aangegeven dat het verzoek afgewezen zou moeten worden, omdat de vader van de minderjarigen zich verzet tegen de adoptie. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het belang van de minderjarigen bij de adoptie zwaarder weegt dan het belang van de vader bij een mogelijk toekomstig contact. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vader sinds de echtscheiding in 2006 geen contact heeft gehad met de minderjarigen en geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor hun opvoeding. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de vader misbruik maakt van zijn vetorecht en dat de adoptie in het belang van de minderjarigen is. De rechtbank heeft het verzoek tot adoptie toegewezen en bepaald dat de minderjarigen de geslachtsnaam van de verzoeker zullen krijgen. De kosten van het geding zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team jeugdrecht
Enkelvoudige Kamer
Zaaknummer: C/02/273756 FA RK 13-7404
10 juni 2014
beschikking betreffende adoptie,
in de zaak van
[verzoeker adoptie 1],
geboren te [geboorteplaats en datum],
hierna te noemen verzoeker,
wonende te Made, gemeente Drimmelen,
advocaat mr. S.W. Hoek-Nieuwenburg.
1. Het verloop van het geding
Dit blijkt uit de volgende stukken:
- het op 2 december 2013 ontvangen verzoekschrift met bijlagen;
- de op 3 maart 2014 ontvangen rapport van de Raad voor de Kinderbescherming locatie Breda;
- de op 10 maart 2014 ontvangen brief van de Raad voor de Kinderbescherming met bijlagen;
- de uittreksels uit het gezagsregister betreffende na te noemen minderjarigen;
- het proces-verbaal van de terechtzitting van 13 mei 2014.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
[moeder],
[vader].
Ter terechtzitting is tevens aanwezig geweest een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming, regio Midden- en West-Brabant, gevestigd Meerten Verhoffstraat 18, 4811 AS Breda, hierna te noemen de raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

2.Het verzoek

Het verzoek strekt tot adoptie van de minderjarigen
[minderjarige],
[minderjarige 2],
door verzoeker en tot wijziging van de geslachtsnaam van de minderjarigen in die van verzoeker, te weten “[verzoeker adoptie 1]”.

3.De beoordeling

3.1
Blijkens de stukken staat het volgende vast.
- Verzoeker en de moeder wonen sinds 3 mei 2010 samen.
- De heer [vader minderjarigen] is de vader van de minderjarigen; de moeder is met hem gehuwd geweest.
- Bij beschikking van 21 oktober 2013 is de moeder alleen belast met het gezag over de minderjarigen.
3.2
Aan het verzoek wordt ten grondslag gelegd dat aan de voorwaarden voor adoptie is voldaan en dat de adoptie in het belang van de minderjarigen is aangezien momenteel vaststaat en voor de toekomst redelijkerwijs te voorzien is dat de minderjarigen niets meer van hun vader in de hoedanigheid van ouder te verwachten hebben. Sinds het uiteengaan van de vader en de moeder in 2006 is er geen contact meer geweest tussen de vader en de minderjarigen. Hij heeft geen interesse meer getoond en hij heeft geen contact met hen opgenomen. Ook heeft de vader nimmer een (financiële) bijdrage geleverd aan de opvoeding en verzorging van de minderjarigen. In reactie op het negatieve advies van de raad heeft de verzoeker aangevoerd dat de raad dit advies geeft omdat de vader zich tegen de verzochte adoptie van de minderjarigen verzet en dat uit het raadsonderzoek niet is gebleken dat op het tijdstip van het adoptieverzoek en in de (nabije) toekomst redelijkerwijs te voorzien is dat de minderjarigen niets meer van hun vader te verwachten hebben. De raad heeft echter de vraag of de verzochte adoptie in het kennelijk belang van de minderjarigen is volgens de verzoeker onvoldoende beantwoord. De vader heeft sinds de echtscheiding in 2006 geen effectieve pogingen ondernomen om een band met de minderjarigen te behouden. Er is slechts eenmaal contact geweest en dat was niet op het initiatief van de vader zelf. De vader heeft in totaal zes kinderen waarmee hij geen contact heeft. Hij neemt in het geheel geen verantwoordelijkheid als ouder en hij legt alle verantwoordelijkheid buiten zichzelf. In het kader van het onderzoek door de raad is het voor de raad moeizaam geweest om in contact te treden met de vader. Na vele pogingen is het de raadsonderzoeker gelukt telefonisch contact te krijgen met de vader. Dat de vader toen enkel heeft aangegeven zich te verzetten tegen de adoptie is naar de mening van de verzoeker onvoldoende en kan niet het doorslaggevende argument zijn voor het negatieve advies van de raad. Tot slot heeft de verzoeker aangegeven dat wanneer de minderjarigen contact wensen met hun vader, de moeder en hij, dit contact op geen enkele wijze in de weg zullen staan.
3.3
Blijkens de bij het verzoekschrift onder productie 7 overlegde verklaring van de moeder alsmede haar verklaring ter terechtzitting stemt zij in met het onderhavige verzoek tot adoptie en geslachtsnaamwijziging.
3.4
De raad acht in voormeld rapport op basis van de onderzoekresultaten toewijzing van het verzoek niet in het belang van de minderjarigen. De raad heeft daarbij in overweging genomen dat de minderjarigen een hechte band hebben opgebouwd met verzoeker. Hij vormt voor de minderjarigen een stabiele factor en verzoeker beschouwt de minderjarigen als zijn eigen kinderen. De vader van de minderjarigen verzet zich echter tegen de verzochte adoptie. Hij wil niet dat de familierechtelijke banden worden verbroken. Ondanks dat hij lange tijd geen contact met de minderjarigen heeft gehad, ziet hij de minderjarigen nog steeds als zijn kinderen en wenst hij contact met hen. Hij stelt echter op dit moment hiervoor geen middelen te hebben en het ontbreken van communicatie met de moeder bemoeilijkt het contact. Vanwege de wens van de vader om de minderjarigen weer te zien alsmede zijn argumenten hiervoor, kan de raad niet uitsluiten dat de minderjarigen in de toekomst niets meer van hun vader, in de rol van vader, te verwachten hebben. De raad ziet op basis van het onderzoek geen gronden om aan de tegenspraak van de vader voorbij te gaan nu er geen sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 1:228, tweede lid, Burgerlijk Wetboek (BW). Daar de raad een afwijzend advies geeft ten aanzien van de verzochte adoptie, is de verzochte naamswijziging in dat kader ook niet mogelijk. Een op zichzelf staande naamswijziging is verder ook niet aan de orde aangezien daarvoor de moeder reeds drie jaren met het eenhoofdig gezag belast moet zijn.
3.5
De vader is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter terechtzitting verschenen.
3.6
De rechtbank overweegt als volgt.
Ingevolge artikel 1:227 BW kan het verzoek door de adoptant die de levensgezel van de ouder is, slechts worden gedaan, indien hij ten minste drie aaneengesloten jaren onmiddellijk voorafgaande aan de indiening van het verzoek met die ouder heeft samengeleefd. Het verzoek kan alleen worden toegewezen, indien de adoptie in het kennelijk belang is van het kind en op het tijdstip van het verzoek tot adoptie vaststaat en voor de toekomst redelijkerwijs te voorzien is dat het kind niets meer van zijn ouder in de hoedanigheid van ouder te verwachten heeft, en aan de voorwaarden, genoemd in artikel 1:228 BW, wordt voldaan.
3.7
Verzoeker woont sinds 3 mei 2010 met de moeder en de minderjarigen samen zodat hij kan worden ontvangen in zijn verzoek.
3.8
De rechtbank stelt vast dat aan de voorwaarden als genoemd in artikel 1:228, eerste lid, BW is voldaan met uitzondering van de voorwaarde onder d dat geen der ouders het verzoek tegenspreekt. De vader heeft in het kader van het onderzoek door de raad aangegeven dat hij het niet eens is met het onderhavige verzoek tot adoptie. Aan de tegenspraak van een ouder kan voorbij gegaan worden als sprake is van in artikel 1:228, tweede lid, BW genoemde omstandigheden of als er sprake is van misbruik van bevoegdheid. Het vetorecht is weliswaar aan de ouder toegekend, omdat adoptie het voor hem ingrijpende gevolg heeft dat zij de tussen hem en de minderjarige bestaande familierechtelijke betrekking beëindigt, maar de ouder behoort bij het uitoefenen van deze bevoegdheid het belang van de minderjarige zwaarder te laten wegen. Hiervan uitgaande is de rechtbank, gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden, van oordeel dat de vader misbruik van zijn vetorecht maakt door zich daarop te beroepen omdat hij, in aanmerking nemende de onevenredigheid tussen het door hem gestelde belang bij de uitoefening van dat recht en het belang van de minderjarigen bij de adoptie, in redelijkheid niet tot uitoefening van dat recht had kunnen komen. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat de minderjarigen en verzoeker sinds 3 mei 2010 in gezinsverband samenleven en zij met verzoeker en hun moeder een gezin vormen. Sindsdien worden de minderjarigen door de moeder en verzoeker gezamenlijk opgevoed en verzorgd. Daarnaast geven beide minderjarigen uitdrukkelijk aan dat zij de feitelijke situatie geformaliseerd wensen te zien in die zin dat zij door de adoptie in familierechtelijke betrekking komen te staan tot verzoeker. Ook stemt de moeder in met de verzochte adoptie.
Daar staat tegenover dat er sinds de echtscheiding van de vader en de moeder, behoudens een eenmalig contact op initiatief van de ex-partner van de vader, geen enkel contact is geweest tussen de vader en de minderjarigen. Hoewel de vader aan de raadsonderzoeker heeft aangegeven in de toekomst het contact met de minderjarigen te willen herstellen, maar dat hij daar op dit moment en op korte termijn geen ruimte voor stelt te hebben, constateert de rechtbank dat het belang van de minderjarigen bij de verzochte adoptie zwaarder moet wegen dan het belang van de vader bij een mogelijk toekomstig contact. Daarbij komt ook dat de vader geen enkele ouderlijke verantwoordelijkheid neemt heeft genomen sinds de echtscheiding.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank dan ook van oordeel dat in de onderhavige zaak aan het vetorecht van de vader voorbij gegaan dient te worden.
3.9
De rechtbank is voorts van oordeel dat de minderjarigen redelijkerwijs niets van hun vader in de hoedanigheid van ouder te verwachten hebben. De vader heeft weliswaar aangegeven dat hij op termijn contact wenst met de minderjarigen, maar hij neemt hiertoe in het geheel geen initiatief. Daarbij neemt de rechtbank ook in aanmerking dat de vader in het kader van het raadsonderzoek zeer moeilijk bereikbaar was voor de raadsonderzoeker en de vader ook niet ter terechtzitting is verschenen om zijn standpunt kenbaar te maken. Ook heeft de vader reeds jarenlang zijn verantwoordelijkheid als vader niet genomen, heeft hij geen contact gezocht met de minderjarigen, is niet gebleken dat dit contact binnen afzienbare termijn hersteld zal worden en daarnaast hebben beide minderjarigen veel weerstand tegen het contact met hun vader. De rechtbank komt tot de conclusie dat ook aan de voorwaarde van artikel 1:227 lid 3 BW is voldaan.
3.1
Al het hiervoor overwogene in aanmerking genomen, is de rechtbank van oordeel dat het verzoek tot adoptie in het belang van de minderjarigen moet worden toegewezen.
3.11
Artikel 1:5 lid 3 BW bepaalt dat indien een kind door adoptie in familierechtelijke betrekking komt te staan tot de echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel van een ouder, het zijn geslachtsnaam houdt, tenzij de ouder en diens echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel gezamenlijk verklaren dat het kind de geslachtsnaam zal hebben van de echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel.
In de stukken alsook ter terechtzitting hebben de moeder en de verzoeker gezamenlijk verklaard dat zij de wens hebben dat de minderjarigen de geslachtsnaam [verzoeker adoptie 1]” zullen krijgen. Ook de minderjarigen hebben in het kader van het minderjarigenverhoor uitdrukkelijk deze wens naar voren gebracht. De rechtbank zal het verzoek op dit punt toewijzen.
3.12
Aangezien deze procedure betrekking heeft op Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, zal de rechtbank bepalen dat iedere partij de eigen kosten draagt.

4.De beslissing

De rechtbank
spreekt uit de adoptie door[verzoeker adoptie 1], geboren te[geboorteplaats en datum], van de minderjarigen
[minderjarige];
[minderjarige 2];
verstaat dat de minderjarigen de geslachtsnaam [verzoeker adoptie 1]” zullen hebben;
compenseert de kosten van het geding aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. Slot, kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 juni 2014 in tegenwoordigheid van Boink, griffier.
Mededeling van de griffier:
Tegen deze beschikking kan voor zover het een eindbeschikking betreft hoger beroep worden ingesteld:
a. door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van deze beschikking is verstrekt of verzonden: binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.
Het beroepschrift moet door tussenkomst van een advocaat worden ingediend bij het gerechtshof te
's-Hertogenbosch.
verzonden op:

Voetnoten

1.In verband met deze procedure/ten behoeve van een juiste procesvoering worden uw persoonsgegevens, voor zover nodig, verwerkt in een systeem van de rechtbank Breda.