In deze zaak heeft belanghebbende, een VOF gevestigd te [plaats A], op 21 maart 2013 een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor het bouwen van een varkensstal. Op 21 november 2013 werd een aanslag leges opgelegd. De rechtbank diende te beoordelen of deze aanslag terecht was opgelegd, gezien het feit dat de gemeenteraad voor 1 juli 2013 geen nieuw bestemmingsplan had vastgesteld. De rechtbank overweegt dat artikel 3.1, lid 4 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) betrekking heeft op de invordering van leges en niet op de heffing. Het belastbare feit, dat wil zeggen het moment waarop de belastingschuld ontstaat, is het moment van het in behandeling nemen van de aanvraag, dat was op 28 maart 2013, en dit vond plaats vóór 1 juli 2013. Hierdoor is de aanslag leges tijdig opgelegd en is het beroep ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft verder vastgesteld dat de gemeenteraad op 20 december 2012 de 'Verordening op de heffing en invordering van leges 2013' heeft vastgesteld, en dat de leges zijn geheven volgens de geldende tarieven. De rechtbank concludeert dat de aanslag leges terecht is opgelegd, omdat de aanvraag voor de omgevingsvergunning vóór de deadline van 1 juli 2013 in behandeling is genomen. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling en verklaart het beroep ongegrond. De uitspraak is gedaan op 30 oktober 2014 door mr.drs. M.M. de Werd, rechter, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van mr. M.S.J. Pijnenburg-Braspenning, griffier.