ECLI:NL:RBZWB:2014:7349

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 augustus 2014
Publicatiedatum
29 oktober 2014
Zaaknummer
255578
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kennelijk onredelijk ontslag van een werknemer na langdurige dienstverband en arbeidsongeschiktheid

In deze zaak gaat het om een werknemer die na een dienstverband van ruim 36 jaar, waarvan een deel arbeidsongeschikt, door zijn werkgever, Zeeland Supply Industrial Stores B.V., is ontslagen. De werknemer, 55 jaar oud, had een functie als Hoofd Administratie en was sinds 6 augustus 2010 arbeidsongeschikt door een burn-out. Na zijn herstel vroeg de werkgever toestemming aan het UWV om de arbeidsovereenkomst op te zeggen, welke toestemming op 28 juni 2012 werd verleend. De werknemer vorderde een verklaring voor recht dat het ontslag kennelijk onredelijk was en eiste schadevergoeding.

De kantonrechter oordeelde dat de werkgever onvoldoende had onderbouwd dat er een financiële noodzaak was voor het laten vervallen van de functie van de werknemer. De rechter stelde vast dat de ontslaggrond niet als vals of voorgewend kon worden beschouwd, maar dat de gevolgen van het ontslag voor de werknemer, gezien zijn leeftijd en langdurige dienstverband, ernstig waren. De kantonrechter oordeelde dat Zeeland Supply als goed werkgever de WW-uitkering van de werknemer had moeten aanvullen, wat niet was gebeurd. De rechter veroordeelde Zeeland Supply tot betaling van € 26.000,-- bruto als schadevergoeding en € 952,-- voor buitengerechtelijke incassokosten, en verklaarde de opzegging van de arbeidsovereenkomst kennelijk onredelijk.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van werkgevers bij ontslag, vooral in situaties waarin werknemers langdurig in dienst zijn geweest en arbeidsongeschikt zijn geweest. De rechter wees erop dat de werkgever niet alleen de zakelijke belangen moet overwegen, maar ook de sociale gevolgen van ontslag voor de werknemer.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Kanton
Zittingsplaats: Middelburg
zaak/rolnr.: 255578 / 13-979

vonnis van de kantonrechter d.d. 6 augustus 2024

in de zaak van

[eiser],

wonende te [adres],
eisende partij,
verder te noemen: [eiser],
gemachtigde: mr. F. Schuurmans,
t e g e n :
de besloten vennootschap
ZEELAND SUPPLY INDUSTRIAL STORES B.V.,
gevestigd te Terneuzen,
gedaagde partij,
verder te noemen: Zeeland Supply,
gemachtigde: mr. J. Pijtak.

het verloop van de procedure

De procedure is als volgt verlopen:
- dagvaarding van 16 mei 2013,
- conclusie van antwoord,
- tussenvonnis van 15 januari 2014,
- brief met bijlagen van 28 februari 2014 van mr. F.A.M. Stegenga-Naus namens [eiser],
- comparitie van partijen.

de beoordeling van de zaak

1. In het tussenvonnis werd een comparitie van partijen gelast die plaatshad op 9 juli 2014.
2.1.
[eiser] is geboren op [geboortedatum]. Van [datum] tot [datum] was hij in dienst van (de rechtsvoorganger van) Zeeland Supply. Zijn laatste functie was die van Hoofd Administratie met een salaris van € 3.100,-- bruto per maand, exclusief 8% vakantietoeslag.
2.2.
Vanaf 6 augustus 2010 was [eiser] arbeidsongeschikt als gevolg van een burn-out. Na een jaar hervatte hij zijn werkzaamheden geleidelijk aan totdat de arbeidsongeschiktheid eindigde op 26 januari 2012.
2.3.
Op 27 februari 2012 vroeg Zeeland Supply aan UWV Werkbedrijf toestemming de arbeidsverhouding met [eiser] op te zeggen. Ondanks verweer van [eiser] werd de toestemming verleend op 28 juni 2012. Met gebruik daarvan zegde Zeeland Supply de arbeidsovereenkomst op bij brief van 29 juni 2012.
2.4.
Op 1 november 2012 deed Zeeland Supply een voorstel tot gedeeltelijke aanvulling van de WW-uitkering van [eiser]. Het voorstel kwam erop neer dat hij in totaal ongeveer € 15.735,-- zou ontvangen. [eiser] verwierp het voorstel.
3. [eiser] vordert, samengevat weergegeven:
a. de verklaring voor recht dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst kennelijk onredelijk is,
en de veroordeling van Zeeland Supply tot betaling van:
b. € 50.976,-- bruto, althans een door de kantonrechter te bepalen bedrag, als schadevergoeding wegens kennelijk onredelijk ontslag met de wettelijke rente vanaf vandaag,
c. € 952,-- als vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten,
d. de proceskosten.
4. Volgens [eiser] is zijn ontslag kennelijk onredelijk omdat het is gegeven op grond van een voorgewende of valse reden. Subsidiair beroept hij zich op het gevolgencriterium. Zeeland Supply betwist de vordering en de daarvoor aangevoerde gronden. De standpunten van partijen komen voor zover nodig in het vervolg van dit vonnis aan de orde.
5.1.
[eiser] stelt dat Zeeland Supply haar aanvraag van een ontslagvergunning heeft onderbouwd met onjuiste informatie. Er was geen sprake van een financiële noodzaak zijn functie te laten vervallen. Vrijwel direct nadat [eiser] volledig was hersteld van langdurige arbeidsongeschiktheid, liet Zeeland Supply zijn functie vervallen. De gang van zaken doet vermoeden dat dit verband houdt met de arbeidsongeschiktheid. Alleen de functie van Hoofd Administratie is vervallen. Volgens Zeeland Supply zal de behoefte aan financiële ondersteuning anders worden zodat gedurende 19 uur per maand ondersteuning van derden nodig is. Deze inzet zal per uur duurder zijn dan de kosten van een medewerker in vaste dienst. [eiser] had de mogelijkheid moeten worden geboden zich zijn functie na wijziging van de inhoud daarvan eigen te maken.
5.2.
Een valse reden van opzegging is een niet bestaande reden, een voorgewende reden is een reden die wel bestaat, maar niet de eigenlijke grond voor de opzegging vormt. De stelplicht voor de kennelijke onredelijkheid van het ontslag rust op [eiser].
5.3.
In de beschikking van 28 juni 2012 oordeelde UWV Werkbedrijf dat Zeeland Supply aannemelijk had gemaakt dat vanwege technologische veranderingen en bedrijfsorganisatorische ontwikkelingen de arbeidsplaats van [eiser] komt te vervallen. In de opzeggingsbrief van 29 juni 2012 is verwezen naar die beschikking zodat de aangevoerde grond van opzegging is die conform de beschikking van UWV Werkbedrijf.
5.4.
Zowel in de procedure bij UWV Werkbedrijf als in de rechterlijke procedure voert Zeeland Supply als grond voor het vervallen van de functie van [eiser] het volgende aan. Vanaf 2008 zijn de vennootschapsrechtelijke verhoudingen gewijzigd. Zeeland Supply behoorde aanvankelijk tot een concern, maar maakt daarvan nu geen deel meer uit. Zij was tot 2011 verantwoordelijk voor het verzorgen van de financiële administratie van een groot aantal vennootschappen in het concern. Nadien houdt de financiële afdeling van Zeeland Supply zich uitsluitend bezig met de eigen boekhouding. Daarnaast is zij in januari 2012 overgegaan op een nieuw administratiesysteem. Daardoor kunnen de financiële gegevens zeer eenvoudig en nauwkeurig op elk gewenst worden ingezien. Als gevolg van een en ander is de functie van [eiser] uitgehold.
5.5.
Naar het oordeel van de kantonrechter schiet [eiser] tekort in het voldoende motiveren dat de arbeidsovereenkomst is opgezegd om een valse of een voorgewende reden. Het is in de eerste plaats aan Zeeland Supply als ondernemer te bepalen hoe zij haar onderneming inricht en doelmatig en gezond houdt. [eiser] en de kantonrechter hebben deze vrijheid van Zeeland Supply te respecteren zolang de grenzen van de redelijkheid en het goed werkgeverschap niet worden overschreden. Aannemelijk is dat Zeeland Supply aanzienlijk minder administratief werk heeft sinds zij geen deel meer uitmaakt van het concern. Ook ligt het voor de hand dat de invoering van een nieuw administratiesysteem leidt tot verregaande automatisering van de administratie en beperking van administratief werk.
5.6.
Dat Zeeland Supply geen verlies lijdt, maakt niet dat zij de organisatie van het bedrijf ongemoeid moet laten. Ook als een bedrijf winst maakt, mag een ondernemer de organisatie doelmatiger maken. Onweersproken stelt Zeeland Supply dat het uitbesteden van financiële werkzaamheden jaarlijks een besparing oplevert van ongeveer € 45.000,-- vergeleken met het in dienst houden van [eiser]. Het resterende werk is onvoldoende om hem in dienst te houden. Er is geen onderbouwing voor de stelling dat het laten vervallen van de functie van [eiser] desondanks verband houdt met zijn langdurige arbeidsongeschiktheid.
5.7.
De reden voor de opzegging is dan ook niet als vals of voorgewend te beschouwen.
6.1.
Volgens [eiser] is het ontslag op grond van het gevolgencriterium kennelijk onredelijk. Hij wijst op de financiële en sociale gevolgen van het ontslag voor hem. Deze gevolgen zijn zwaar door zijn geringe kansen op de arbeidsmarkt, gelet op zijn leeftijd en langdurige arbeidsongeschiktheid. Gedurende 36 jaar heeft hij zich met toewijding ingezet voor Zeeland Supply. Hoewel de aangevoerde bedrijfseconomische reden voor ontslag geheel in de risicosfeer ligt van Zeeland Supply, is geen enkele voorziening voor [eiser] getroffen. De gevorderde schadevergoeding bestaat uit vergoeding van het inkomensverlies van € 35.154 bruto in de periode van 37 maanden waarover aan [eiser] een WW-uitkering is toegekend en € 14.148,-- bruto aan pensioenschade.
6.2.
Bij de beoordeling of een opzegging van de arbeidsovereenkomst kennelijk onredelijk is wegens het zogenaamde gevolgen is de maatstaf of, mede in aanmerking genomen de voor de werknemer bestaande mogelijkheden om ander passend werk te vinden, de gevolgen van de opzegging voor hem te ernstig zijn in vergelijking met het belang van de werkgever bij de opzegging. Daarbij dienen alle omstandigheden in aanmerking te worden genomen die zich niet later voordeden dan tijdens de ingang van het ontslag.
6.3.
Voor het aannemen van kennelijke onredelijkheid wegens het gevolgencriterium moet sprake zijn van bijzondere omstandigheden die meebrengen dat de nadelige gevolgen van het ontslag geheel of ten dele voor rekening van de werkgever dienen te komen. Er moet worden getoetst aan een maatstaf die in de kern inhoudt dat het ontslag gegeven is in strijd met algemeen aanvaarde normen van goed werkgeverschap. De werkgever dient te zijn tekortgeschoten in zijn verplichting zich ook bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst als goed werkgever te gedragen.
6.4.
De reden van de opzegging ligt in de risicosfeer van Zeeland Supply. [eiser] heeft een zeer lang en tamelijk eenzijdig arbeidsverleden. Gevoegd bij zijn leeftijd van 55 jaar bij het einde van de arbeidsovereenkomst en zijn langdurige arbeidsongeschiktheid tot 26 januari 2012 waren zijn kansen op de arbeidsmarkt naar verwachting niet rooskleurig. De gang van zaken na het ontslag bevestigen de juistheid van deze verwachting. Ter comparitie van 9 juli 2014 bleek [eiser] nog steeds werkloos te zijn.
6.5.
De stelling dat Zeeland Supply geen enkele voorziening voor [eiser] zou hebben getroffen is niet juist. [eiser] is vrijgesteld van werkzaamheden nadat hem was meegedeeld dat aan UWV Werkbedrijf toestemming was gevraagd de arbeidsverhouding met hem op te zeggen. Ook bood de directeur van Zeeland Supply aan zijn netwerk te gebruiken voor de kansen van [eiser] op de arbeidsmarkt. Hierin ligt enige tegemoetkoming van Zeeland Supply, maar niet een passende voorziening in de gevolgen van het ontslag van [eiser]. Overigens valt niet in te zien waarom de directeur van Zeeland Supply geen gebruik maakte van zijn netwerk voor [eiser] ondanks het ontbreken van diens instemming.
6.6.
Ook is interne en externe begeleiding van [eiser] aangeboden. De uren van de externe begeleiding zijn benut, maar [eiser] ging niet in op de mogelijkheid voor een vervolggesprek. Daarnaast is een suppletie van de WW-uitkering voorgesteld. Op deze wijze heeft Zeeland Supply wel zich ingespannen om de gevolgen van het ontslag voor [eiser] te verzachten, maar naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende. Hij betrekt hierbij dat de voorgestelde vergoeding niet is uitgekeerd.
6.7.
Gelet op alle omstandigheden van het geval, in het bijzonder de verwachte langdurige werkloosheid na een zeer lang dienstverband van 36 jaar, had het voor de hand gelegen de schade van [eiser] wegens inkomensverlies te beperken door aanvulling van de WW-uitkering. In het kader van het goed werkgeverschap dient Zeeland Supply naar het oordeel van de kantonrechter WW-uitkering aan te vullen. De hoogte van die uitkering bedraagt de eerste twee maanden 75% en vervolgens gedurende 35 maanden 70% van het laatstgenoten loon. De aanvulling op de uitkering wordt berekend door uit te gaan van een compensatie van het volledige inkomensverlies gedurende het eerste jaar van werkloosheid, vervolgens 75% van dat verlies gedurende het tweede jaar van werkloosheid en ten slotte 50% van het verlies tijdens de laatste 13 maanden waarin recht op WW-uitkering bestaat. Omdat de aanvulling ineens zal worden uitbetaald, wordt het totale bedrag gecorrigeerd tot € 26.000,-- bruto. Zeeland Supply heeft een dergelijke voorziening niet aangeboden en dat maakt in dit geval de opzegging kennelijk onredelijk. Tot een hogere vergoeding is Zeeland Supply niet gehouden omdat zij als goed werkgever niet de volledige schade van [eiser] als gevolg van het ontslag voor haar rekening heeft te nemen.
6.8.
De gevorderde verklaring voor recht zal worden uitgesproken.
7. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten is niet betwist. Op deze vordering is het sinds 1 juli 2012 toepasselijke recht van toepassing. De gevorderde vergoeding overschrijdt niet de daarvoor geldende normen en zal worden toegekend.
8. Nu partijen over en weer op enige punten in het ongelijk worden gesteld, zullen tussen hen de proceskosten worden verdeeld, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

de beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt Zeeland Supply om tegen bewijs van kwijting aan [eiser] te betalen een bedrag van € 26.000,-- bruto als schadevergoeding wegens kennelijk onredelijk ontslag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 6 augustus 2014 tot de dag der voldoening;
veroordeelt Zeeland Supply om tegen bewijs van kwijting aan [eiser] te betalen een bedrag van € 952,-- als vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
verklaart voor recht dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst kennelijk onredelijk is,
bepaalt dat ieder van partijen de eigen proceskosten moet dragen;
wijst af wat meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Kool, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 augustus 2014 in tegenwoordigheid van de griffier.