Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
- verklaart het beroep gegrond voor zover het de dwangsom betreft;
- vernietigt de beslissing over de dwangsom;
- stelt vast dat de heffingsambtenaar in verband met het te laat doen van uitspraak op bezwaren een dwangsom verbeurt van € 240.
- verklaart het beroep voor het overige ongegrond;
€ 45 aan hem vergoedt.
2.Gronden
5 februari 2014 zijn 12 dagen verstreken. De heffingsambtenaar is dan een dwangsom verschuldigd van € 240 (12 dagen a € 20 (artikel 4:17, tweede lid van de Awb)). Het beroep is in zoverre gegrond.
1 februari 2011 voor € 297.500. Dit pand is kleiner dan de woning (366m³) en is iets beter van kwaliteit. Voor dit pand is een aanzienlijk hogere m3-prijs gehanteerd (€ 647,08) dan voor de woning, waarmee voldoende recht wordt gedaan aan de betere kwaliteit van dat pand en aan het principe dat bij een woning met meer inhoud de m3 prijs lager wordt. Verder heeft [vergelijkingsobject 3] nagenoeg dezelfde perceelsoppervlakte (164m²) als de woning. De heffingsambtenaar heeft voor zowel de woning als de vergelijkingspanden dezelfde m²-prijs gehanteerd en daarmee tot uitdrukking gebracht dat de ligging vergelijkbaar is. Belanghebbende heeft daarentegen betoogd dat de woning een mindere ligging kent dan de vergelijkingspanden. De rechtbank verwerpt het standpunt van belanghebbende. De vergelijkingspanden hebben ook een kleine perceelsoppervlakte, twee van de drie vergelijkingspanden ([vergelijkingsobject 2] en [vergelijkingsobject 1]) hebben ook geen achterom en [vergelijkingsobject 3] is ook direct gelegen aan het trottoir en aan een hofje. Voorts is de rechtbank met de heffingsambtenaar van oordeel dat de inpandige berging een onlosmakelijk onderdeel van de woning vormt en om die reden voor dezelfde m³-prijs dient te worden gewaardeerd als de overige delen van de woning. De heffingsambtenaar heeft ook nog onweersproken gesteld dat woonhuizen zoals de woning niet alleen bewoond worden door senioren maar ook door anderen zodat daarvan geen waardedrukkend effect kan uitgaan. Daarom kan niet gezegd worden dat de vastgestelde waarde in een onjuiste verhouding staat tot de behaalde verkoopprijzen van de vergelijkingsobjecten.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;