In deze zaak heeft belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting ontvangen, welke zij betwist. De naheffingsaanslag werd opgelegd op 12 december 2013 omstreeks 17:36 uur, terwijl belanghebbende stelt dat zij een geldig parkeerkaartje had gekocht en dit zichtbaar in haar auto had gelegd. De heffingsambtenaar kon niet aantonen dat het parkeerkaartje niet zichtbaar was, ondanks dat hij slechts onduidelijke foto's had overgelegd. Belanghebbende toonde ter zitting een origineel parkeerkaartje aan, dat geldig was van 17:14 uur tot 9:01 uur de volgende dag. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar niet in zijn bewijslast was geslaagd, omdat de verklaring van de parkeercontroleurs niet voldoende was onderbouwd. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak op bezwaar en de naheffingsaanslag, en veroordeelde de heffingsambtenaar in de proceskosten van belanghebbende. De rechtbank stelde dat de heffingsambtenaar de kosten van het griffierecht diende te vergoeden. De uitspraak werd gedaan op 16 oktober 2014 door mr.drs. M.M. de Werd, rechter, en op dezelfde dag openbaar uitgesproken in aanwezigheid van mr. M.J.M. Mies, griffier.