ECLI:NL:RBZWB:2014:7342

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 oktober 2014
Publicatiedatum
28 oktober 2014
Zaaknummer
AWB-14_818
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onterecht opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting en bewijsvoering door de heffingsambtenaar

In deze zaak heeft belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting ontvangen, welke zij betwist. De naheffingsaanslag werd opgelegd op 12 december 2013 omstreeks 17:36 uur, terwijl belanghebbende stelt dat zij een geldig parkeerkaartje had gekocht en dit zichtbaar in haar auto had gelegd. De heffingsambtenaar kon niet aantonen dat het parkeerkaartje niet zichtbaar was, ondanks dat hij slechts onduidelijke foto's had overgelegd. Belanghebbende toonde ter zitting een origineel parkeerkaartje aan, dat geldig was van 17:14 uur tot 9:01 uur de volgende dag. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar niet in zijn bewijslast was geslaagd, omdat de verklaring van de parkeercontroleurs niet voldoende was onderbouwd. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak op bezwaar en de naheffingsaanslag, en veroordeelde de heffingsambtenaar in de proceskosten van belanghebbende. De rechtbank stelde dat de heffingsambtenaar de kosten van het griffierecht diende te vergoeden. De uitspraak werd gedaan op 16 oktober 2014 door mr.drs. M.M. de Werd, rechter, en op dezelfde dag openbaar uitgesproken in aanwezigheid van mr. M.J.M. Mies, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Procedurenummer AWB 14/818
uitspraak van 16 oktober 2014
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen
[belanghebbende], wonende te [woonplaats],
belanghebbende,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Roosendaal,
de heffingsambtenaar.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van de heffingsambtenaar van 7 februari 2014 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan haar opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting (aanslagnummer [aanslagnummer]).
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 oktober 2014 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende en, ter bijstand, [A], en namens de heffingsambtenaar, [verweerder].

1.Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar, alsmede de naheffingsaanslagaanslag;
- veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 72,26;
- gelast dat de heffingsambtenaar het door belanghebbende betaalde griffierecht van
€ 45 aan deze vergoedt.

2.Gronden

2.1.
De auto van belanghebbende stond op 12 december om omstreeks 17:30 uur geparkeerd op de parkeerplaats bij het [adres] te Roosendaal. Deze plaats is bij gemeentelijke verordening aangewezen als een plaats waar tegen betaling van parkeerbelasting geparkeerd mag worden. Aan belanghebbende is om ongeveer 17:36 uur een naheffingsaanslag parkeerbelasting (€ 57,80) opgelegd omdat parkeercontroleurs geconstateerd hadden dat er geen geldig parkeerkaartje in belanghebbendes auto aanwezig was. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt en een afschrift van een parkeerkaartje bijgevoegd met een vermelde geldigheid van 17:14 uur tot 9:01 uur de volgende dag. Belanghebbendes bezwaar is afgewezen.
2.2.
In geschil is of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Belanghebbende beantwoordt de vraag ontkennend, de heffingsambtenaar is de tegenovergestelde mening toegedaan.
2.3.
Belanghebbende heeft aangevoerd dat zij, in het bijzijn van [A], voornoemd, bij de aldaar aanwezige parkeerautomaat een parkeerkaartje heeft gekocht en dat zij dit kaartje daarna in de auto op het dashboard heeft gelegd. Belanghebbende heeft ter zitting een origineel parkeerkaartje getoond met de in 2.1 genoemde tijdstippen.
2.4.
Op de heffingsambtenaar rust de bewijslast van de juistheid van de aanslag. De rechtbank is van oordeel dat de heffingsambtenaar, tegenover de gemotiveerde betwisting door belanghebbende, niet in zijn bewijslast is geslaagd.
2.5.
De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat de heffingsambtenaar slechts twee onduidelijke foto’s – waarop geen parkeerkaartje te zien is - heeft overgelegd en dat hij slechts heeft verklaard dat de parkeercontroleurs hun werk hebben gedaan en dat deze verklaring niet ondersteund is door bijvoorbeeld een ambtsedige verklaring van de parkeercontroleurs.
Afgezet tegen het getoonde originele parkeerkaartje en tegen de geloofwaardige verklaringen van belanghebbende en [A] acht de rechtbank dit onvoldoende. De rechtbank neemt ook in aanmerking dat belanghebbende foto’s heeft overgelegd waaruit op te maken valt dat het mogelijk is om foto’s te maken van het dashboard van de auto waarop het parkeerkaartje - dat er dan wel ligt – niet te zien is. De naheffingsaanslag is onterecht opgelegd.
2.6.
Gelet op het vorenstaande is het beroep gegrond verklaard.
2.7.
De rechtbank vindt aanleiding de inspecteur te veroordelen in de reis- en verletkosten van belanghebbende Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 72,26. De reiskosten bedragen € 14,42 (op basis van openbaar vervoer tweede klasse). De verletkosten bedragen € 57,84. Dit bedrag acht de rechtbank gelet op de reis- en zittingstijd van bij elkaar ongeveer 2,5 uur niet te hoog. De door belanghebbende gevraagde portokosten van € 5,12 worden op basis van voornoemd besluit niet vergoed. Overige kosten zijn gesteld noch aannemelijk gemaakt.
Deze uitspraak is gedaan op 16 oktober 2014 door mr.drs. M.M. de Werd, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M.J.M. Mies, griffier.
De griffier, de rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist (artikel 27h, derde lid en artikel 28, zevende lid AWR).
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.