ECLI:NL:RBZWB:2014:7288

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 oktober 2014
Publicatiedatum
27 oktober 2014
Zaaknummer
AWB 14_2300
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Milieugevolgen van de inrichting ook buiten Nederland merkbaar

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 oktober 2014, werd het beroep van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roosendaal gegrond verklaard. Eiser, het college van burgemeester en schepenen van de gemeente Essen, had beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder, dat op 21 februari 2014 een omgevingsvergunning had verleend aan een varkenshouderij in Roosendaal. De rechtbank oordeelde dat de verweerder niet op de juiste wijze kennis had gegeven van het ontwerpbesluit, wat in strijd was met artikel 3:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank stelde vast dat de milieugevolgen van de inrichting ook in de gemeente Essen merkbaar konden zijn, en dat eiser als belanghebbende moest worden aangemerkt. Aangezien eiser geen zienswijze had ingediend, kon hem dit niet worden verweten, omdat verweerder tekort was geschoten in de kennisgeving. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op een nieuw besluit te nemen, waarbij het griffierecht en de proceskosten aan eiser moesten worden vergoed. De uitspraak benadrukt het belang van correcte kennisgeving aan belanghebbenden, vooral wanneer de gevolgen van een besluit ook buiten de eigen gemeente merkbaar zijn.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 14/2300 WABOM

uitspraak van 2 oktober 2014 van de meervoudige kamer in de zaak tussen

het college van burgemeester en schepenen van de gemeente Essen, te Essen, België, eiser,
gemachtigde: [naam gemachtigde1]
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roosendaal,

verweerder,
gemachtigde:[naam gemachtigde2]
Als derde partij heeft aan het geding deelgenomen:
[naam houderij] Varkenshouderij, te Nispen,
gemachtigde: [naam gemachtigde3].

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 21 februari 2014 (bestreden besluit) inzake het verlenen van omgevingsvergunning aan [naam houderij] varkens-houderij (vergunninghoudster) voor het plaatsen van twee luchtwassystemen, een varkensstal en het veranderen van de inrichting gelegen op het perceel aan de [adres].
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 21 augustus 2014. Eiser is, met voorafgaand bericht, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door de gemachtigde. Vergunninghoudster werd vertegenwoordigd door[naam vertegenwoordiger] en de gemachtigde.

Overwegingen

1. Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Vergunninghoudster exploiteert een varkenshouderij op het perceel aan de [adres], dat is gelegen in de gemeente Roosendaal.
Op 9 oktober 2012 heeft vergunninghoudster een aanvraag om omgevingsvergunning bij verweerder ingediend voor het plaatsen van twee luchtwassystemen, een varkensstal en het veranderen van de inrichting.
Gedurende de periode van 29 juli 2013 tot en met 8 september 2013 heeft verweerder een ontwerpbesluit ter inzage gelegd en is eenieder in de gelegenheid gesteld om zienswijzen naar voren te brengen. Eiser heeft geen zienswijze naar voren gebracht.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder de gevraagde omgevingsvergunning aan vergunninghoudster verleend.
2. Ingevolge artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) staat beroep bij de rechtbank tegen een besluit open voor een belanghebbende.
Ingevolge artikel 1:2 van de Awb is belanghebbende degene wiens belang rechtstreeks betrokken is bij een besluit. Ingevolge het tweede lid worden ten aanzien van bestuursorganen de hun toevertrouwde belangen als hun belangen beschouwd.
Volgens jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS) is de ruimtelijke ordening van het grondgebied van een gemeente een mede aan het college van burgemeester en wethouders toevertrouwd belang. Uit deze uitspraak volgt verder dat de belangen van een goede ruimtelijke ordening van een gemeente onder omstandigheden rechtstreeks betrokken kunnen zijn bij een besluit in een aangrenzende gemeente.
(AbRS 3 december 2008, ECLI:NL:RVS:2008:BG5914, AbRS 28 maart 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BW0734, en AbRS12 maart 2014, ECLI:NL:RVS:2014:825)
De rechtbank is van oordeel dat eiser belanghebbend is bij het bestreden besluit. Aangezien de gemeente Essen een aangrenzende gemeente is van de gemeente Roosendaal en op zeer korte afstand van het dorp Nispen en het in geding zijnde perceel is gelegen, zijn de belangen van een goede ruimtelijke ordening en milieueffecten in de gemeente Essen rechtstreeks betrokken bij het bestreden besluit. De behartiging van deze belangen is in dit geval aan eiser toevertrouwd.
3. Ingevolge artikel 6:13 van de Awb kan geen beroep bij de bestuursrechter worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen zienswijze tegen het ontwerpbesluit naar voren heeft gebracht.
De rechtbank constateert dat eiser geen zienswijze tegen het ontwerpbesluit naar voren heeft gebracht. Desgevraagd heeft de gemachtigde van eiser zich op het standpunt gesteld dat verweerder eiser ten onrechte niet heeft geïnformeerd over de vergunningaanvraag en het ontwerpbesluit. Aangezien verweerder is tekort geschoten in de kennisgeving van het ontwerpbesluit, kan eiser redelijkerwijs niet worden verweten dat hij geen zienswijze heeft ingediend, zo begrijpt de rechtbank het standpunt van eiser.
Ingevolge artikel 3:11, eerste lid, van de Awb legt het bestuursorgaan het ontwerp met de daarop betrekking hebbende stukken die redelijkerwijs nodig zijn voor een beoordeling van het ontwerp, ter inzage.
Ingevolge artikel 3:12, eerste lid, van de Awb geeft het bestuursorgaan, voorafgaand aan de terinzagelegging, in een of meer dag-, nieuws-, of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze kennis van het ontwerp. Volstaan kan worden met het vermelden van de zakelijke inhoud.
Ingevolge artikel 3:15, eerste lid, van de Awb kunnen belanghebbenden bij het bestuursorgaan naar keuze schriftelijk of mondeling hun zienswijze over het ontwerp naar voren brengen.
Zoals eerder overwogen door de AbRS in zijn uitspraken van 15 augustus 2012 (ECLI:NL:RVS:2012:BX4675) en 5 februari 2014 (ECLI:NL:RVS:2014:285) vindt artikel 3:12 van de Awb ook toepassing wanneer buiten Nederland gevolgen van de inrichting waarop het te nemen besluit betrekking heeft, kunnen worden ondervonden.
Verweerder heeft de kennisgeving van het ontwerpbesluit niet in België gepubliceerd, en evenmin zorggedragen voor een andere wijze van bekendmaking aan belanghebbenden in de gemeente Essen. Naar het oordeel van de rechtbank had dit wel gemoeten. Daartoe overweegt de rechtbank dat het gelet op de afstand en de aard en omvang van de inrichting van vergunninghoudster op voorhand niet onaannemelijk is dat de milieugevolgen van de inrichting ook in de gemeente Essen merkbaar zijn. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder niet op geschikte wijze kennis heeft gegeven van het ontwerpbesluit. Het kan eiser daarom niet worden verweten dat hij geen zienswijze naar voren heeft gebracht. De rechtbank ziet geen aanleiding om eiser op de voet van artikel 6:13 van de Awb niet-ontvankelijk te verklaren in zijn beroep.
Het niet op juiste wijze kennis geven van het ontwerpbesluit is geen gebrek dat de rechtbank met toepassing van artikel 6:22 van de Awb kan passeren.
4. Het beroep zal gegrond worden verklaard en de rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen wegens strijd met artikel 3:12, eerste lid. Verweerder zal een nieuw besluit moeten nemen op de vergunningaanvraag met in achtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen.
5. Nu het beroep gegrond wordt verklaard, dient het griffierecht aan eiser te worden vergoed. De rechtbank zal verweerder veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 487,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 487, en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 328,- aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 487,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, voorzitter, en mr. C.A.F. van Ginneken en mr. S. Ketelaars-Mast, leden, in aanwezigheid van mr. M.A. de Rooij, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 oktober 2014.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.