ECLI:NL:RBZWB:2014:6817

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 oktober 2014
Publicatiedatum
6 oktober 2014
Zaaknummer
AWB-13_6876
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid beroep bij ontbinding rechtspersoon na het instellen van het beroep

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 oktober 2014 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep dat was ingesteld door een ontbonden rechtspersoon, een BV. De belanghebbende had beroep aangetekend tegen een beschikking van de heffingsambtenaar van de gemeente Waalwijk, maar was na het indienen van het beroep ontbonden en uitgeschreven uit het handelsregister. De rechtbank oordeelde dat door de ontbinding van de BV het procesbelang was komen te vervallen. Er was geen sprake van een vereffening van het vermogen van de BV of een heropening daarvan, zoals vereist volgens artikel 23c van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank concludeerde dat het beroep niet-ontvankelijk was, omdat de rechtspersoon niet meer bestond op het moment van de uitspraak. De rechtbank heeft geen inhoudelijke beoordeling van de zaak kunnen maken, omdat het procesbelang ontbrak. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier, en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Procedurenummer AWB 13/6876
uitspraak van 2 oktober 2014
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen
[belanghebbende] BV, gevestigd te [plaats X],
belanghebbende,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Waalwijk,
de heffingsambtenaar.
De bestreden uitspraken op bezwaar
De in één geschrift vervatte uitspraken van de heffingsambtenaar van 7 november 2013 op het bezwaar van belanghebbende tegen de beschikking waarbij de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [adres] te [plaats X] (hierna: de onroerende zaak), is gewaardeerd op grond van de Wet waardering onroerende zaken en de met die beschikking in één geschrift bekendgemaakte aanslag onroerende-zaakbelastingen 2013.
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 september 2014 te Breda. Aldaar zijn tegelijkertijd behandeld de zaken van [A BV] met procedurenummers 13/7510 tot en met 13/7515 en de zaak van belanghebbende met procedurenummer 13/6876. Ter zitting zijn verschenen en gehoord, de gemachtigde van belanghebbende, [gemachtigde], en namens de heffingsambtenaar, [verweerder].

1.Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

2.Gronden

2.1.
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking de waarde van de onroerende zaak, per waardepeildatum 1 januari 2012, vastgesteld voor het kalenderjaar 2013. Tegelijkertijd is daarbij de aanslag onroerende-zaakbelastingen 2013 voor het gebruik van de onroerende zaak bekendgemaakt.
2.2.
Bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar zijn de WOZ-beschikking en de aanslag onroerende-zaakbelastingen vernietigd, omdat belanghebbende op 1 januari 2013 geen gebruiker was van de onroerende zaak. Aan belanghebbende is daarbij op basis van een wegingsfactor van 0,25 een kostenvergoeding van € 58,75 toegekend.
2.3.
In geschil is het antwoord op de vragen:
  • is het beroep ontvankelijk;
  • is de kostenvergoeding op het juiste bedrag vastgesteld.
2.4.
Ter zitting heeft de heffingsambtenaar een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel overgelegd waar ten aanzien van belanghebbende het volgende staat geregistreerd:
“Op [datum]-2014 is geregistreerd dat de ontbonden rechtspersoon is opgehouden te bestaan omdat geen bekende baten meer aanwezig zijn met ingang van [datum]-2013.”Belanghebbende is per [datum] 2014 uit het handelsregister geschreven.
2.5.
Een rechtspersoon wordt ontbonden door een besluit van de algemene vergadering van aandeelhouders (artikel 19, lid 1, aanhef en onderdeel a, van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: het BW)). Indien de rechtspersoon op het tijdstip van zijn ontbinding geen baten meer heeft, houdt hij alsdan op te bestaan, in welk geval het bestuur daarvan opgaaf doet aan de registers waar de rechtspersoon is ingeschreven (artikel 19, lid 4, van boek 2 van het BW). Zodra een rechtspersoon is opgehouden te bestaan, kunnen niet langer op diens naam rechtshandelingen, waaronder het instellen van bezwaar, beroep en hoger beroep, worden verricht, tenzij de rechtbank, op verzoek van een belanghebbende, de vereffening heeft heropend, overeenkomstig artikel 23c van boek 2 van het BW.
2.6.
Vaststaat dat namens belanghebbende bij fax van 11 december 2013 beroep is aangetekend. Op dat moment was belanghebbende nog niet opgehouden te bestaan. Nu van het bestaan van een vereffening van het vermogen van belanghebbende of een heropening daarvan in de zin van artikel 23c, eerste lid, van boek 2 van het BW evenwel niet is gebleken, is de rechtbank van oordeel dat het procesbelang gedurende de procedure door het ophouden te bestaan van belanghebbende is komen te vervallen. De omstandigheid dat de proceskostenvergoeding uiteindelijk toekomt aan de gemachtigde van belanghebbende doet hieraan niet af. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk verklaard. Aan een inhoudelijke beoordeling komt de rechtbank niet meer toe.
2.7.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Deze uitspraak is gedaan op 2 oktober 2014 door mr.drs. M.M. de Werd, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M. van Es-Hinnen, griffier.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.