Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van 2 oktober 2014 van de meervoudige kamer in de zaak tussen
“[naam vennootschap1]”,
“[naam vennootschap2]”en
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak hebben de vennootschappen, eiseressen, beroep ingesteld tegen het besluit van de Minister van Infrastructuur en Milieu van 18 november 2013, dat betrekking heeft op het projectplan voor de verwijdering van de drempel in de vaarweg Boontjes, tweede fase. De rechtbank heeft op 2 oktober 2014 uitspraak gedaan in deze bestuursrechtelijke procedure. Eiseressen, die mosselpercelen huren en exploiteren binnen het gebied van het projectplan, hebben eerder beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van 12 juli 2012, dat het projectplan voor de eerste fase van de drempelverwijdering vaststelde. Dit beroep werd ongegrond verklaard in een eerdere uitspraak van de rechtbank op 11 april 2014.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de werkzaamheden voor de tweede fase van het projectplan inmiddels zijn uitgevoerd en dat de minister in het bestreden besluit de bezwaren van eiseressen ongegrond heeft verklaard. Eiseressen hebben aangevoerd dat het monitoringsplan niet toereikend is, omdat er niet gemonitord wordt op de ondiepe gedeeltes van de mosselpercelen. De minister heeft echter gesteld dat eiseressen geen procesbelang meer hebben, aangezien de werkzaamheden zijn afgerond en een gegrond beroep niet tot een positief resultaat kan leiden.
De rechtbank heeft geoordeeld dat eiseressen geen voldoende concreet en actueel belang hebben bij de beroepsprocedure. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseressen hun stelling dat schade aan de mosselpercelen zou kunnen zijn aangetoond, niet hebben onderbouwd. De rechtbank heeft het beroep van eiseressen niet-ontvankelijk verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 2 oktober 2014.