Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van 11 september 2014 van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen
Stichting Zorgsaam Zeeuws-Vlaanderen, te Terneuzen (Stichting),
[naam eiser in 13/5017] te [woonplaats] (werkneemster),
Procesverloop
Overwegingen
Aktueel wordt de Arbeidsongeschiktheid verlengd tot aan de controle. (6/6/12 tem 31/7/12)”
“Geen verandering in de situatie en het advies van bedrijfsarts en specialist is nog steeds geen arbeid en re-integratieactiviteiten mogelijk.”
“Echter een proefplaatsing of stage is niet ingezet als middel dit omdat de specialist tot heden hier geen goedkeuring voor geeft. (…) Mocht mv. toch weer in staat zijn arbeid te kunnen verrichten dan kans(lees: kan, rechtbank)
pas de balans opgemaakt worden waar de beperkingen van mv. precies toe leiden als het gaat om welk werk passend zou kunnen zijn.”
“De werkgever heeft vanaf juni tot heden geen adequate re-integratie-activiteiten ondernomen als gevolg van een (blokkerend) advies van de bedrijfsarts.”
“De re-integratie oppakken op basis van een adequaat medisch oordeel.”
“Wat wordt na reparatie als bevredigend re-integratieresultaat gezien?”
“Bovenstaande eisen gaan niet zover dat het UWV de concreet door appellante te nemen stappen ten aanzien van de re-integratie van de werkneemster moet formuleren. De concrete invulling van de re-integratie is een taak van appellante als werkgever.”
De stelling van appellante dat het UWV gelet op artikel 25, negende lid, van de Wet WIA een sanctie ‘op maat’ had moeten opleggen en dat de opgelegde loonsanctie van 52 weken buitenproportioneel is, kan niet slagen. Uit de onder 11 weergegeven systematiek van de loonsanctie en eerdergenoemde nota van wijziging blijkt dat de wetgever voor ogen heeft gestaan dat een opgelegde loonsanctie doorloopt totdat de werkgever alsnog de benodigde inspanningen heeft verricht of alsnog de benodigde ontbrekende stukken heeft ingediend, met dien verstande dat de loonsanctie maximaal 52 weken bedraagt (TK 2005-2006, 30 318, nr. 6, pag. 20). Gezien artikel 25, dertiende en veertiende lid, van de Wet WIA eindigt de loonsanctie maximaal negen weken nadat is vastgesteld dat de tekortkoming is hersteld. Anders dan appellante kennelijk meent, volgt uit artikel 25, negende lid, van de Wet WIA dus niet dat een loonsanctie ‘op maat’ moet worden opgelegd, maar voorziet deze bepaling in oplegging van een loonsanctie van (maximaal) 52 weken, waarbij de uiteindelijke duur van de loonsanctie afhankelijk is van het herstel van de tekortkoming door de werkgever.”
“Aan de wetsgeschiedenis (TK 2007-2008, 31 229, nr. 3, pag. 11) ontleent de Raad het volgende: “Indien alsnog herstel van de tekortkoming plaatsvindt wordt de door het UWV in eerdere instantie veroorzaakte vertraging alsnog gecompenseerd. Indien meerdere beschikkingen met betrekking tot eenzelfde periode van loondoorbetaling te laat worden afgegeven wordt per overschrijding een korting op het tijdvak vastgesteld.” De Raad constateert dat de wetgever onder ogen heeft gezien dat een overschrijding van de termijn bij het afgeven van de beslissing waarbij is vastgesteld dat de werkgever niet aan zijn verplichtingen heeft voldaan, moet worden gecompenseerd. Evenwel wordt blijkens de tekst van artikel 25, veertiende lid, van de Wet WIA en de daarbij gegeven toelichting de compensatie slechts gerealiseerd indien alsnog herstel van de tekortkoming heeft plaatsgevonden.”
- verklaart de beroepen ongegrond;
- wijst het verzoek van werkneemster om schadevergoeding af.