ECLI:NL:RBZWB:2014:6354
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van besluit inzake omgevingsvergunning en proceskostenveroordeling
In deze zaak heeft verzoeker beroep ingesteld tegen het besluit van 25 maart 2014 van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Etten-Leur, waarin de beslissing op de aanvraag om omgevingsvergunning voor het verbouwen van twee stallen werd aangehouden. Het onderzoek ter zitting vond plaats op 21 augustus 2014 in Breda, waar verzoeker werd vertegenwoordigd door zijn dochter en een gemachtigde. Het college werd vertegenwoordigd door twee vertegenwoordigers. Tijdens de zitting stelde het college dat er op het moment van het bestreden besluit geen aanhoudingsplicht meer gold, omdat de Verordening ruimte 2014 op 18 maart 2014 in werking was getreden. Hierdoor was er een vergunning van rechtswege verleend volgens artikel 4:20b van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), die nog gepubliceerd moest worden.
Verzoeker trok zijn beroep in, maar vroeg het college om veroordeling in de proceskosten. De rechtbank oordeelde dat het college gedeeltelijk aan verzoeker tegemoet was gekomen, wat rechtvaardigde dat het college in de proceskosten werd veroordeeld. De rechtbank stelde de proceskosten vast op € 974,-, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht, voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Daarnaast overwoog de rechtbank dat het college op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het griffierecht van € 160,- aan verzoeker dient te vergoeden, waardoor een veroordeling daarvoor niet nodig was.
De rechtbank heeft het college veroordeeld in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 974,-. Deze uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee leden van de meervoudige kamer, in aanwezigheid van de griffier, en is openbaar uitgesproken op 4 september 2014. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.