ECLI:NL:RBZWB:2014:6272

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 juli 2014
Publicatiedatum
10 september 2014
Zaaknummer
2877825
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van incassokosten in strijd met redelijkheid en billijkheid

In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 juli 2014, staat de eisende partij, de Onderlinge Waarborgmaatschappij Centrale Zorgverzekeraarsgroep, Zorgverzekeraar U.A. (CZ), tegenover de gedaagde partij, [naam], die in persoon verschijnt. De zaak betreft een vordering tot betaling van achterstallige premiebetalingen, waarbij CZ een bedrag van € 939,34 vordert, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De gedaagde heeft een betalingsachterstand van € 642,37, die betrekking heeft op vijf premiebetalingen uit 2007 en 2008. Er was een afbetalingsregeling getroffen waarbij [naam] € 30,00 per maand zou aflossen.

De kantonrechter overweegt dat de gedaagde zich aan de afbetalingsregeling heeft gehouden en dat CZ te vroeg tot dagvaarding is overgegaan. De rechter stelt vast dat op de dag van dagvaarden de schuld in het dossier met nummer 775508 volledig was afgelost. De kantonrechter oordeelt dat het toewijzen van incassokosten in dit geval in strijd is met de redelijkheid en billijkheid. De rechter wijst de hoofdsom van € 612,37 toe, verminderd met een betaling van € 30,00, en wijst de overige vorderingen af.

De proceskosten worden verdeeld, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. Het vonnis is uitgesproken door mr. N.J.C. van Spronssen, kantonrechter, en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De uitspraak benadrukt het belang van heldere communicatie van de schuldeiser over de betalingsverplichtingen, vooral in situaties met meerdere dossiers.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Kanton
Zittingsplaats: Middelburg
zaak/rolnr.: 2877825 / 14-1764

vonnis van de kantonrechter d.d. 9 juli 2014

in de zaak van
de onderlinge waarborgmaatschappij
Onderlinge Waarborgmaatschappij Centrale Zorgverzekeraarsgroep, Zorgverzekeraar U.A.,
gevestigd te Tilburg,
eisende partij,
verder te noemen: CZ,
gemachtigde: J.H. Vekemans,
t e g e n :

[naam],

wonende te [woonplaats],
gedaagde partij,
verder te noemen: [naam],
in persoon.

het verloop van de procedure

De procedure is als volgt verlopen:
- dagvaarding van 3 maart 2014,
- mondeling antwoord,
- conclusie van repliek,
- mondelinge toelichting.

de beoordeling van de zaak

1.
[naam] is verplicht verzekerd bij CZ. Er bestaat een achterstand in de betalingen van € 642,37, die betrekking heeft op vijf premiebetalingen die verschuldigd zijn geworden in 2007 en 2008. Partijen zijn met betrekking tot deze schuld een afbetalingsregeling overeengekomen, die inhield dat [naam] € 30,00 per maand zou aflossen. Die afbetalingsregeling had betrekking op twee dossiers, met nummers 811390 en 775508.
2.
CZ vordert, na vermindering van eis bij conclusie van repliek, de veroordeling van [naam] tot betaling van een bedrag van € 939,34, vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van € 642,73 vanaf de dag der dagvaarding, met veroordeling van [naam] in de kosten van de procedure.
3.
[naam] heeft de vordering bestreden. Volgens hem had hij niet gedagvaard mogen worden omdat hij zich gehouden heeft aan de overeengekomen afbetalingsregeling. Voorts worden volgens hem de kosten twee keer in rekening gebracht omdat er bij een vordering in 2009 ook al kosten in rekening zijn gebracht. [naam] stelt dat hij op 24 februari 2014 (uit de aantekening op de aanmaning blijkt dat dit 2 maart 2014 moet zijn) nog een bedrag van € 94,39 aan CZ heeft betaald. Die maand heeft hij niet het bedrag van € 30,00 betaald omdat hij dacht dat dat bedrag begrepen was in het bedrag van € 94,39. Verder stelt [naam] nog dat de achterstallige premie over oktober 2007 is meegenomen in het WSNP-traject.
4.
De kantonrechter overweegt als volgt. De premie over oktober 2007 is niet meegenomen in het WSNP-traject. De WSNP was immers al eerder, te weten op 23 mei 2007 geëindigd. CZ betwist dat [naam] nog een bedrag van € 94,39 aan CZ heeft voldaan, maar uit het historisch overzicht dat CZ heeft overgelegd als productie 4 bij conclusie van repliek blijkt dat [naam] een bedrag van € 94,33 op 3 maart 2014 heeft voldaan. Door de betaling van dat bedrag en een bedrag van € 29,99 is het dossier met nummer 775508 per 7 maart 2014 gesloten omdat het volledige bedrag is betaald. Toch stelt CZ dat het niet correct nakomen van de betalingsregeling in het dossier met nummer 775508 de aanleiding was om [naam] in rechte te betrekken. Die stelling wordt echter niet onderbouwd door de door CZ overgelegde stukken. Op de dag dat [naam] werd gedagvaard, had hij zijn schuld die betrekking had op het dossier met nummer 775508 volledig afgelost. Kennelijk is de maandelijkse afbetaling van € 30,00, die betrekking had op twee dossiers, gebruikt om de schuld van dossier met nummer 775508 eerst af te lossen. De kantonrechter is van oordeel dat CZ te vroeg tot dagvaarding is overgegaan. [naam] heeft, zo blijkt uit het historisch overzicht, jarenlang telkens € 30,00 per maand betaald. Op de dag van dagvaarden was de gehele schuld in het dossier met nummer 775508 afbetaald. Gelet op die omstandigheden acht de kantonrechter het in strijd met de redelijkheid en billijkheid om de vordering tot betaling van incassokosten toe te wijzen. [naam] heeft op zich gelijk als hij zegt dat hij inmiddels al veel meer betaald heeft dan het bedrag aan premies dat hij verschuldigd zou zijn als alle premies op tijd betaald waren geweest. De kosten door de te late betalingen in het verleden heeft hij echter aan zichzelf te wijten. Dat er thans een misverstand is ontstaan als gevolg waarvan [naam] één keer een termijnbetaling van € 30,00 heeft overgeslagen omdat hij dacht dat dat bedrag begrepen was in de betaling van € 94,33, is niet zodanig aan [naam] te wijten dat hij daardoor ook nog een keer incassokosten en proceskosten zou moeten betalen. Juist in zaken waarin een betalingsregeling betrekking heeft op meerdere dossiers ligt het op de weg van CZ om helder te communiceren met betrokkenen over hetgeen zij verschuldigd zijn. Dat [naam] zich heeft vergist met betrekking tot een termijnbetaling, kan de kantonrechter zich, na alle producties meermalen te hebben bestudeerd, goed voorstellen. De gevorderde hoofdsom zal daarom worden toegewezen tot een bedrag van € 612,37 (de gevorderde hoofdsom van € 642,37 verminderd met een betaling van € 30,00) en hetgeen meer gevorderd is zal worden afgewezen.
5.
Nu partijen over en weer op enige punten in het ongelijk worden gesteld, zullen tussen hen de proceskosten worden verdeeld, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

de beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [naam] om tegen bewijs van kwijting aan CZ te betalen een bedrag van € 612,37, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 maart 2014 tot de dag der voldoening;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bepaalt dat ieder van partijen de eigen proceskosten moet dragen;
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.J.C. van Spronssen, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 juli 2014 in tegenwoordigheid van de griffier.