In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 augustus 2014 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de korpschef van politie, waarbij aan de eiser, een politieambtenaar, strafontslag was opgelegd. De eiser had tijdens zijn functie als wijkagent ongepaste privécontacten onderhouden met vrouwen, waarbij hij veelvuldig gebruik maakte van zijn diensttelefoon. De rechtbank oordeelde dat het gedrag van de eiser als ernstig plichtsverzuim moest worden aangemerkt, maar dat het ongevraagd ontslag onevenredig was, aangezien de betrokken vrouwen geen klachten hadden ingediend en de eiser zijn werk naar behoren had uitgevoerd. De rechtbank vond het wel gerechtvaardigd om een voorwaardelijk strafontslag op te leggen, gezien het langdurige dienstverband van de eiser en het feit dat hij professionele hulp had gezocht om zijn gedrag te veranderen. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg de korpschef op om een nieuw besluit te nemen, waarbij het salaris van de eiser doorbetaald moest worden tot dat moment. Tevens werd de korpschef veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de eiser.