De voorzieningenrechter geeft aan - samengevat - dat tijdens de mondelinge behandeling op 9 juli 2014 door hem aan de orde is gesteld, dat gesteld noch gebleken is van bezwaren tegen [Gedaagde 2], dat zij hoogzwanger is en dat hij haar in ieder geval niet op straat zal zetten. Tijdens de voortgezette mondelinge behandeling op 15 juli 2014 heeft hij zich op gelijkluidende wijze over [Gedaagde 2] uitgelaten als tijdens de eerdere zitting op 9 juli 2014, aldus de voorzieningenrechter.
De voorzieningenrechter voert met betrekking tot de verklaringen die getuigen hebben afgelegd ten overstaande van een notaris aan, dat hij dienaangaande heeft opgemerkt dat deze verklaringen slechts handelen over agressie tussen [Gedaagde 1] en [Gedaagde 2] en niet over agressie/bedreiging jegens medebewoners van het complex, waardoor de verklaringen de door verzoekers gestelde risico’s niet ondersteunen. Hij geeft voorts aan dat hij te kennen heeft gegeven dat die verklaringen minder gewicht in de schaal leggen dan verklaringen die worden afgelegd bij een gerechtelijk getuigenverhoor.
Ten aanzien van de foto’s die door verzoekers in het kader van het kort geding waren overgelegd, is volgens de voorzieningenrechter door hem ter zitting gevraagd, waaruit zou blijken dat er (vernielde) brandmelders uit het appartementencomplex op de foto’s staan en waaruit blijkt dat deze door [Gedaagde 1] zouden zijn vernield. Ook heeft hij geïnformeerd hoe het brandmeldsysteem technisch in elkaar zat, maar konden verzoekers hem niet uitleggen hoe dit systeem precies werkte, aldus de voorzieningenrechter.
Met betrekking tot het horen van de wijkagent stelt de voorzieningenrechter zich op het standpunt, dat door verzoekers niet is gevraagd om aanhouding teneinde de wijkagent te kunnen horen.
Volgens de voorzieningenrechter wilde de gemachtigde van verzoekers, na de aankondiging dat de zitting was gesloten, nog een stuk voorlezen uit een handboek over de risico’s van verslavende middelen, waarop de voorzieningenrechter volgens hem heeft aangegeven daaraan geen behoefte te hebben.
In de visie van de voorzieningenrechter zijn alle aspecten van de zaak in kort geding uitvoerig belicht tijdens de mondelinge behandeling en zijn verzoekers en hun gemachtigde het grootste deel van de tijd (on)gevraagd aan het woord geweest, waarbij zij zowel mr. Stolting als hemzelf regelmatig in de rede vielen. Dit is volgens de voorzieningenrechter door hem inderdaad enige malen afgekapt om een ordelijk debat mogelijk te maken. De voorzieningenrechter is dan ook van mening dat er geen sprake is van (schijn van) partijdigheid, zodat er geen grond is voor toewijzing van het wrakingsverzoek.
5. De beoordeling