Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Het verzoek en de beoordeling
[naam], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] en wonende te [woonplaats], [adres], een nalatenschap te kunnen verwerpen.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 juli 2014 een verzoek behandeld tot verwerping van de nalatenschap van een minderjarige. Het verzoek werd ingediend door de wettelijk vertegenwoordigers van de minderjarige, die stelden dat de nalatenschap negatief zou zijn. De erflater, de heer [naam], was op [datum] te Breda overleden. De verzoekers gaven aan dat zij nauwelijks contact met de erflater hadden en dat er vermoedens bestonden over een schuld van ten minste € 10.000,00. Echter, de verzoekers konden geen bewijsstukken overleggen die de baten en lasten van de nalatenschap onderbouwden.
De kantonrechter benadrukte dat bij de beoordeling van het verzoek de belangen van de minderjarige voorop staan. Zonder een duidelijk overzicht van de baten en lasten kan de kantonrechter niet met zekerheid vaststellen dat de nalatenschap negatief is. Het is mogelijk dat na vereffening een positief saldo overblijft, waar de minderjarige dan deelgenoot van zou zijn. Daarom werd het verzoek tot verwerping afgewezen.
De beslissing houdt in dat de verzoeker de nalatenschap namens de minderjarige beneficiair moet aanvaarden, wat betekent dat de verplichtingen van de nalatenschap niet verder gaan dan de baten. De kantonrechter verwees naar de relevante bepalingen in het Burgerlijk Wetboek met betrekking tot de taken van de vereffenaar. De beschikking is ondertekend door de kantonrechter en de griffier, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.