ECLI:NL:RBZWB:2014:5807

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 juli 2014
Publicatiedatum
18 augustus 2014
Zaaknummer
3130291_E28072014
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot verwerping van de nalatenschap van een minderjarige

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 juli 2014 een verzoek behandeld tot verwerping van de nalatenschap van een minderjarige. Het verzoek werd ingediend door de wettelijk vertegenwoordigers van de minderjarige, die stelden dat de nalatenschap negatief zou zijn. De erflater, de heer [naam], was op [datum] te Breda overleden. De verzoekers gaven aan dat zij nauwelijks contact met de erflater hadden en dat er vermoedens bestonden over een schuld van ten minste € 10.000,00. Echter, de verzoekers konden geen bewijsstukken overleggen die de baten en lasten van de nalatenschap onderbouwden.

De kantonrechter benadrukte dat bij de beoordeling van het verzoek de belangen van de minderjarige voorop staan. Zonder een duidelijk overzicht van de baten en lasten kan de kantonrechter niet met zekerheid vaststellen dat de nalatenschap negatief is. Het is mogelijk dat na vereffening een positief saldo overblijft, waar de minderjarige dan deelgenoot van zou zijn. Daarom werd het verzoek tot verwerping afgewezen.

De beslissing houdt in dat de verzoeker de nalatenschap namens de minderjarige beneficiair moet aanvaarden, wat betekent dat de verplichtingen van de nalatenschap niet verder gaan dan de baten. De kantonrechter verwees naar de relevante bepalingen in het Burgerlijk Wetboek met betrekking tot de taken van de vereffenaar. De beschikking is ondertekend door de kantonrechter en de griffier, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Kanton
Bergen op Zoom
zaak/rolnr.: 3130291 OV VERZ 14-3507
beschikking d.d. 28 juli 2014 op een verzoek ex artikel 4:193 lid 1 BW
ingediend door:
[verzoekster],
en
[verzoeker],
beiden wonende te [woonplaats], [adres].

1.Het verzoek en de beoordeling

1.1
Ter griffie werd op 3 juni 2014 een verzoekschrift met bijlagen ontvangen. Het verzoek strekt ertoe de machtiging van de kantonrechter te verkrijgen om namens de minderjarige
[naam], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] en wonende te [woonplaats], [adres], een nalatenschap te kunnen verwerpen.
1.2
Verzoekers hebben gesteld dat op [datum] te Breda is overleden de erflater, de heer [naam], geboren te [geboorteplaats] op[geboortedatum], laatstelijk gewoond hebbende te Breda. Een uittreksel uit een overlijdensakte is overgelegd.
1.3
Op grond van artikel 4:193 lid 1 BW heeft een wettelijk vertegenwoordiger van een erfgenaam aan wie een nalatenschap (of een aandeel daarin) toekomt slechts een beperkte keuzemogelijkheid. De wettelijk vertegenwoordiger kan namens de vertegenwoordigde niet zuiver aanvaarden en behoeft voor verwerping een machtiging van de kantonrechter. In het verzoekschrift hiertoe stellen de verzoekers dat zij nauwelijks tot geen contact met de erflater hadden. Voorts hebben de verzoekers het vermoeden dat de nalatenschap negatief zal zijn. Bij brief d.d. 11 juni 2014 is vervolgens namens de kantonrechter verzocht om deze stelling te verduidelijken door middel van schriftelijke bewijsstukken waaruit de baten en lasten van de nalatenschap blijken. In reactie hierop hebben verzoekers aangevoerd dat zij de wetenschap hebben dat erflater een schuld heeft opgebouwd van ten minste € 10.000,00. Tevens hebben de verzoekers aangevoerd dat erflater geen spaarrekening had en er geen spullen van waarde in de woning stonden. De verzochte stukken met betrekking tot de baten en de lasten van de nalatenschap zijn echter niet overgelegd en ook de stellingen uit de aanvullende brief zijn niet onderbouwd.
1.4
Bij de beoordeling van het verzoek staan de belangen van de minderjarige voorop. Zonder de verzochte informatie kan de kantonrechter niet met zekerheid zeggen dat de nalatenschap negatief is zodat het niet in het belang is van de minderjarige om de nalatenschap te verwerpen. Op voorhand kan immers niet worden uitgesloten dat na vereffening een positief saldo zal resteren waarin de minderjarige dan deelgenoot zal zijn. Het verzoek zal dan ook worden afgewezen.
1.5
Dit brengt met zich dat verzoeker de nalatenschap namens de minderjarige beneficiair dient te aanvaarden nadat de minderjarige tot die nalatenschap wordt geroepen. In beginsel leidt deze beneficiaire aanvaarding tot de verplichting voor de erfgenamen om de nalatenschap te vereffenen volgens de wet en treedt verzoeker daarbij namens de minderjarige erfgenaam op als vereffenaar. Voor de taken van de vereffenaar verwijst de kantonrechter naar hetgeen is bepaald in boek 4, titel 6, afdeling 3 van het Burgerlijk Wetboek.

2.De beslissing

De kantonrechter:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven op 28 juli 2014 door mr. W.E.M. Verjans, kantonrechter, en door deze en de griffier ondertekend.
Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld:
door de verzoek(st)er en door de in de procedure verschenen belanghebbenden: binnen drie maanden te rekenen van de dag van de uitspraak;
door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.
Het beroepschrift moet door tussenkomst van een advocaat worden ingediend bij het gerechtshof te 's‑Hertogenbosch.