6.3Het oordeel van de rechtbank
Bij de beantwoording van de vraag welke straf of maatregel aan verdachte moet worden opgelegd houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals daarvan uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft een 82-jarige vrouw in haar woning overvallen. Verdachte is in een gestolen auto vanuit zijn woonplaats in België naar Nederland gereden en is op 16 januari 2014 in Meliskerke aangekomen. Omdat hij geen geld bij zich had, er (nog) geen geld op zijn bankrekening was gestort en hij geen benzine meer had om terug naar huis te keren, is hij op enig moment - zoals hij zelf zegt - gaan flippen en heeft hij besloten geld te stelen. Hij zag het slachtoffer lopen en is achter haar aan naar haar woning gelopen. Toen zij de voordeur van haar woning had geopend, heeft hij haar een harde duw tegen haar rug gegeven, waardoor zij in de hal van haar woning op haar buik viel. Verdachte heeft haar daarna, toen zij opkeek, ook nog twee keer in haar gezicht gestompt. Vervolgens heeft hij haar portemonnee met daarin ongeveer € 110,00 en een pak koekjes weggenomen. Dit alles om geldelijk gewin. Verdachte heeft niet gedacht aan de gevolgen van zijn handelingen voor het slachtoffer.
De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij het slachtoffer na de overval aan haar lot heeft overgelaten door de voordeur van de woning achter zich in het slot te trekken. Het slachtoffer is op handen en voeten naar de voordeur gekropen en heeft door met een gordijnroede op de ruit van de voordeur te tikken de aandacht van een buurman weten te trekken. Als haar dit niet was gelukt waren de gevolgen voor haar wellicht nog groter geweest.
Het slachtoffer is met een ambulance naar het ziekenhuis gebracht. Daar is gebleken dat zij naast diverse blauwe plekken en bloeduitstortingen, een botbreuk aan haar linker jukbeen en haar linker oogkas had opgelopen. Zij heeft twee dagen in het ziekenhuis gelegen en is in verband met de breuk aan haar jukbeen geopereerd. Het lichamelijk herstel van deze verwondingen heeft weken geduurd en blijkens de onderbouwing bij het schadevergoedingsformulier heeft zij nog regelmatig pijn.
Het is een feit van algemene bekendheid dat dergelijke gebeurtenissen een enorme impact hebben op de slachtoffers. Niet alleen is er angst ten tijde van de overval maar ook lang daarna blijven de angstgevoelens. Dit is niet anders voor het slachtoffer. Zij is overvallen in haar eigen woning, een plek waar zij zich bij uitstek veilig moet kunnen voelen. Hoewel zij inmiddels haar dagelijkse bezigheden weer grotendeels heeft hervat is zij nog altijd angstig. Gebeurtenissen als de onderhavige behoren tot de categorie strafbare feiten die niet alleen een ernstige inbreuk maken op de slachtoffers, maar ook op de rechtsorde en tevens gevoelens van angst, onveiligheid en onrust in de samenleving veroorzaken. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij dit ernstige feit dat, gelet op de kwetsbaarheid en de leeftijd van het slachtoffer, bijzonder laf te noemen is, heeft gepleegd.
De uitvoering van het misdrijf kan niet professioneel worden genoemd, verdachte heeft geen wapen gebruikt en er is geen sprake van een mededader. Dat zijn echter geen verzachtende omstandigheden, zoals door de verdediging is aangevoerd. Slechts kan worden vastgesteld dat de wijze van uitvoering in bedoelde zin geen strafverzwarende omstandigheid oplevert.
Naast voornoemd feit heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan de diefstal van een fiets. Diefstallen veroorzaken overlast en schade bij de benadeelden.
Over verdachte is op 1 juli 2014 een rapport opgemaakt door klinisch psycholoog drs. W.J.L. Lander en op 10 juli 2014 door psychiater dr. A.J.W.M. Trompenaars.
Toerekeningsvatbaarheid
Uit voornoemde rapporten komt naar voren dat bij verdachte een ziekelijke stoornis van de geestvermogens kan worden vastgesteld in de zin van een aanpassingsstoornis met een gemengde stoornis van emoties en gedrag. Verdachte heeft een levensgeschiedenis waarin geen bijzonderheden zijn waar te nemen. Zijn scholing is zonder grote problemen verlopen, hij heeft gewerkt en is niet bekend met een psychiatrische voorgeschiedenis. Hij komt in psychische problemen als zijn eenmanszaak in financieel opzicht niet loopt zoals hij had verwacht en gehoopt. Er ontstaan onoplosbare meningsverschillen met zijn moeder over de financiële aspecten van de zaak waardoor hij in de loop van een aantal maanden in toenemende mate spanningen en frustraties begint te ervaren. Hij kan hier niet mee uit de voeten waardoor de druk begint op te lopen. Hij zoekt geen professionele hulp maar begint in plaats daarvan meer te blowen waardoor de spanningen verder toenemen. Het gevolg hiervan is dat zich bij verdachte de genoemde aanpassingsstoornis ontwikkelt. Dit heeft zich gemanifesteerd in de vorm van gevoelens van somberheid, verdriet, machteloosheid en ten einde raad zijn alsmede in het vertonen van impulsief delictsgedrag zoals de feiten van 15 en 16 januari 2014. Deze stoornis was dan ook aanwezig ten tijde van het plegen van de feiten en beïnvloedde zijn gedragskeuze ten tijde van het ten laste gelegde. Als gevolg hiervan wordt geadviseerd verdachte als licht verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
De rechtbank volgt de conclusies van de deskundigen en is van oordeel dat op basis van het verhandelde ter terechtzitting voldoende vast is komen te staan dat de ten laste gelegde en bewezen verklaarde feiten in licht verminderde mate aan verdachte kunnen worden toegerekend.
Straf
De deskundigen hebben de kans op herhaling laag ingeschat als hij wordt begeleid en behandeld waarbij in het bijzonder aandacht dient te worden besteed aan het leren omgaan met gevoelens van spanning, boosheid en frustratie. Zij adviseren aan verdachte bij een voorwaardelijk strafdeel bijzondere voorwaarden van reclasseringstoezicht en een ambulante behandeling bij een forensische polikliniek op te leggen.
Reclassering Nederland heeft op 13 mei 2014 over verdachte gerapporteerd en heeft dit rapport naar aanleiding van de rapportages van de deskundigen aangevuld op 31 juli 2014. Ook zij acht een behandelverplichting geïndiceerd, maar een reclasseringstoezicht is niet uitvoerbaar omdat verdachte voornemens is na zijn detentie terug te keren naar België. Zij adviseert aan verdachte op te leggen een deels voorwaardelijke straf. Daarbij worden geen bijzondere voorwaarden geadviseerd.
De eis van de officier van justitie is in het licht van de ernst van het onder 1 ten laste gelegde feit en hetgeen voor soortgelijke feiten wordt opgelegd goed te begrijpen. De ernst van het onder 1 ten laste gelegde feit rechtvaardigt op zichzelf inderdaad een lang durende gevangenisstraf. Daar staat tegenover de persoon van verdachte, de licht verminderde toerekeningsvatbaarheid en het belang dat hij, gelet op de uitgebrachte adviezen van de deskundigen, een behandeling ondergaat. Dit om te voorkomen dat hij zich in de toekomst nogmaals schuldig zal maken aan een ernstig strafbaar feit. Uit de rapportages van de deskundigen blijkt dat zich bij verdachte in korte tijd een aanpassingsstoornis heeft ontwikkeld die tot het delictgedrag heeft geleid. Voor dat moment was er op de levenswijze van verdachte weinig tot niets aan te merken. Uit het uittreksel uit het justitieel documentatieregister van 9 juli 2014 van verdachte blijkt dat hij in Nederland niet eerder in aanraking is geweest met politie en/of justitie. In België is hij een keer veroordeeld voor het rijden onder invloed van middelen. In het voordeel van verdachte is dat hij ter zitting blijk heeft gegeven van doorleefde spijt over datgene wat hij het slachtoffer heeft aangedaan.
Het doel dat de rechtbank met de op te leggen straf wil bereiken is enerzijds vergelding en anderzijds de resocialisatie van verdachte. Gelet op het feit dat de kans op herhaling van gewelddadig gedrag bij behandeling als laag wordt ingeschat, is het opleggen van gevangenisstraf ter bescherming van de maatschappij in deze zaak geen zelfstandig doel. Met de straf doet de rechtbank wellicht niet volledig recht aan hetgeen verdachte heeft aangericht maar uiteindelijk weegt de persoon van verdachte in de hiervoor vermelde zin bij de bepaling van de strafmaat voor de rechtbank zwaarder. Het betekent dat verdachte een gevangenisstraf van aanzienlijke duur moet ondergaan en dat hij aansluitend, onder begeleiding en met therapie aan zijn resocialisatie kan beginnen.
De rechtbank realiseert zich dat het opleggen van de bijzondere voorwaarden van reclasseringstoezicht en een ambulante therapie bij een forensische polikliniek zoals door de deskundigen is geadviseerd, gelet op de woonplaats van verdachte in België, niet door de instanties in Nederland zal kunnen worden uitgevoerd. Echter, gelet op de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties kan de straf worden overgedragen aan België en kunnen de begeleiding en de therapie door de daartoe aangewezen instanties in België worden uitgevoerd.
Alle omstandigheden in aanmerking genomen, acht de rechtbank een gevangenisstraf van na te melden duur, waarvan een deel voorwaardelijk met voorwaarden en een proeftijd van twee jaren, passend en geboden.