Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Het verloop van het geding
3.De beoordeling
(…) I thought it was nice to hear from the staff that no matter how sick people are and how little of the people who get in the intensive care department will survive, they do this work for the few people who do get through. For the very few who do survive.”[verweerster] was ervan op de hoogte dat de foto’s gebruikt zouden worden voor de portfolio van [dochter]. Deze portfolio is toegezonden aan de Miss-organisatie in Nederland.
-voorwaardelijke- verzoek om de arbeidsovereenkomst te ontbinden. Daarbij zal de kantonrechter tevens acht slaan op de door Amphia gestelde bijkomende omstandigheden.
Verwijt 6: Er zijn patiëntgegevens te zien op schermen van metavision en er is informatie over de patiënt gegeven door [collega B]
mededeling ten aanzien van sterftecijfers in de tekst (aangehaald onder 3.1 onder C) die [dochter] heeft gebruikt in haar portfolio en op Facebook. Doordat deze tekst een volstrekt verkeerd beeld geeft, alsof slechts weinig patiënten de ic-afdeling levend verlaten (Amphia heeft met de overgelegde productie 42 afdoende aangetoond dat de overall-mortaliteit op de ic 8,1% is), zijn de belangen van Amphia in het geding. Er is echter niet gebleken dat deze sterftecijfers zijn besproken in het gesprek tussen [dochter] en [collega B], zodat voor [verweerster] ook geen aanleiding heeft bestaan om in te grijpen bij het vernemen van onjuistheden tijdens dit gesprek. Naar het oordeel van de kantonrechter was er ook overigens geen noodzaak tot optreden van [verweerster] om te voorkomen dat [collega B] [dochter] een bepaalde uitleg gaf, behoudens ten aanzien van het hiervoor besproken tonen van de patiëntgegevens. Evenmin is gebleken dat [verweerster] (anderszins) betrokken is geweest bij het opstellen van de onjuist gebleken tekst (volgens [verweerster] heeft [dochter] gegevens van internet gehaald), zodat haar op dit punt geen verwijt kan worden gemaakt. Weliswaar is [verweerster] ook niet (direct) betrokken geweest bij het plaatsen van de foto’s op Facebook, althans dat is onvoldoende aannemelijk gemaakt, maar zij wist wel, althans kon weten, dat de door haar gemaakte foto’s op de facebookpagina van [dochter] zouden komen, aangezien [dochter] een apart deel van haar Facebook – met daarop foto’s van eerdere activiteiten – heeft ingericht voor de missverkiezingen. Op die manier kan het [verweerster] worden verweten dat de foto’s openbaar zijn gemaakt en zijn verspreid. De plaatsing op Facebook houdt in beginsel het risico in van een grote verspreiding. Echter de onderhavige foto’s zijn op 4 december 2013 verwijderd van de facebookpagina van [dochter] en hebben daar dus al met al niet langer dan een etmaal opgestaan. Vast staat wel dat de foto’s meermalen zijn ‘geliked’ (gesteld is 18 maal), waarbij naar het oordeel van de kantonrechter in het midden kan blijven of [verweerster] zelf de foto’s via haar eigen facebookpagina heeft ‘geliked’. Amphia stelt (betwist door [verweerster]) dat door het enkel ‘geliked’ zijn van de foto’s, de verspreiding daarvan, ondanks het verwijderen van de betreffende foto’s, niet stopt of ongedaan gemaakt wordt, maar deze stelling is niet onderbouwd, zodat onvoldoende aannemelijk is dat de foto’s zich nog op internet bevinden. Van enige verdere verspreiding is voorts niet gebleken, aangezien het aan de Nederlandse organisatie toegezonden bestand (portfolio met daarin de foto’s) is verwijderd en deze portfolio niet naar de organisatie van de missverkiezing in Japan is gestuurd. Dit blijkt afdoende uit de in de overgelegde e-mail van 12 mei 2014 vermelde datum van 4 december 2013 en de overige inhoud van die e-mail (productie B).
Aldus kan Amphia [verweerster] verwijten dat zij heeft mogelijk gemaakt dat -voor korte tijd en zonder verdere verspreiding- foto`s op internet zijn geopenbaard waarvoor geen toestemming bestond, welke foto`s een -voor Amphia schadelijk- beeld betreffende werkkleding, veiligheid en privacy van patiëntgegevens geven.