Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
2.Gronden
- 3 september 2012 tot 22 januari 2013
- 13 februari 2013 tot 18 april 2013
- 18 mei 2013 tot 11 juli 2013 en
- 16 september 2013 tot 6 december 2013.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 25 juli 2014 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een tussenuitspraak gedaan in de zaak AWB 14/177, waarin de rechtbank de behandeling van de zaak schorst. De zaak betreft een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting en een vergrijpboete die aan de belanghebbende zijn opgelegd door de inspecteur van de Belastingdienst. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur de hoorplicht heeft geschonden door de belanghebbende niet in de gelegenheid te stellen om te worden gehoord. Dit is in strijd met de bepalingen van het Besluit Fiscaal Bestuursrecht, waarin staat dat het initiatief voor het horen bij de inspecteur ligt. De rechtbank stelt vast dat de belanghebbende door het niet-horen benadeeld is, vooral gezien het feit dat er een boete aan de naheffingsaanslag is verbonden.
De rechtbank past de bestuurlijke lus toe, zoals geregeld in artikel 8:51a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), en geeft de inspecteur de kans om het gebrek in het bestreden besluit te herstellen. De inspecteur moet binnen acht weken na de uitspraak rapporteren of hij de belanghebbende alsnog zal horen en of dit hoorgesprek aanleiding geeft tot wijziging van de eerdere uitspraken op bezwaar. De rechtbank schorst de behandeling van de zaak totdat de inspecteur zijn bevindingen heeft gerapporteerd. Deze tussenuitspraak is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. drs. I.E. Rijsdijk-van Eerd.