[gedaagde c.s.] voert verweer en concludeert tot afwijzing van het gevorderde. Zij betwist de door [eiseres] aan haar vorderingen ten grondslag gelegde feiten. Deze zullen eerste moeten worden vastgesteld. Bij een voorlopige voorziening kan belang bestaan, als vast staat dat het gevorderde in de hoofdzaak zal worden toegewezen. Zolang de feiten niet vaststaan is dat niet aan de orde.
[gedaagde c.s.] stelt dat de feiten zijn als volgt.
Zij wilde in maart-juni 2013 tot liquidatie van SCI overgaan, omdat zij geen vertrouwen meer had in [P] en [Y] doordat zij hun vennootschappen leeg haalden en voortgingen in andere vennootschappen. [eiseres] hield en houdt de voortgang in de arbitrageprocedure op, waardoor een impasse is ontstaan. Om die reden heeft [gedaagde 1] de managementovereenkomst per 1 augustus 2013 opgezegd. In december 2013 hebben [P] en [Y] de besloten vennootschap [bedrijf O] opgericht. Deze vennootschap is een directe concurrent van SCI. Als de website van [bedrijf O] wordt geopend, opent de website van [eiseres] .
[gedaagde c.s.] betwist dat er een concurrentiebeding geldt dat de aandeelhouders van SCI verbiedt concurrerende activiteiten ten opzichte van SCI te verrichten. [gedaagde 1] heeft geen aanvullende (op de aandeelhoudersovereenkomst van 21 januari 2011) aandeelhoudersovereenkomst getekend. ‘Zijn’ handtekening onder het thans door [eiseres] geproduceerde stuk is ingekopieerd. Dit is na, op 15 augustus 2013 door [gedaagde 1] verzocht, onderzoek door het Nationaal Forensisch Onderzoeksbureau op 12 september 2013 vastgesteld. Overigens was de grondslag voor het ontstaan van SCI nu juist het voorzien in inkomsten door [gedaagde 2] na beëindiging van zijn dienstverband bij [bedrijf X] Het met SCI voort mogen zetten van dezelfde activiteiten in het Midden-Oosten als hij deed binnen zijn dienstverband was bedoeld als beëindigingsvergoeding. [Z] , in feite [P] , was mede-aandeelhoudster, omdat [gedaagde 2] nog onvoldoende ervaring in zelfstandig ondernemen had. Alleen [Z] en [gedaagde 1] hadden zich in de aanvankelijke aandeelhoudersovereenkomst aan een concurrentiebeding verbonden. [Z] is sinds 29 december 2011 geen aandeelhoudster meer en kan het beding wegens gebrek aan belang dus niet meer afdwingen. [P] , [Y] en [Z] wilden in de eind 2011 wegens overname door [eiseres] van de aandelen van [Z] te sluiten aandeelhoudersovereenkomst geen concurrentiebeding overeenkomen. Zij bleken al sinds 2007 via Ntech Holding concurrerende activiteiten te verrichten. [eiseres] heeft geen belang bij het SABIC vendornummer, aangezien zij via [bedrijf O] al over zo’n – eenvoudig te verkrijgen – nummer beschikt. Het vendornummer dat in 2011 aan SCI was overgedragen, is nog steeds gekoppeld aan SCI.
Van fraude of onregelmatigheden is geen sprake.
In SCI Trading voert [gedaagde 2] projecten uit. Dit zijn geen handelsactiviteiten, zoals SCI verrichtte. SCI Trading is geen concurrerende vennootschap. SCI Trading heeft wel lopende orders van SCI afgemaakt, toen [gedaagde 2] zijn activiteiten voor SCI staakte. SCI Trading ontving daarvoor een vergoeding.
Het fax- en telefoonnummer dat [eiseres] noemt, is een privénummer van [gedaagde 2] , waarvan SCI gebruik maakte.
[gedaagde c.s.] stelt dat het onder 1. gevorderde moet worden afgewezen, aangezien niet is voldaan aan de voorwaarden van art. 843a Rv. [eiseres] heeft geen rechtmatig belang. Zij beroept zich op het bestaan van een concurrentiebeding, wat door [gedaagde c.s.] wordt betwist. Als vast komt te staan dat een dergelijk beding niet bestaat heeft [gedaagde c.s.] aan [eiseres] informatie verstrekt, waarmee laatstgenoemde – via NtechHolding en [bedrijf O] – als concurrent commercieel voordeel krijgt. [eiseres] heeft ook niet per stuk aangegeven, welk rechtmatig belang zij zou hebben. Bovendien zijn de bescheiden waarvan afschrift wordt gevraagd, onvoldoende bepaald. Er is ook geen rechtsbetrekking. Er is niet onrechtmatig gehandeld.
Alleen de vergadering van aandeelhouders en niet de rechtbank is bevoegd een bestuurder te schorsen. In geval van schorsing wordt een bestuurder niet uitgeschreven uit het handelsregister. Aan [eiseres] moeten geen bescheiden worden afgegeven, aangezien zij daarvan misbruik zal maken.
Er is geen overeenkomst met Cambridge Engineered Solutions gesloten, zodat die ook niet kan worden overgedragen.
[gedaagde c.s.] betwist dat [eiseres] schade lijdt.