ECLI:NL:RBZWB:2014:4908

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 juli 2014
Publicatiedatum
17 juli 2014
Zaaknummer
C/02/280487 / HA ZA 14-302
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de rechtbank in een incident van onrechtmatige daad en ongerechtvaardigde verrijking

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, is op 16 juli 2014 vonnis gewezen in een incident. De eiseres, een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid gevestigd te Wemeldinge, vorderde in de hoofdzaak een verklaring voor recht dat de gedaagde, erfgename van haar overleden echtgenoot, aansprakelijk is voor een bedrag van € 62.000,--. Dit bedrag zou door de overleden echtgenoot tijdens zijn dienstbetrekking zijn ontvangen maar nooit aan de eiseres zijn afgedragen. De gedaagde stelde dat de rechtbank niet bevoegd was en dat de zaak naar de kamer voor kantonzaken verwezen moest worden, omdat de vordering gebaseerd zou zijn op diefstal in dienstbetrekking.

De rechtbank overwoog dat de eiseres haar vordering baseerde op onrechtmatige daad en ongerechtvaardigde verrijking, en dat de gedaagde als erfgename van de overleden echtgenoot niet zonder meer kon worden vrijgesteld van aansprakelijkheid. De rechtbank concludeerde dat er voldoende samenhang was tussen de vorderingen van de eiseres en de voorgenomen reconventionele vordering van de gedaagde, waardoor de kantonrechter bevoegd was om van de vordering kennis te nemen. De rechtbank wees de incidentele vordering van de gedaagde toe en veroordeelde de eiseres in de proceskosten van het incident, die op € 452,-- werden begroot.

De zaak werd vervolgens verwezen naar de rolzitting van de kamer voor kantonzaken, waarbij partijen niet verplicht waren om te verschijnen. De rechtbank wees ook op de mogelijkheid voor partijen om zich persoonlijk of bij gemachtigde te laten vertegenwoordigen in de verdere procedure. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en ondertekend door de rechter.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Civiel recht
Zittingsplaats: Middelburg
zaaknummer / rolnummer: C/02/280487 / HA ZA 14-302
Vonnis in incident van 16 juli 2014
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres],
gevestigd te Wemeldinge,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. J.G.G. Wilgers te Goes,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. R. Wouters te Middelburg.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid ex artikel 208 Rv
  • de antwoordconclusie na incident.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De feiten in het incident

2.1.
[gedaagde] is erfgename in de nalatenschap van haar overleden echtgenoot [erflater], die voor zijn overlijden in dienst was bij [eiseres].
2.2.
In de hoofdzaak vordert [eiseres] een verklaring voor recht dat [gedaagde] jegens [eiseres] aansprakelijk is en veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 62.000,-- vermeerderd met rente en kosten. [eiseres] stelt daartoe dat wijlen de heer [gedaagde] tijdens de uitoefening van zijn dienstbetrekking door hem ontvangen contante betalingen van € 52.000,-- en € 10.000,-- bestemd voor [eiseres] nooit aan [eiseres] heeft afgedragen. In haar antwoordconclusie stelt zij dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld en als erfgename ongerechtvaardigd is verrijkt met de betreffende bedragen.

3.Het geschil en de beoordeling in het incident

3.1.
[gedaagde] vordert dat de rechtbank de zaak verwijst naar de kamer voor kantonzaken. Zij stelt daartoe dat de sector kanton bij uitsluiting bevoegd is om van de vorderingen van [eiseres] kennis te nemen nu [eiseres] haar vorderingen baseert op een diefstal in dienstbetrekking en [gedaagde] voornemens is een reconventionele vordering in te stellen wegens te weinig betaald loon, welke vordering ook voortkomt uit de arbeidsovereenkomst.
3.2.
[eiseres] voert verweer. Zij stelt dat de vordering niet is gebaseerd op diefstal uit dienstbetrekking maar op twee verbintenissen uit de wet, namelijk onrechtmatige daad en ongerechtvaardigde verrijking van [gedaagde], nu zij na het overlijden van haar echtgenoot de gevorderde bedragen niet alsnog afdroeg. Voorts stelt zij dat [erflater] geen partij is in dit geding, zodat artikel 93 sub C Rv niet van toepassing is.
3.3.
De rechtbank overweegt dat [eiseres] haar vordering gelet op de onderbouwing die zij daarvoor geeft in de dagvaarding kennelijk baseert op de stelling dat [erflater] destijds tijdens zijn dienstbetrekking gelden heeft ontvangen die bestemd waren voor [eiseres] en die bedragen niet heeft afgedragen aan [eiseres]. Dat [gedaagde] daarmee als zijn erfgename ongerechtvaardigd is verrijkt is een gevolg van die stelling. Op grond waarvan [gedaagde] een zelfstandige onrechtmatige daad jegens [eiseres] zou hebben gepleegd wordt niet nader onderbouwd en valt vooralsnog niet in te zien. Het feit dat [erflater] geen partij is in dit geding en de arbeidsovereenkomst met [eiseres] door het overlijden van [erflater] is geëindigd staat niet in de weg aan de toepasselijkheid van artikel 93 onder c Rv of het voeren van een procedure op grond van die arbeidsovereenkomst, nu [gedaagde] hem als erfgename van rechtswege opvolgt. Ook gezien de reconventionele vordering die [gedaagde] voornemens is in te stellen, zou gelet op het bepaalde in artikel 94 lid 2 en 3 Rv, de kantonrechter bevoegd zijn van de vordering van [eiseres] kennis te nemen. Zowel de vordering van [eiseres] als de voorgenomen reconventionele vordering van [gedaagde] vloeien voort uit de arbeidsovereenkomst van [eiseres] met [erflater], zodat tussen die vorderingen voldoende samenhang wordt verondersteld.
Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank de incidentele vordering toewijzen en de zaak verwijzen naar de kamer voor kantonzaken van deze rechtbank.
3.4.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld. Deze kosten worden begroot op € 452,--.

4.De beslissing

De rechtbank
in het incident
4.1.
wijst de vordering toe,
4.2.
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het incident, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 452,--,
4.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in de hoofdzaak
4.4.
verwijst de zaak in de stand waarin deze zich bevindt naar de rolzitting van de kamer voor kantonzaken van deze rechtbank, locatie Middelburg, op woensdag 13 augustus 2014 om 10.00 uur,
4.5.
wijst partijen erop dat zij op de hiervoor vermelde rolzitting niet hoeven te verschijnen, omdat de kantonrechter eerst zal beslissen op welke wijze de procedure zal worden voortgezet, waarna de griffier partijen over deze beslissing zal informeren,
4.6.
wijst partijen erop dat zij in het vervolg van de procedure niet meer vertegenwoordigd hoeven te worden door een advocaat, maar ook persoonlijk of bij gemachtigde kunnen verschijnen,
4.7.
wijst partijen erop dat het in deze procedure geheven griffierecht ingevolge art. 8 lid 4 WGBZ zal worden verlaagd en dat het teveel betaalde griffierecht door de griffier zal worden teruggestort.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.K. van der Lende-Mulder Smit en in het openbaar uitgesproken op 16 juli 2014. [1]

Voetnoten

1.type: aij