3.1Tussen partijen staan de volgende feiten in rechte vast:
de thans 47-jarige [verweerder] is, op grond van een arbeidsovereenkomst ingaande 1 april 2013, voor onbepaalde tijd in dienst van [verzoeker], in de functie van monteur, tegen een loon van € 520,00 bruto per week, vermeerderd met 8% vakantietoeslag op basis van een arbeidsduur van 40 uur per week;
[verzoeker] is een gespecialiseerd bedrijf in piping en kabelbanen voor de offshore en petrochemie. Daarnaast vervaardigt zij uiteenlopende constructiewerken voor diverse klanten;
[verweerder] was werkzaam op de vestigingslocatie in [vestigingsplaats], alsmede op diverse projectlocaties;
op de projectlocatie [naam locatie], waar werkzaamheden in onderaanneming van [bedrijf 1] werden verricht, heeft zich op 9 april 2014 een ongeval voorgedaan, waarbij een collega van [verweerder] een splinter of iets dergelijks in zijn oog kreeg;
[bedrijf 1] heeft [verweerder], gelet op dit ongeval, van het terrein verwijderd;
naar aanleiding van een mail van [bedrijf 1] d.d. 16 april 2014, heeft [verzoeker] contact opgenomen met [verweerder] en het gebeuren van 9 april 2014 met hem besproken. Hierna is [verweerder], met behoud van loon, op non-actief gezet;
in een gesprek d.d. 30 april 2014 heeft [verzoeker] aan [verweerder] ontslag op staande voet aangezegd, welke ontslag per brief is bevestigd. Hierin wordt -samengevat- als ontslagreden gegeven, dat er op het project bij [naam locatie], ondanks diverse waarschuwingen met betrekking tot de veiligheid op de werkvloer, zich onveilige situaties hebben voorgedaan door geen of niet juiste persoonlijke beschermingsmiddelen (hierna: ‘PBM’s) te dragen. Voorts is sprake geweest van onveilige werksituaties door het onjuiste gebruik van gereedschappen door [verweerder] en is sprake geweest van het feit dat hij verbaal op zeer agressieve toon heeft gereageerd ten opzichte van leidinggevenden, veiligheidspersoneel en klanten. Ten gevolge van deze door [verweerder] veroorzaakte onveilige werksituaties heeft tevens een bedrijfsongeval plaatsgevonden op 9 april 2014. [verweerder] is, na herhaaldelijke waarschuwingen, uiteindelijk de toegang tot het project ontzegd. Volgens [verzoeker] leveren elk van deze gedragingen op zich, maar zeker ook in onderlinge samenhang bezien, een dringende reden op;
bij brief van 9 mei 2014 is de nietigheid van het ontslag op staande voet ingeroepen;
[verweerder] is per 4 september 2013 arbeidsongeschikt voor eigen werk;
in het verslag van de arbo-arts d.d. 8 januari 2014 staat -onder meer-: “Terugkeer in eigen werk is niet meer te verwachten, ook niet na te verwachten medische ingreep vandaar dat het advies is om een arbeidsdeskundig onderzoek te laten uitvoeren om te laten beoordelen of er naast spoor 1 (binnen eigen organisatie) ook buiten de organisatie gekeken moet gaan worden naar re-integratie mogelijkheden.”;
in het verslag van de arbo-arts d.d. 4 maart 2014 staat (voor zover hier van belang): “Medische situatie is onveranderd. Medio dit jaar wordt duidelijk of er nog medische ingreep zal plaatsvinden. Op dit moment maar ook na medische ingreep zal eigen werk zeer waarschijnlijk te zwaar zijn voor betrokkene. Dhr [verweerder] wordt op dit moment ingezet in aangepaste werkzaamheden. Hij gaf aan hiermee hele dagen bezig te zijn. (…) Het advies is dan ook om een arbeidsdeskundig onderzoek te laten uitvoeren. Ik heb begrepen dat u hiervoor reeds een offerte heeft ontvangen.”.