5.Eiser is verstandelijk gehandicapt. Aan hem heeft de Stichting Centrum indicatiestelling zorg (het CIZ) over de periode van 7 april 2009 tot 11 september 2013 als indicatie gesteld ZZP 4VG. Hij verbleef in een instelling en aan hem werd zorg in natura geleverd.
Per 16 september 2012 is hij gaan wonen in een zorgboerderij en is verzocht om voor de zorg een pgb toe te kennen.
Het Zorgkantoor heeft over de periode 16 september 2012 tot en met 31 december 2012 een pgb toegekend voor de volgende functies:
Persoonlijke verzorging klasse 3, 4-6,9 uur per week
Verpleging klasse 0, 0-0,9 uur
Begeleiding individueel klasse 6, 13-15,9 uur
Begeleiding groep klasse 9, 9 dagdelen
Deze klassen sloten aan bij de klassen per functie binnen de indicatie ZZP 4VG.
Per 1 januari 2013 is de Regeling gewijzigd. Bij deze wijziging zijn de tarieven gewijzigd voor verzekerden met een pgb op basis van een verblijfsindicatie. Met de wijziging van de Regeling is bedoeld de in 2012 ingevoerde verhoging van de ZZP-tarieven ongedaan te maken. Achtergrond hierbij is dat de tarieven hoger waren dan de tarieven voor zorg in natura. Er is een nieuwe toekenningstabel opgesteld (derde lid van artikel 2.6.6), die voor nieuwe gevallen per 1 januari 2013 direct in werking is getreden. Voor personen als eiser die in 2012 reeds een pgb hadden met een verblijfsindicatie wordt het verschil tussen de tarieven in drie jaar afgebouwd. In 2013 is de eerste stap gezet door voor deze groep de tarieven met 5% te laten dalen (derde lid van artikel 2.6.6a).
Uit de nieuwe toekenningstabel per 1 januari 2013 blijkt dat voor personen als eiser met een indicatie ZZP 4VG voor de verschillende functies de volgende klassen gelden:
Persoonlijke verzorging klasse 2, 2-3,9 uur
Verpleging klasse 0, 0-0,9 uur
Begeleiding individueel klasse 5, 10-12,9 uur
Begeleiding groep klasse 6, 6 dagdelen
Het Zorgkantoor heeft ten aanzien van eiser een ZZP-ophoging toegekend conform het derde lid van artikel 2.6.6a van de Regeling.
Voor de rechtbank staat vast dat het Zorgkantoor de gewijzigde Regeling op de juiste wijze heeft toegepast met de wijziging van de bij de voor eiser geldende ZZP-indicatie behorende klassen per functie.
Ten aanzien van de wijziging van de Regeling overweegt de rechtbank als volgt.
Personen als eiser met een ZZP-indicatie hebben recht op (langdurig) verblijf. Het CIZ bepaalt voor welke indicatie men in aanmerking komt. Een ZZP omvat zorg, diensten, dagbesteding en behandeling. Het CIZ bepaalt niet de functies en klassen. De minister vertaalt de CIZ-indicatie naar functies en klassen. Dat is in een tabel vastgelegd. De beschikbare budgetten voor pgb’s worden ook door de minister vastgesteld. De wijziging van de budgetten wordt door de minister in de tabel vertaald naar een wijziging van de klassen bij de functies, zoals in dit geval neergelegd in de per 1 januari 2013 geldende tabel.
Per 1 januari 2013 zijn de tarieven voor pgb-houders met een verblijfsindicatie gelijkgesteld aan de zorgcomponent van de tarieven voor zorg in natura, met een afbouwregeling van drie jaar voor bestaande gevallen. Toepassing van de afbouwregeling leidt tot toekenning van een budgetgarantie. De daling van het pgb bedraagt in 2013 vanwege de afbouwregeling maximaal 5%. In werkelijkheid wordt door de budgetgarantie een hoger pgb toegekend dan volgens de toekenningstabel per 1 januari 2013 zou gelden. Er wordt dus meer pgb toegekend dan de klassen in de tabel aangeven.
Het effect voor de betrokkenen is niet dat zij met het toegekende pgb minder kunnen inkopen, maar dat zij dezelfde zorg tegen een lagere prijs (in 2013 maximaal 5% lager) moeten inkopen.
De Regeling is gebaseerd op artikel 44 van de Awbz. Ingevolge het eerste lid, aanhef en onder b, van dat artikel verstrekt het College zorgverzekeringen overeenkomstig in de Regeling gestelde regels subsidie om verzekerden de mogelijkheid te geven om in plaats van het tot gelding brengen van een aanspraak op grond van deze wet zelf te voorzien in de zorg die zij behoeven.
In het derde lid is bepaald dat de minister jaarlijks voor een categorie van subsidies het subsidieplafond voor het komende jaar bekend kan maken.
In dit artikel ligt dus de grondslag voor het verstrekken van een pgb in plaats van zorg in natura, maar de wetgever heeft aan de minister ook de bevoegdheid gegeven om subsidieplafonds vast te stellen.
De minister heeft de tarieven voor de pgb’s willen gelijkstellen met de tarieven voor zorg in natura en heeft voor bestaande gevallen een afbouwregeling van drie jaar toegepast. Gegeven de bevoegdheid die de wetgever aan de minister op dit punt heeft gegeven en de toegepaste afbouwregeling door middel van een (forse) budgetgarantie kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden gezegd dat sprake is van onredelijke regelgeving.
Eiser heeft in beroep aangevoerd dat met het verlaagde pgb de vereiste zorg niet meer kan worden geleverd, omdat er onvoldoende tijd beschikbaar is. In het beroepschrift is dit per functie uitvoerig toegelicht.
De rechtbank is van oordeel dat hetgeen is aangevoerd niet tot de conclusie kan leiden dat eiser in bijzondere omstandigheden verkeert die een afwijking op grond van het vierde lid van artikel 2.6.6 van de Regeling zouden kunnen rechtvaardigen.