ECLI:NL:RBZWB:2014:453

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 januari 2014
Publicatiedatum
29 januari 2014
Zaaknummer
02-993020-12
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Kooijman
  • A. Schotanus
  • J. van de Wetering
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor feitelijk leidinggeven aan valselijk opmaken van E101-verklaringen voor Poolse werknemers

Op 29 januari 2014 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die feitelijk leiding heeft gegeven aan de valselijke opmaak van E101-verklaringen. De zaak betreft de valsheid in geschrift door de rechtspersoon [bedrijf 1], waarbij E101-verklaringen zijn opgemaakt voor Poolse werknemers die in werkelijkheid als werknemers in dienstbetrekking werkten, terwijl zij als zelfstandigen werden gepresenteerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, hoewel hij geen officiële functie binnen [bedrijf 1] bekleedde, feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedragingen van het bedrijf. De officier van justitie had een taakstraf van 240 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden geëist, maar de rechtbank heeft de straf gematigd tot 50 uur taakstraf, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de lange duur van de procedure. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele onderdelen van de tenlastelegging, maar heeft de valsheid in geschrift wel bewezen verklaard. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 50 uur, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien deze niet naar behoren wordt verricht.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-993020-12
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 29 januari 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats 1], [adres]

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 15 januari 2014, waarbij de officier van justitie, mr. Van Eekelen, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

Verdachte staat terecht, terzake dat:
1.
de rechtspersoon [bedrijf 1] op een of meer tijdstip(pen) in of
omstreeks de periode van 3 augustus 2007 tot en met 31 maart 2010 te [pleegplaats]
, althans in Nederland, vier, althans een of meer zogeheten "verklaringen
betreffende de toepasselijke wetgeving "(E 101 NL), (elk) zijnde een
geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk
heeft opgemaakt of heeft laten opmaken danwel heeft vervalst of heeft laten
vervalsen, door toen en daar (telkens) opzettelijk en in strijd met de
waarheid de originele verklaring afgegeven door de Sociale Verzekeringsbank te
Amstelveen en voorzien van de datum 3 augustus 2007 en de (unieke) code
237797/816217/KVIIJZER, zonder toestemming en/of medeweten van de daarop
genoemde rechthebbende, in te scannen, althans digitaal vast te
leggen(bestand) en middels een computer te bewerken of te laten bewerken door
in dat bestand/die vastlegging, middels overschrijving of kopiëring, te
vermelden of te laten vermelden dat:
- de persoon [persoon 1] met de Poolse nationaliteit en aldaar woonachtig,
werkzaam als zelfstandige met/in het bedrijf [bedrijf 2], sinds 14
december 2006 als zelfstandige werkzaam is in Nederland en België( print
pagina 589-590 van het proces-verbaal ) en/of
-de persoon [persoon 2] met de Poolse nationaliteit en aldaar woonachtig,
werkzaam als zelfstandige met/in het bedrijf [bedrijf 3], sinds 9
januari 2007 als zelfstandige werkzaam is in Nederland en België(
afschrift(print) pagina 615-616 van het proces-verbaal) en/of
-de persoon [persoon 3] met de Poolse nationaliteit en aldaar woonachtig,
werkzaam als zelfstandige met/in het bedrijf [bedrijf 3], sinds 9
januari 2007 als zelfstandige werkzaam is in Nederland en België(
afschrift(print) pagina 617-618 van het proces-verbaal ) en/of
-de persoon [persoon 4] met de Poolse nationaliteit en aldaar
woonachtig, werkzaam als zelfstandige met/in het bedrijf [bedrijf 4],
sinds 14 december 2006 als zelfstandige werkzaam is in Duitsland en België(
afschrift(print) pagina 622-623 van het proces-verbaal ),
zulks terwijlde originele verklaring met voormelde unieke code op 3 augustus
2007 uitsluitend en alleen was afgegeven voor de (werkzaamheden van de)
zelfstandige [persoon 5] met de Nederlandse nationaliteit en eigenaar van het
bedrijf [bedrijf 5], wonende te [woonplaats 2] en/of de eerder genoemde
perso(o)n(en) [persoon 1] en/of [persoon 2] en/of [persoon 3] en/of [persoon 4]
niet als zelfstandige doch als werknemer(in dienstbetrekking) werkzaamheden
hebben/heeft verricht in Nederland en/of Duitsland en/of België,
zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en
onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken,
tot het plegen van welk bovenomschreven strafbare feit(en) hij, verdachte,
opdracht heeft gegeven dan wel aan welke verboden gedraging(en) hij,
verdachte, feitelijke leiding heeft gegeven;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 3 augustus
2007 tot en met 31 maart 2010 te [pleegplaats], althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, vier,
althans een of meer zogeheten "verklaringen betreffende de toepasselijke
wetgeving "(E 101 NL), (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot
bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt danwel heeft
vervalst, door toen en daar (telkens) opzettelijk en in strijd met de waarheid
de originele verklaring afgegeven door de Sociale Verzekeringsbank te
Amstelveen en voorzien van de datum 3 augustus 2007 en de (unieke) code
237797/816217/KVIIJZER, zonder toestemming en/of medeweten van de daarop
genoemde rechthebbende, in te scannen, althans digitaal vast te
leggen(bestand) en middels een computer te bewerken door in dat bestand/die
vastlegging, middels overschrijving of kopiëring, te vermelden dat:
- de persoon [persoon 1] met de Poolse nationaliteit en aldaar woonachtig,
werkzaam als zelfstandige met/in het bedrijf [bedrijf 2], sinds 14
december 2006 als zelfstandige werkzaam is in Nederland en België( print
pagina 589-590 van het proces-verbaal ) en/of
-de persoon [persoon 2] met de Poolse nationaliteit en aldaar woonachtig,
werkzaam als zelfstandige met/in het bedrijf [bedrijf 3], sinds 9
januari 2007 als zelfstandige werkzaam is in Nederland en België(
afschrift(print) pagina 615-616 van het proces-verbaal) en/of
-de persoon [persoon 3] met de Poolse nationaliteit en aldaar woonachtig,
werkzaam als zelfstandige met/in het bedrijf [bedrijf 3], sinds 9
januari 2007 als zelfstandige werkzaam is in Nederland en België(
afschrift(print) pagina 617-618 van het proces-verbaal ) en/of
-de persoon [persoon 4] met de Poolse nationaliteit en aldaar
woonachtig, werkzaam als zelfstandige met/in het bedrijf [bedrijf 4],
sinds 14 december 2006 als zelfstandige werkzaam is in Duitsland en België(
afschrift(print) pagina 622-623 van het proces-verbaal ),
zulks terwijlde originele verklaring met voormelde unieke code op 3 augustus
2007 uitsluitend en alleen was afgegeven voor de (werkzaamheden van de)
zelfstandige [persoon 5] met de Nederlandse nationaliteit en eigenaar van het
bedrijf [bedrijf 5], wonende te [woonplaats 2] en/of de eerder genoemde
perso(o)n(en) [persoon 1] en/of [persoon 2] en/of [persoon 3] en/of [persoon 4]
niet als zelfstandige doch als werknemer(in dienstbetrekking) werkzaamheden
hebben/heeft verricht in Nederland en/of Duitsland en/of België,
zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en
onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
2.
de rechtspersoon [bedrijf 1] op een of meer tijdstip(pen) in of
omstreeks de periode van 1 december 2006 tot en met 30 april 2008 te [pleegplaats]
en/of [pleegplaats] en/of [pleegplaats], althans in Nederland, vijf, althans een of
meer , zogeheten "inschrijving(en) vennoot" en/of een "opgaaf betreffende
functionarissen", (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs
van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt of heeft laten opmaken,
althans heeft vervalst of heeft laten vervalsen, door toen en daar (telkens)
opzettelijk valselijk en in strijd met de waarheid in:
-de inschrijving voorzien van de datum 15 december 2006 (afschrift pagina
732-738 van het proces-verbaal) te vermelden of te laten vermelden dat
[persoon 4] op 14 december 2006 (als vennoot) in functie was getreden
en/of
-de inschrijving voorzien van de datum 23 augustus 2007 (afschrift pagina
888-890 van het proces-verbaal) te vermelden of te laten vermelden dat
[persoon 6] op 20 augustus 2007 (als vennoot) in functie was getreden en/of
-de inschrijving voorzien van de datum 20 februari 2008 (afschrift pagina
914-918) te vermelden of te laten vermelden dat [persoon 2] op 20 februari
2008 (als vennoot) in functie was getreden en/of
- de opgaaf voorzien van de datum 20 februari 2008 (afschrift pagina 927 van
het proces-verbaal) te vermelden of te laten vermelden dat [persoon 3] op 20
februari 2008 was toegetreden tot de vennootschap en/of
-de inschrijving voorzien van de datum 2 april 2008 (afschrift pagina
1000-1001 van het proces-verbaal) te vermelden of te laten vermelden dat
[persoon 7] op 2 april 2007 (als vennoot) in functie was getreden,
zulks terwijl die perso(o)n(en) niet als (zelfstandig) vennoot werkzaamheden
hebben verricht, doch als werknemer in dienstbetrekking werkzaam waren voor [persoon 8]
, in ieder geval een ander dan die vennootschap, voor een vast uur- of
maandloon,
zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en
onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken,
tot het plegen van welk bovenomschreven strafbare feit(en) hij, verdachte,
opdracht heeft gegeven dan wel aan welke verboden gedraging(en) hij,
verdachte, feitelijke leiding heeft gegeven;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 december
2006 tot en met 30 april 2008 te [pleegplaats] en/of [pleegplaats] en/of [pleegplaats],
althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander,
althans alleen, vijf, althans een of meer , zogeheten "inschrijving(en)
vennoot" en/of een "opgaaf betreffende functionarissen", (elk) zijnde een
geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk
heeft opgemaakt, althans heeft vervalst, door toen en daar (telkens)
opzettelijk valselijk en in strijd met de waarheid in:
-de inschrijving voorzien van de datum 15 december 2006 (afschrift pagina
732-738 van het proces-verbaal) te vermelden dat [persoon 4] op 14
december 2006 (als vennoot) in functie was getreden en/of
-de inschrijving voorzien van de datum 23 augustus 2007 (afschrift pagina
888-890 van het proces-verbaal) te vermelden dat [persoon 6] op 20
augustus 2007 (als vennoot) in functie was getreden en/of
-de inschrijving voorzien van de datum 20 februari 2008 (afschrift pagina
914-918) te vermelden dat [persoon 2] op 20 februari 2008 (als vennoot) in
functie was getreden en/of
- de opgaaf voorzien van de datum 20 februari 2008 (afschrift pagina 927 van
het proces-verbaal) te vermelden dat [persoon 3] op 20 februari 2008 was
toegetreden tot de vennootschap en/of
-de inschrijving voorzien van de datum 2 april 2008 (afschrift pagina
1000-1001 van het proces-verbaal) te vermelden dat de [persoon 7] op 2
april 2007 (als vennoot) in functie was getreden,
zulks terwijl die perso(o)(en) niet als (zelfstandig) vennoot werkzaamheden
hebben verricht, doch als werknemer in dienstbetrekking werkzaam waren voor [persoon 8]
, in ieder geval een ander dan die vennootschap, voor een vast uur- of
maandloon,
zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en
onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen.
Hij baseert zich ten aanzien van feit 1 op de verklaring van getuige [getuige 1] van de Sociale Verzekeringsbank (hierna: SVB), medeverdachte [medeverdachte 1], getuige [persoon 5] en de verklaringen van diverse getuigen die aangeven dat verdachte als feitelijk leidinggevende van [bedrijf 1] kan worden aangemerkt. Daarnaast heeft verdachte zelf verklaard zich bezig te houden met de papieren voor de in te schrijven Poolse vennoten.
Ten aanzien van feit 2 blijkt volgens de officier van justitie de betrokkenheid bij de “inschrijvingen vennoot” en de “opgaaf betreffende functionarissen” onder andere uit de eigen verklaring van [verdachte] dat hij wel eens bij inschrijvingen aanwezig is geweest. Daarnaast baseert de officier van justitie zijn conclusie op de verklaringen van de Poolse arbeiders [persoon 1], [persoon 9] en [persoon 7] en uit de omstandigheid dat in het dossier van het handelsregister met betrekking tot de inschrijving van [persoon 1] een kopie van het rijbewijs van verdachte is aangetroffen met als aanduiding “tussenpersoon voor info”.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft de feiten ontkend.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
Bij een belastingcontrole op 23 maart 2010, verricht op de bedrijfslocatie van ondernemingen met in de naam “[bedrijf 6]” in [plaats], ten kantore van de firma [bedrijf 1], werden op de computer in de kantoorruimte bestanden aangetroffen, waaronder zogenaamde E101-verklaringen. De E101-verklaringen die in de loop van het onderzoek ter beschikking zijn gesteld aan de Belastingdienst, zijn voor onderzoek naar echtheid verzonden naar de SVB [1] .
Onder deze verstuurde E101-verklaringen, die allemaal rechtsonder het nummer 237797/816217/KVIIJZER vermelden, bevonden zich de E101-verklaringen van de Poolse personen [persoon 3] en [persoon 2]. [2]
De SVB is in Nederland de bevoegde instantie om E101-verklaringen af te geven. Iedere E101-verklaring die door de SVB is afgegeven, is voorzien van een uniek kenmerk. Dit kenmerk bevindt zich rechtsonder op iedere pagina. De E101-verklaring met het unieke kenmerk 237797/816217/KVIIJZER is op 3 augustus 2007 afgegeven aan [persoon 5] en werd verstrekt aan de heer [persoon 5] als zelfstandig ondernemer in de onderneming [bedrijf 5] te [plaats]. Deze E101-verklaring werd afgegeven vanwege de door de heer [persoon 5] uitgevoerde werkzaamheden in België. [3]
De rechtbank leidt hieruit af dat, nu het kenmerk 237797/816217/KVIIJZER uniek is, het dus niet zo kan zijn dat aan andere personen een E101-verklaring is verstrekt waarop dit kenmerk voorkomt en dus moeten de eerder genoemde, aan de SVB verstuurde, E101-verklaringen vals zijn.
Hiermee staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat de E101-verklaringen met betrekking tot genoemde [persoon 3] en [persoon 2] valselijk zijn opgemaakt.
In het dossier bevinden zich genoemde E101-verklaringen met betrekking tot [persoon 2] en [persoon 3] [4] . Op beide verklaringen staat rechts onderaan de pagina’s het nummer 237797/816217/KVIIJZER vermeld. Bovendien is op beide verklaringen aangegeven:
  • dat de betreffende persoon de Poolse nationaliteit heeft en in Polen woonachtig is,
  • dat de betreffende persoon werkt als zelfstandige,
  • dat de firmanaam [bedrijf 3] is,
  • dat de betreffende persoon sinds 9 januari 2007 werkzaam is in Nederland/België.
[persoon 5] is gehoord en heeft verklaard dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft en dat hij in 2005 is verhuisd naar [plaats]. Hij heeft tevens verklaard dat hij nooit in het bezit is geweest van genoemde E101-verklaring, maar dat verdachte in 2006 en 2007 zijn boekhouding verzorgde. Wanneer er een E101-verklaring is aangevraagd op zijn naam, dan is dat buiten zijn medeweten om gedaan. [5]
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat zij bestuurder is van [bedrijf 1]. Zij heeft het bedrijf overgenomen van verdachte, die daarna als adviseur aan het bedrijf verbonden is gebleven. [bedrijf 1] is een boekhoud- en administratiekantoor. Verdachte en zij hebben Polen geholpen bij de oprichting van eigen ondernemingen met de afkorting [bedrijf 7] in de firmanaam. [6]
Voorts heeft [medeverdachte 1] verklaard [7] dat haar door de SIOD kopieën van E101-verklaringen zijn getoond van onder andere [persoon 2] en [persoon 3], welke personen zijn genoemd in een brief [8] van [bedrijf 1] d.d. 22 februari 2008 aan de Inspecteur van Politie in België en in welke brief wordt vermeld dat voor de in de bijlage genoemde personen (onder wie voornoemde [persoon 3] en [persoon 2]) E101-verklaringen zijn aangevraagd.
Verdachte en zij hebben naar aanleiding van de controle in België besloten E101-verklaringen zelf te vervaardigen. Zij kan zich de situatie naar aanleiding van de controle in België nog goed herinneren. Er is toen vanuit België naar hun kantoor gebeld omdat een aantal Polen in België werkend op een bouwplaats was aangetroffen terwijl zij niet in het bezit waren van een E101-verklaring. Verdachte heeft toen het gesprek gevoerd. Naar aanleiding van dat telefoontje hebben verdachte en [medeverdachte 1] toen besloten on de Polen uit de brand te helpen. Dit kon alleen maar door het ter beschikking stellen van E101-verklaringen aan de Polen. Omdat het SVB in het verleden had geweigerd om E101-verklaringen aan de Polen te verstrekken, bleef hen geen andere mogelijkheid dan het zelf vervaardigen van E101-verklaringen. Het gaat om de door de SIOD aan haar getoonde E101-verklaringen. Zij weet niet of verdachte of zij de E101-verklaringen valselijk heeft opgemaakt, maar zij zou dat zelf niet kunnen op de computer. Binnen [bedrijf 1] wisten alleen zij en verdachte van het vervalsen van de E101-verklaringen. Verdachte en zij hebben ook duidelijk tegen ten minste één van de gebroeders [persoon 8 - 10] gezegd dat de verklaringen vals waren. [9] De door haar en verdachte valselijk opgemaakte E101-verklaringen zijn door haar ter beschikking zijn gesteld aan [persoon 8] of [persoon 10] [10] .
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft op zitting - als getuige gehoord - verklaard dat zij bij haar eerdere in deze strafzaak afgelegde verklaring blijft. [11]
Uit de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] leidt de rechtbank af dat verdachte degene moet zijn geweest die de originele verklaring, afgegeven aan [persoon 5], digitaal heeft vastgelegd en middels een computer heeft bewerkt.
Ondanks het feit dat verdachte officieel geen functie had binnen [bedrijf 1], heeft hij naar het oordeel van de rechtbank wel feitelijk leidinggegeven aan deze verboden gedraging van [bedrijf 1].
Dit blijkt uit de verklaringen die zijn afgelegd door:
- Mevrouw [mevrouw 1], die in 2008 bij [bedrijf 1] is gaan werken; zij heeft verklaard dat verdachte in principe de besluiten nam binnen [bedrijf 1] [12] ;
- [mevrouw 2], die tot 1 december 2009 bij [bedrijf 1] werkte; zij verklaarde dat er maar één persoon de baas was bij [bedrijf 1] en dat was verdachte [13] ;
- [persoon 5]; hij heeft verklaard dat verdachte bij [bedrijf 1] de hele boekhouding van zijn bedrijf [bedrijf 5] verzorgde en dat verdachte feitelijk de leidinggevende was binnen [bedrijf 1] Ltd. [14]
Uit deze bewijsmiddelen blijkt dat verdachte, alhoewel in naam slechts adviseur, feitelijk een zodanige positie bekleedde binnen het bedrijf dat hij bevoegd en redelijkerwijs gehouden was maatregelen te nemen ter voorkoming van de door het bedrijf gepleegde verboden gedragingen. Van feitelijk leidinggeven is derhalve naar het oordeel van de rechtbank sprake.
De rechtbank acht derhalve feit 1 primair, het feitelijk leidinggeven aan het door [bedrijf 1] valselijk opmaken van E101-verklaringen ten aanzien van genoemde personen [persoon 2] en [persoon 3], wettig en overtuigend bewezen.
Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank feit 1 niet bewezen ten aanzien van de genoemde [persoon 1] en [persoon 4]. Deze personen worden niet genoemd in de bijlage bij de hierboven genoemde brief van [bedrijf 1] van 22 januari 2008. De rechtbank leidt hieruit af dat medeverdachte [medeverdachte 1] in haar hierboven genoemde verklaring niet over deze personen gesproken heeft en dus ook niet bekent de E101-verklaringen met betrekking tot die personen, samen met verdachte, valselijk te hebben opgemaakt. In het dossier zijn voor het overige onvoldoende aanwijzingen te vinden dat verdachte betrokken was bij de totstandkoming van specifiek deze E101-verklaringen. Niet geheel uit te sluiten is dat andere personen dan [medeverdachte 1] of verdachte deze E101-verklaringen hebben opgemaakt.
Ook acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte wist dat de valsheid daaruit bestond dat de genoemde Polen niet als zelfstandige doch als werknemer (in dienstbetrekking) werkzaamheden hebben verricht. Verdachte ontkent dat te hebben geweten en in het dossier zijn verder onvoldoende aanwijzingen te vinden dat verdachte er ten tijde van het opmaken van de E101-verklaringen wel van op de hoogte was dan wel van op de hoogte moest zijn dat de genoemde personen als werknemer werkzaamheden zouden verrichten.
Verdachte wordt dan ook van die delen van het onder 1 primair ten laste gelegde vrijgesproken.
Feit 2
In het dossier bevinden zich een viertal “inschrijvingen vennoot” en een “opgaaf betreffende functionarissen” met de inhoud zoals in de tenlastelegging onder 2 is weergegeven. Het verwijt dat verdachte onder dit feit wordt gemaakt is dat [bedrijf 1] deze bescheiden valselijk heeft opgemaakt en dat verdachte feitelijk leiding gevende dan wel opdrachtgever was met betrekking tot het opmaken van deze valse bescheiden (primair) dan wel dat hij zelf, al dan niet samen met anderen, deze bescheiden valselijk heeft opgemaakt.
Nog los van het feit dat de bescheiden ten aanzien van [persoon 4], [persoon 6] en [persoon 7] zijn opgemaakt op een tijdstip dat [bedrijf 1] nog niet was opgericht, hetgeen vrijspraak voor feit 1 primair ten aanzien van de bescheiden van de betreffende personen zou betekenen, is de rechtbank van oordeel dat uit het dossier niet op te maken valt wie deze bescheiden heeft opgemaakt.
Verdachte heeft weliswaar verklaard dat hij wel eens bij een inschrijving van Polen aanwezig is geweest, maar dat hij niet weet bij welke personen dat was. Uit de verklaringen die de desbetreffende personen hebben afgelegd over de inschrijving is onvoldoende vast te stellen wie deze bescheiden heeft opgemaakt.
Overigens acht de rechtbank ook niet bewezen dat verdachte, wanneer bewezen zou zijn dat verdachte direct betrokken was bij het opmaken van deze bescheiden, wist dat de valsheid daaruit bestond dat de genoemde Polen als vennoot in functie waren getreden. Verdachte ontkent dat te hebben geweten en in het dossier zijn verder onvoldoende aanwijzingen te vinden dat verdachte er ten tijde van het opmaken van de bescheiden wel van op de hoogte was dan wel van op de hoogte moest zijn dat de genoemde personen niet als vennoot in functie traden.
Verdachte wordt dan ook van zowel feit 2 primair als feit 2 subsidiair vrijgesproken.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
de rechtspersoon [bedrijf 1]
op een of meer tijdstip(pen)in
of
omstreeksde periode van 3 augustus 2007 tot en met 31 december 2008 te [pleegplaats]
,
althans in Nederland,twee
vier,
althans een of meerzogeheten "verklaringen
betreffende de toepasselijke wetgeving" (E 101 NL),
(elk
)zijnde een
geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk
heeft opgemaakt
of heeft laten opmaken danwel heeft vervalst of heeft laten
vervalsen, door toen en daar
(telkens
)opzettelijk en in strijd met de
waarheid de originele verklaring afgegeven door de Sociale Verzekeringsbank te
Amstelveen en voorzien van de datum 3 augustus 2007 en de
(unieke
)code
237797/816217/KVIIJZER, zonder toestemming en/of medeweten van de daarop
genoemde rechthebbende,
in te scannen, althansdigitaal vast te
leggen (bestand) en middels een computer te bewerken
of te laten bewerkendoor
in dat bestand/die vastlegging, middels overschrijving of kopiëring, te
vermelden
of te laten vermeldendat:
- de persoon [persoon 1] met de Poolse nationaliteit en aldaar woonachtig,
werkzaam als zelfstandige met/in het bedrijf [bedrijf 2], sinds 14
december 2006 als zelfstandige werkzaam is in Nederland en België( print
pagina 589-590 van het proces-verbaal ) en/of
-de persoon [persoon 2] met de Poolse nationaliteit en aldaar woonachtig,
werkzaam als zelfstandige met
/inhet bedrijf [bedrijf 3], sinds 9
januari 2007 als zelfstandige werkzaam is in Nederland en België
(
afschrift(print) pagina 615-616 van het proces-verbaal)en
/of
-de persoon [persoon 3] met de Poolse nationaliteit en aldaar woonachtig,
werkzaam als zelfstandige met
/inhet bedrijf [bedrijf 3], sinds 9
januari 2007 als zelfstandige werkzaam is in Nederland en België
(
afschrift(print) pagina 617-618 van het proces-verbaal ) en/of
-de persoon [persoon 4] met de Poolse nationaliteit en aldaar
woonachtig, werkzaam als zelfstandige met/in het bedrijf [bedrijf 4],
sinds 14 december 2006 als zelfstandige werkzaam is in Duitsland en België(
afschrift(print) pagina 622-623 van het proces-verbaal ),
zulks terwijl de originele verklaring met voormelde unieke code op 3 augustus
2007 uitsluitend en alleen was afgegeven voor de (werkzaamheden van de)
zelfstandige [persoon 5] met de Nederlandse nationaliteit en eigenaar van het
bedrijf [bedrijf 5], wonende te [plaats]
en/of de eerder genoemde
perso(o)n(en) [persoon 1] en/of [persoon 2] en/of [persoon 3] en/of [persoon 4]
niet als zelfstandige doch als werknemer(in dienstbetrekking) werkzaamheden
hebben/heeft verricht in Nederland en/of Duitsland en/of België,
zulks
(telkens
)met het oogmerk om
die/dat geschrift
(en)als echt en
onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken,
tot het plegen van welk bovenomschreven strafbare feit(en) hij, verdachte,
opdracht heeft gegeven dan welaan welke verboden gedraging
(en
)hij,
verdachte, feitelijke leiding heeft gegeven.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een taakstraf van 240 uur met aftrek van voorarrest plus een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft opgemerkt dat hij een dergelijke taakstraf, gezien zijn gezondheid niet kan volhouden. Daarnaast is verdachte van mening dat het OM zich er makkelijk van afmaakt door hem te vervolgen en de Polen die achter deze zaak zitten en bij wie het blijkbaar niet zo makkelijk is om ze aan te pakken, niet te vervolgen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft als feitelijk leidinggevende van [bedrijf 1] samen met medeverdachte [medeverdachte 1] een aantal zogenaamde E101-verklaringen valselijk opgemaakt en verstrekt aan Poolse ondernemers. Het doel van deze verklaringen is om als bewijs te dienen dat de op die verklaringen genoemde personen gedurende de vermelde periode onderworpen zijn aan de sociale verzekeringswetgeving van het land dat de verklaring heeft afgegeven.
Omdat op de onderhavige verklaringen stond vermeld dat de genoemde Polen als zelfstandige arbeid verrichten, terwijl in werkelijkheid sprake was van een dienstbetrekking, hadden over de aan hen uitbetaalde vergoeding loonheffing en premies zorgverzekeringswet moeten worden ingehouden en afgedragen. Nu dat niet is gebeurd, is door de Staat nadeel geleden.
Verdachte heeft door zijn handelen aan het ontstaan van dat nadeel meegewerkt.
Daarbij komt dat verdachte als feitelijk leidinggevende van de rechtspersoon [bedrijf 1], welk bedrijf de administratie van een aantal Poolse ondernemingen voerde, een extra verantwoordelijkheid had. De rechtbank rekent verdachte dit feit dan ook zwaar aan.
De rechtbank stelt vast dat de vervolging tegen verdachte is aangevangen op 13 juli 2011 ter gelegenheid van zijn eerste verhoor bij de SIOD en dat het bewezenverklaarde feit dateert uit de periode 2007/2008. De rechtbank zal bij de strafoplegging met de ouderdom van het feit en de lange termijn sinds de aanvang van de vervolging in het voordeel van verdachte rekening houden.
Ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden van verdachte neemt de rechtbank in aanmerking dat hij een slechte gezondheid geniet en een WAO-uitkering heeft.
De rechtbank betrekt voorts zeer sterk in haar overwegingen omtrent de straf dat tegen de vier Polen die leiding gaven aan de ondernemingen van de andere Polen en die volgens berekeningen van de SIOD een nadeel aan de Staat hebben veroorzaakt van bijna vier miljoen euro, geen verdere vervolging is ingesteld. Volgens de officier van justitie zal tegen deze Polen ook geen vervolging meer worden ingesteld.
De rechtbank kan zich voorstellen dat deze vaststelling voor verdachte wrang moet zijn.
Deze laatste omstandigheid heeft de rechtbank, naast het feit dat de rechtbank minder bewezen acht dan de officier van justitie, doen besluiten de eis van de officier van justitie fors te matigen.
De rechtbank acht oplegging van een taakstraf van 50 uur, gelet op genoemde omstandigheden, passend en noodzakelijk. De rechtbank realiseert zich dat een taakstraf voor verdachte, die door zijn ziekte beperkt is in zijn doen en laten, minder eenvoudig te verrichten is dan voor een gezond persoon, maar uit het over verdachte opgemaakte reclasseringsrapport maakt de rechtbank op dat de mogelijkheid bestaat om verdachte aangepast werk met een minimale belasting uit te laten voeren. Gelet op de termijn van een jaar binnen welke de taakstraf dient te worden voltooid, moet een taakstraf van 50 uur voor verdachte geen onoverkomelijke belasting zijn.
Een voorwaardelijke straf acht de rechtbank, gelet op de ouderdom van de feiten, niet langer opportuun.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 51, 57 en 225 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder 2 primair en subsidiair tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
feit 1 primair: Valsheid in geschrift, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging,
meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 50 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
25 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf naar rato van twee uur per dag.
Dit vonnis is gewezen door mr. Kooijman, voorzitter, mr. Schotanus en mr. Van de Wetering, rechters, in tegenwoordigheid van De Roos, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 29 januari 2014.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt -tenzij anders vermeld- bedoeld het eindproces-verbaal met dossiernummer 6640/2010/126, onderzoek Milaan, van de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 1680.
2.Het geschrift, zijnde een brief van de Belastingdienst aan de SVB, d.d. 25 mei 2010, met bijlage, pagina’s 0601 en 0602.
3.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van de SVB, pagina’s 1321 en 1322 van voornoemd eind-proces-verbaal.
4.Twee geschriften, te weten E101-verklaringen, pagina’s 0379, 0380, 0383 en 0384 van voornoemd eind-proces-verbaal.
5.Het proces-verbaal van verhoor getuige [persoon 5], pagina 1376 van voornoemd eind-proces-verbaal.
6.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1], pagina’s 134 en 135 van voornoemd eind-proces-verbaal.
7.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1], pagina’s 150 en 153 van voornoemd eind-proces-verbaal.
8.Een geschrift, zijnde een brief met bijlage, pagina’s 373 en 374 van voornoemd eindproces-verbaal.
9.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1], pagina 153 van voornoemd eind-proces-verbaal.
10.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1], pagina 160 van voornoemd eind-proces-verbaal.
11.De verklaring van de getuige [medeverdachte 1], afgelegd op de zitting van 15 januari 2014.
12.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [mevrouw 1], pagina 090 van voornoemd eind-proces-verbaal.
13.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [mevrouw 2], pagina 1370 van voornoemd eind-proces-verbaal.
14.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [persoon 5], pagina 1378 van voornoemd eind-proces-verbaal