In deze zaak heeft de coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid naar Belgisch recht, Roosendaal Keyzer Advocaten, een verzoek ingediend tot begroting van advocatenwerkzaamheden door de Raad van de Orde van Advocaten te Antwerpen. De vordering betreft een bedrag van € 23.350,--, vermeerderd met rente en kosten, voor onbetaalde declaraties die Roosendaal heeft ingediend voor werkzaamheden verricht in een procedure bij de Rechtbank van Koophandel te Antwerpen, die eindigde met een vonnis op 26 mei 2010. Roosendaal heeft zich bereid verklaard om mee te werken aan de begrotingsprocedure, die nog niet van start is gegaan.
HRC N.V., de gedaagde partij, heeft de declaraties van Roosendaal ter begroting voorgelegd aan de Raad van de Orde van Advocaten te Antwerpen, maar betwist dat er sprake is van nalatigheid aan haar kant. Roosendaal stelt dat de proceskosten in het incident voor rekening van HRC dienen te komen, omdat het aan HRC te wijten is dat de begrotingsprocedure nog niet is gestart. De rechtbank overweegt dat zij bevoegd is om kennis te nemen van de vordering van Roosendaal, ondanks dat op de vordering Belgisch recht van toepassing is.
De rechtbank heeft besloten om de Raad van de Orde van Advocaten te Antwerpen te verzoeken om de ereloonstaat van Roosendaal te begroten. HRC dient ervoor te zorgen dat het procesdossier vóór 1 juni 2014 aan de Raad ter beschikking wordt gesteld. De rechtbank houdt de procedure aan in afwachting van de uitkomst van de begrotingsprocedure en verwijst de zaak naar de parkeerrol. De beslissing van de rechtbank is openbaar uitgesproken op 30 april 2014.