ECLI:NL:RBZWB:2014:4513

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 april 2014
Publicatiedatum
7 juli 2014
Zaaknummer
C/12/80811 / HA ZA 11-396
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot begroting van advocatenwerkzaamheden door de Raad van de Orde van Advocaten te Antwerpen

In deze zaak heeft de coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid naar Belgisch recht, Roosendaal Keyzer Advocaten, een verzoek ingediend tot begroting van advocatenwerkzaamheden door de Raad van de Orde van Advocaten te Antwerpen. De vordering betreft een bedrag van € 23.350,--, vermeerderd met rente en kosten, voor onbetaalde declaraties die Roosendaal heeft ingediend voor werkzaamheden verricht in een procedure bij de Rechtbank van Koophandel te Antwerpen, die eindigde met een vonnis op 26 mei 2010. Roosendaal heeft zich bereid verklaard om mee te werken aan de begrotingsprocedure, die nog niet van start is gegaan.

HRC N.V., de gedaagde partij, heeft de declaraties van Roosendaal ter begroting voorgelegd aan de Raad van de Orde van Advocaten te Antwerpen, maar betwist dat er sprake is van nalatigheid aan haar kant. Roosendaal stelt dat de proceskosten in het incident voor rekening van HRC dienen te komen, omdat het aan HRC te wijten is dat de begrotingsprocedure nog niet is gestart. De rechtbank overweegt dat zij bevoegd is om kennis te nemen van de vordering van Roosendaal, ondanks dat op de vordering Belgisch recht van toepassing is.

De rechtbank heeft besloten om de Raad van de Orde van Advocaten te Antwerpen te verzoeken om de ereloonstaat van Roosendaal te begroten. HRC dient ervoor te zorgen dat het procesdossier vóór 1 juni 2014 aan de Raad ter beschikking wordt gesteld. De rechtbank houdt de procedure aan in afwachting van de uitkomst van de begrotingsprocedure en verwijst de zaak naar de parkeerrol. De beslissing van de rechtbank is openbaar uitgesproken op 30 april 2014.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Civiel recht
Zittingsplaats: Middelburg
zaaknummer / rolnummer: C/12/80811 / HA ZA 11-396
Vonnis van 30 april 2014
in de zaak van
de coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid naar Belgisch recht
ROOSENDAAL KEYZER ADVOCATEN,
gevestigd en kantoorhoudende te Antwerpen (België),
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. S. d'Hooghe te Terneuzen,
tegen
de naamloze vennootschap
HRC N.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Terneuzen,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. J.M. de Jonge te Goes.
Partijen zullen hierna Roosendaal en HRC worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de conclusie van antwoord in het incident tevens houdende voorwaardelijke incidentele vordering afgifte stukken ex art. 843a RV
  • de nadere conclusie in het incident zijdens HRC
  • de antwoordakte met betrekking tot producties bij antwoord in het incident zijdens Roosendaal.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten in het incident

2.1.
Roosendaal heeft aan HRC juridische bijstand verleend in een procedure bij de Rechtbank van Koophandel te Antwerpen. Zij vordert in de hoofdzaak, samengevat, veroordeling van HRC tot betaling aan haar van een bedrag van € 23.350,-- vermeerderd met rente en kosten. De vordering betreft onbetaalde declaraties van Roosendaal wegens door Roosendaal voor HRC verrichte werkzaamheden in een procedure bij de Rechtbank van Koophandel te Antwerpen die eindigde met een vonnis op 26 mei 2010.
2.2.
Roosendaal heeft zich na het nemen van de conclusie van antwoord in deze procedure, vrijwillig bereid verklaard mee te werken aan de begrotingsprocedure bij de Raad van Orde van Advocaten te Antwerpen. Die procedure heeft nog geen aanvang genomen.
2.3.
Het procesdossier in de zaak waarin Roosendaal HRC heeft bijgestaan, bevindt zich bij de huidige Belgische advocaat van HRC, mr. E. Pringuet te Gent.

3.Het geschil en de beoordeling daarvan

3.1.
HRC verzoekt de declaraties van Roosendaal ter begroting voor te leggen aan de Raad van de Orde van Advocaten te Antwerpen. Zij betwist dat er sprake is van nalatigheid aan haar kant ten aanzien van het meewerken aan de begrotingsprocedure, zodat er geen reden is om haar in de proceskosten te veroordelen.
3.2.
Roosendaal refereert zich primair aan het oordeel van de rechtbank en stelt dat de proceskosten in het incident voor rekening van HRC dienen te komen, nu het aan HRC te wijten is dat de begrotingsprocedure bij de Raad van de Orde van Advocaten te Antwerpen niet van start is gegaan. Subsidiair, voor het geval de incidentele vordering wordt afgewezen, verzoekt zij HRC te veroordelen tot afgifte van een afschrift van het volledige procesdossier in de zaak waar de ereloonstaat waarvan door haar betaling wordt gevorderd betrekking op heeft, zulks op grond van artikel 843 a Rv.
3.3.
De rechtbank overweegt als volgt. Naar Nederlands recht zou de rechtbank onbevoegd zijn indien de begrotingsprocedure van toepassing zou zijn. In casu is tussen partijen niet (meer) in geschil dat de rechtbank bevoegd is om kennis te nemen van de vordering van Roosendaal en dat op die vordering Belgisch recht van toepassing is.
Uit hun stellingen volgt dat partijen het er kennelijk over eens zijn dat de declaraties van Roosendaal ter begroting voorgelegd kunnen worden aan de Raad van de Orde van Advocaten te Antwerpen. De rechtbank heeft teneinde te kunnen beslissen omtrent de vordering van Roosendaal ook behoefte aan een advies van genoemde Raad. Zij zal deze Raad dan ook op onderstaande wijze verzoeken om de betreffende ereloonstaat van Roosendaal te begroten.
HRC dient er in dit kader zorg voor te dragen dat het betreffende procesdossier vóór 1 juni 2014 aan de Raad van de Orde van Advocaten te Antwerpen ter beschikking wordt gesteld. Indien HRC daartoe niet overgaat zal de rechtbank daaraan de conclusie verbinden die haar geraden voorkomt.
3.4.
De onderhavige procedure zal worden aangehouden in afwachting van de uitkomst van de begrotingsprocedure bij de Raad van de Orde van Advocaten te Antwerpen. De rechtbank verwijst de zaak in afwachting daarvan naar de parkeerrol.

4.De beslissing

De rechtbank
in het incident en in de hoofdzaak
4.1.
verzoekt de Raad van de Orde van Advocaten te Antwerpen de ereloonstaat d.d. 27 oktober 2010 van [naam advocaat bij eiseres], ten bedrage van
€ 23.350,-- betreffende de voor HRC verrichtte werkzaamheden in de procedure bij de Rechtbank van Koophandel te Antwerpen die eindigde met een vonnis op 26 mei 2010, te begroten en zijn bevindingen zo spoedig mogelijk aan de rechtbank Zeeland-West-Brabant locatie Middelburg, onder vermelding van bovenvermeld nummer te doen toekomen,
4.2.
bepaalt dat de zaak op de parkeerrol zal komen van
1 oktober 2014,
4.3.
draagt de griffier op de zaak op een eerdere rol te plaatsen na ontvangst ter griffie van de begroting door de Raad van de Orde van Advocaten te Antwerpen, op een termijn van vier weken,
4.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.K. van der Lende-Mulder Smit en in het openbaar uitgesproken op 30 april 2014. [1]

Voetnoten

1.type: aij