Op 2 juli 2014 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, zitting houdende in de wrakingskamer, het verzoek tot wraking van mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren afgewezen. Het wrakingsverzoek was ingediend door een verzoeker zonder bekende woon- of verblijfplaats, die zich beklaagde over de behandeling van zijn rechtszaken door de rechter en de overheid in het algemeen. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat het verzoeker vooral ging om zijn onvrede met de overheid en de rechtspraak, en dat deze gevoelens niet voldoende grond vormden voor een wrakingsverzoek. De rechter heeft in haar verweer aangegeven dat zij geen blijk heeft gegeven van partijdigheid of vooringenomenheid en dat het wrakingsverzoek niet was onderbouwd met concrete feiten die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel zouden trekken.
De wrakingskamer heeft de procedure en de eerdere beslissingen in de zaken AWB 13/1869, AWB 13/2510 en AWB 13/2523 in overweging genomen. De verzoeker had eerder beroep ingesteld tegen beslissingen van de inspecteur van de Belastingdienst, die zijn bezwaarschriften had afgewezen. Tijdens de zitting op 22 april 2014 was de verzoeker gehoord, maar hij was van mening dat de rechter hem onvoldoende gelegenheid had geboden om zijn standpunten toe te lichten. De wrakingskamer heeft echter vastgesteld dat de verzoeker voldoende gelegenheid heeft gekregen om zijn standpunten naar voren te brengen.
De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat er geen objectief gerechtvaardigde gronden voor wraking aanwezig waren en dat het verzoek tot wraking derhalve moest worden afgewezen. De behandeling van de eerder genoemde zaken zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevonden ten tijde van de indiening van het wrakingsverzoek.