ECLI:NL:RBZWB:2014:4440

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 juli 2014
Publicatiedatum
2 juli 2014
Zaaknummer
280987 HA RK 14-82
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van het wrakingsverzoek tegen rechter mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren

Op 2 juli 2014 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, zitting houdende in de wrakingskamer, het verzoek tot wraking van mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren afgewezen. Het wrakingsverzoek was ingediend door een verzoeker zonder bekende woon- of verblijfplaats, die zich beklaagde over de behandeling van zijn rechtszaken door de rechter en de overheid in het algemeen. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat het verzoeker vooral ging om zijn onvrede met de overheid en de rechtspraak, en dat deze gevoelens niet voldoende grond vormden voor een wrakingsverzoek. De rechter heeft in haar verweer aangegeven dat zij geen blijk heeft gegeven van partijdigheid of vooringenomenheid en dat het wrakingsverzoek niet was onderbouwd met concrete feiten die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel zouden trekken.

De wrakingskamer heeft de procedure en de eerdere beslissingen in de zaken AWB 13/1869, AWB 13/2510 en AWB 13/2523 in overweging genomen. De verzoeker had eerder beroep ingesteld tegen beslissingen van de inspecteur van de Belastingdienst, die zijn bezwaarschriften had afgewezen. Tijdens de zitting op 22 april 2014 was de verzoeker gehoord, maar hij was van mening dat de rechter hem onvoldoende gelegenheid had geboden om zijn standpunten toe te lichten. De wrakingskamer heeft echter vastgesteld dat de verzoeker voldoende gelegenheid heeft gekregen om zijn standpunten naar voren te brengen.

De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat er geen objectief gerechtvaardigde gronden voor wraking aanwezig waren en dat het verzoek tot wraking derhalve moest worden afgewezen. De behandeling van de eerder genoemde zaken zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevonden ten tijde van de indiening van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Wrakingskamer
Locatie: Breda
Procedurenummer: 280987 HA RK 14-82
Beslissing van 2 juli 2014 inzake het wrakingsverzoek, ex artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), van:
[verzoeker],
zonder bekende woon- of verblijfplaats,
hierna te noemen verzoeker.

1.Het verdere procesverloop

Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • de door de wrakingskamer gewezen tussenbeslissing van 21 mei 2014, met alle daarin genoemde stukken, en
  • de ingevolge die beslissing heropende en voortgezette behandeling van het wrakingsverzoek, waarbij zijn verschenen verzoeker en mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, senior rechter in deze rechtbank.

2.De tussenbeslissing van de wrakingskamer van 21 mei 2014

2.1.
Bij deze tussenbeslissing is op de gronden als daarin vermeld het door verzoeker tevens gedaan verzoek tot wraking van de wrakingskamer buiten behandeling gelaten en is bepaald dat de behandeling van verzoekers wrakingsverzoek tegen mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren zal worden heropend en voortgezet op 30 juni 2014.

3.Het verzoek tot wraking van mr. Beukers-van Dooren

3.1.
Het verzoek strekt tot wraking van mr. Beukers-van Dooren, voornoemd, hierna te noemen de rechter, belast met de behandeling van het door verzoeker ingestelde beroep, met procedurenummers AWB 13/1869, 13/2510 tot en met 13/2523.
2.2.
De rechter berust niet in het verzoek tot haar wraking.

3.De gronden van het wrakingsverzoek

3.1.
Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen de beslissingen van de inspecteur van de Belastingdienst te Breda, gegeven op zijn bezwaarschrift tegen de aan hem opgelegde naheffingsaanslagen en boetebeschikkingen motorrijtuigenbelasting. Bij die beslissingen heeft de inspecteur het bezwaar van verzoeker afgewezen.
3.2.
De behandeling van het beroep door de rechter heeft plaatsgevonden ter zitting van 22 april 2014, waarbij verzoeker, alsook de inspecteur zijn gehoord. De rechter heeft hierna het onderzoek ter zitting gesloten en meegedeeld dat op 25 april 2014 mondeling uitspraak zal worden gedaan.
3.3.
Blijkens zijn nadien ingekomen wrakingsverzoek baseert verzoeker dit op de naar zijn opvatting totale incompetentie van de staatsinstellingen hier te lande.
3.4.
Verzoeker grondt deze opvatting onder meer op zijn geschillen met zijn voormalige verhuurder, de [verhuurder], en op zijn op ervaringen met een vijftal ter zake daarvan gevoerde procedures. De in die procedures door hem en overige huurders gevoerde rechtsstrijd is volgens verzoeker door de behandelend rechter daarvan gecorrumpeerd, wat naar zijn mening heeft geleid tot allerlei onnodige vertragingen en tot verergering van de klachten en zelfs uiteindelijk tot het verlies van zijn woning. Dit laatste volgens verzoeker door de totale incompetentie van de wrakingskamer van de betreffende rechtbank, die meegestuurde vonnissen zoek heeft doen raken. Verzoeker voert verder aan dat door de repressieve houding van die rechter geen advocaat bereid is gebleken beroep tegen diens beslissingen in te stellen.
4.3.
Daarnaast betoogt verzoeker dat de afhandeling door justitie van zijn aangifte van zijn mishandeling schandalig is geweest.
4.4.
Als gevolg van dit alles stelt verzoeker dat hij geen enkel vertrouwen meer heeft in de Nederlandse overheidsinstanties.
4.5.
Weliswaar heeft de rechter bij de behandeling van zijn beroep volgens verzoeker hieraan aandacht besteed, maar op een zodanige wijze en gelardeerd met zodanige vooringenomen uitingen, dat hij de behandeling, gezien de ernst van zijn situatie, ontoereikend acht en daarom de rechter wraakt.
4.6.
Ter gelegenheid van de heropende behandeling van het wrakingsverzoek heeft verzoeker nog aangevoerd dat de rechter hem op de zitting volstrekt onvoldoende de gelegenheid heeft geboden de achtergronden van zijn ervaringen met de overheid en de rechtspraak, welke hebben geleid tot de situatie waarin hij thans verkeert, toe te lichten.

5.Het standpunt van de rechter

De rechter voert aan dat het haar bij de behandeling van het beroepschrift van verzoeker op de zitting zonder meer duidelijk is geworden dat verzoeker boos is op het totale overheidssysteem en dat met name de wijze van behandeling van zijn rechtszaken door een collega-rechter bij een andere rechtbank voor verzoeker een groot pijnpunt vormt. Zij stelt dat zij echter op geen enkele wijze blijk heeft gegeven van partijdigheid of vooringenomenheid, dan wel enige schijn daarvoor heeft gewekt. De rechter meent dan ook dat het wrakingsverzoek behoort te worden afgewezen.

6.De beoordeling en de gronden daarvoor

6.1.
Ingevolge artikel 8:15van de Awb kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
6.2.
Daarbij moet voorop worden gesteld dat bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter als uitgangspunt dient, dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert dat een rechter ten aanzien van een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die partij daarvoor bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
6.3.
Naar het oordeel van de wrakingskamer doet zich een dergelijke omstandigheid in het onderhavige geval niet voor.
6.4.
De wrakingskamer stelt vast dat verzoeker zijn wrakingsverzoek in hoofdzaak grondt op het op zijn ervaringen gebaseerde misnoegen en wantrouwen tegen de overheid in het algemeen en de rechtspraak in het bijzonder. Dit kan echter niet leiden tot een objectief gerechtvaardigde grond voor wraking van deze rechter. Een wrakingsgrond moet zijn gelegen in feiten of omstandigheden die betrekking hebben op (de persoon) van de rechter die de zaak, waarin de wraking zich voordoet, behandelt. De rechter is op geen enkele wijze bij die eerdere rechtszaken van verzoeker betrokken geweest, noch heeft zij daarmee enige andere bemoeienis heeft gehad.
6.5.
Daarnaast is de door verzoeker wel specifiek tegen de rechter gerichte wrakingsgrond, ertoe strekkende dat zij bij de behandeling ter zitting van zijn beroepschrift uitingen van vooringenomenheid heeft gedaan, niet aannemelijk geworden. Verzoeker heeft dit op geen wijze onderbouwd of geconcretiseerd, terwijl daarvoor evenmin in het proces-verbaal van de zitting enige aanwijzing is te vinden. Dit laatst geldt tevens voor de door verzoeker nog aangevoerde wrakingsgrond dat hij volstrekt onvoldoende door de rechter op de zitting in de gelegenheid is gesteld zijn standpunten toe te lichten. Uit het proces-verbaal blijkt echter dat verzoeker daartoe ruimschoots de gelegenheid is geboden en dat hij daarvan ook gebruik heeft gemaakt. Dat verzoeker dit in zijn eigen beleving anders heeft ervaren, kan er niet toe leiden dat sprake is van een, naar objectieve maatstaven gemeten, gerechtvaardigde wrakingsgrond.
6.6.
Dit leidt ertoe dat het wrakingsverzoek behoort te worden afgewezen.

7.Beslissing

De rechtbank:
  • wijst het verzoek tot wraking af;
  • bepaalt dat de behandeling van de zaken met procedurenummers AWB 13/1869, 13/2510 tot en met 13/2523 zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevonden ten tijde van de schorsing wegens de indiening van dit verzoek.
Deze beslissing is gegeven op 2 juli 2014, door mrs. G.J.E. Poerink, M.M. Steenbeek en D. Hund, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van A.C.L.M. de Jong, griffier.
--